Leesfragment: Dansen in tijden van droogte

16 oktober 2021 , door Bart Koubaa
|

19 oktober verschijnt Bart Koubaa’s non-fictiedebuut, Dansen in tijden van droogte. Wij publiceren voor.

‘Hoe loopt een mens – de fotograaf – rond in de wereld? Zonder wegenkaart en met een geweten, neem ik aan.’

Wanneer zijn vrouw hem een krantenfoto toont van Juma Collins, een levende vogelverschrikker op een rijstveld in de buurt van het Victoriameer, besluit Bart Koubaa op zoek te gaan naar de jonge Keniaan. ‘Wat weet ik van Kenia?’ vraagt hij zich gaandeweg af. Hij heeft besloten zich voor zijn project ver van zoekmachines op internet vandaan te houden, wil informatie uit de eerste hand en ontmoet tijdens een zomerreisje naar de Ardennen toevallig een oude bekende die drie jaar in Kenia heeft gewoond en gewerkt. Maar Koubaa wil niet alleen meer te weten komen over Kenia en een onbekende vinden, hij doet de vogelverschrikker ook een belofte.

‘Als schrijver voel ik een zekere verwantschap met jou; allebei zitten we de hele dag op een stoel, jij bewaakt het veld en de rijst, ik mijn gedachten en mijn zinnen; al jaag jij de vogels weg en bestudeer ik ze door mijn verrekijker, allebei zorgen we uiteindelijk voor voedsel voor lichaam en geest.’

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Het leven en de dood van Jacob QueridoDe vogels van Europa, Maria van Barcelona, Een goede vriend en Ninja Nero. Tevens was Bart Koubaa onze writer in residence van maart 2009. Onze recensent Irwan Droog schreef een recensie over De Brooklynclub.

 

Juma Collins, bij benadering

Zondag 24 mei 2020. Mijn vrouw toont me een foto die in de cultuurbijlage van de krant staat afgedrukt. ‘Dit is iets voor jou,’ zegt ze en vertelt me wat ik zie: een levende vogelverschrikker midden in een rijstveld ergens in Afrika. Het beeld intrigeert me, en ik zie niet wat er is afgebeeld – een man die vogels verjaagt – maar de hoofdpersoon van de roman die ik aan het afwerken ben: een regendanser. Ik ben volledig in de ban van Kaminski, een man met de gave de regen op te roepen door op een houten deur te tapdansen. Hij trekt van dorp naar dorp om er op te treden en de droogte te verdrijven. Ik ben bij het laatste hoofdstuk – getiteld ‘Kan ik iets voor je doen?’ – als ik de foto zie.
Wanneer ik een week later op een broeierige pinksterzondag mijn voltooide roman opsla en afsluit, daalt de levende vogelverschrikker van de foto als een Afrikaanse geest op mijn schrijftafel neer.
‘Kan ik iets voor je doen?’ vraag ik.
‘Jazeker,’ zegt hij, ‘je kunt de fictie schrappen’, en hij stijgt weer op en verlaat wervelend mijn schrijfkamer door de hor in het rechterraam. Ik volg hem over het park en de oranje en zwarte zadeldaken tot hij iets voorbij het klokkentorentje van de kerk van het Klein Begijnhof uit het zicht verdwijnt. Als ik dan puur uit gewoonte een nieuw document open en achteloos de titel van mijn roman Dansen in tijden van droogte typ, snap ik wat de levende vogelverschrikker me wilde zeggen: ik moet geen geest najagen en geen romanpersonage op de wereld loslaten, ik moet op zoek naar een man van vlees en bloed die hoogstwaarschijnlijk in een rijstveld vogels zit te verjagen. En dat ga ik doen.

***

Ik hang de foto met onderschrift in mijn schrijfkamer op. Het onderschrift luidt: ‘Kabonyo, Kenia. Voor een maandloon van zo’n 70 euro speelt Juma Collins (18) de hele dag voor vogelverschrikker in deze rijstvelden. Door de rijstteelt filtert het moerasgebied minder schoon water weg naar het meer dan vroeger.’ Dat meer is het Victoriameer, waar fotograaf Frédéric Noy vorig jaar vele maanden heeft doorgebracht en er begeesterde en poëtische beelden heeft gemaakt van de overlevingsstrijd van het meer en de mensen die eromheen wonen. ‘De mensen hebben het lastig, het meer heeft het lastig. Maar her en der flonkert de hoop,’ aldus de inleiding van het korte artikel bij de tien afgedrukte foto’s, die zo ook – terecht of ten onrechte – een kritische, maar hoopvolle boodschap brengen.
Mijn doel houdt zich dus op in Kenia, in de buurt van het Victoriameer, dat, als ik de krant mag geloven, ruim twee keer zo groot is als België. Ik ben mijn vingers, die op het punt staan ‘Victoriameer’ in de zoekmachine in te tikken, te snel af. Ik wil me voor dit project beperken tot het hoogstnodige: het artikel en mijn kennis, mijn onwetendheid in feite.
‘Misschien kan hij alleen geluiden maken om de vogels weg te jagen,’ werpt mijn vrouw in het midden als ik haar over mijn onderzoek vertel. Dat zou kunnen, maar ik ga ervan uit dat ik een jongeman zal vinden die kan praten en hopelijk ook kan schrijven; een levende vogelverschrikker die 70 euro per maand verdient en ten minste één geel T-shirt heeft, dat leid ik af uit de foto van Noy.
Ik voel me ongemakkelijk bij ‘en hopelijk ook kan schrijven’, dat ik automatisch heb ingetikt. Wat weet ik van de jongeman op de foto? Wat weet ik van Kenia? Ik kan het land niet eens op de kaart van Afrika aanwijzen. Tot mijn opluchting staat bij het artikel een kaartje van het Victoriameer en van Afrika waarop het Victoriameer rood is omcirkeld. Juma Collins en ik nu ook, wij bevinden ons dus in Oost-Afrika.
Wat kan ik nog meer over de foto zeggen? Elk jaar geef ik mijn studenten de opdracht een foto uitgebreid te bespreken, dan moet ik het nu zelf maar een keer doen.
Ik kijk naar de foto van Juma Collins, achttien jaar, een levende vogelverschrikker in een rijstveld bij het Victoriameer. Zonder het bijschrift onder de foto had ik iets anders gezien. Maar wat zie ik? Ik zie een derde lucht, een verloop van donkerblauw bovenaan naar lichtblauw, twee derde groen rijstveld met in het midden een constructie van houten palen en blauw plastic, een tentje waarin Juma Collins, geel T-shirt, gele pet, op een krukje met zeven poten voor zich uit zit te staren. Zoals het elke vogelverschrikker betaamt, de levende en de niet-levende, steekt Juma Collins in zijn tentje scherp af tegen de horizon.
De lucht en het veld worden doormidden gesneden door bomen en een weg, nauwelijks zichtbaar, een strakke lijn die als het ware door Juma Collins’ ogen loopt en zijn gezicht benadrukt. Dat gezicht, in zijaanzicht gefotografeerd als was het een politiefoto, is nauwelijks leesbaar, het lijkt een silhouet. Ik haal het vergrootglas van mijn vader erbij. Voor mij ligt uiteraard niet de originele foto, maar een reproductie in de krant.
Ten eerste valt me op dat op de korte stokken die het krukje vormen een doek ligt als was het een zadel. Ik merk naast het krukje ook een achtste poot op, waarvan niet duidelijk is waarvoor hij dient. Ten tweede wordt het beeld niet door een weg doormidden gesneden, maar door een bos waarvoor tenten of hutten staan, die ik voor auto’s hield, links erboven hangen twee verwaarloosbare witte wolkjes, rechts lijkt een even verwaarloosbare rookpluim uit het bos op te stijgen, maar dat kan net zo goed een billboard zijn, want achter de rij bomen kan wel degelijk een weg liggen, mogelijk naar het Victoriameer. In de verte merk ik eenzelfde tentje op; Juma Collins is niet alleen, er zijn nog meer vogelverschrikkers aan het werk, wat logisch lijkt gezien de omvang van het rijstveld.
Is dat een kort geweer tussen Juma Collins’ knieën geklemd of een houten klepper? In zijn broek zitten scheuren, en op zijn gele T-shirt staat de tekening van een man die me aan Samuel L. Jackson doet denken. Zijn pet is ook geel, wat erop staat is niet te lezen. Of hij schoenen draagt, kan ik niet zien.
Naar het observatietentje loopt een smalle zandweg, waarop geen sporen van fietsen te ontdekken zijn, maar de weg suggereert dat Juma Collins komt en gaat en eventueel afgelost wordt; iemand moet de vogels verjagen als ze ’s nachts in de rijstvelden neerstrijken. Of slapen ze dan in de omringende rietvelden? De palen waarmee het tentje is gebouwd, zijn aan elkaar gesjord met touw en het doorzichtig blauwe plastic zeil eromheen correspondeert met het blauw van de hemel, alsof hij een gevallen engel is. Of nee, Juma Collins zit in een groot ijsblok vast. Maar hij is op zijn hoede. Hij zit roerloos naar het veld te staren. Er is geen vogel te bespeuren, hij doet zijn werk goed.
Uit het licht dat over het rijstveld valt en de schaduw van het observatietentje rechts ervan, lees ik af dat de zon al vrij hoog stond toen de foto werd genomen. Zijn houding verraadt dat hij daar al een tijdje zit en dat het niet de eerste keer is dat hij daar zit. Voor een levende vogelverschrikker zit hij perfect. Anderzijds is het niet duidelijk of de fotograaf hem heeft geregisseerd. De hele foto, duidelijk niet met een telelens genomen maar op zichtbare afstand van het onderwerp, kan natuurlijk bewerkt zijn. En hoewel ik aanvoel dat de ethische regels werden gerespecteerd voor, tijdens en na het fotograferen, kan ik niet zeggen dat de foto van Juma Collins representatief is voor de werkelijke Juma Collins. Ik weet zelfs niet of de foto echt over hem gaat, of over het Victoriameer.
Volgens het onderschrift is Juma Collins achttien. Misschien is het zo gegaan: hij werd wakker door een kraaiende haan, trok zijn kleren aan, dronk koffie en liep naar het rijstveld. Toen de eerste vogels opdaagden verliet hij, lawaai makend met de houten klepper, zijn schuilplaats. Daarna ging hij weer op het krukje zitten wachten. Terwijl hij wachtte op de komst van de vogels die zich aan de rijst tegoed wilden doen, en de fotograaf hem vastlegde, richtte hij zich tot God en bad hij om regen of smeekte hij af dat de vader aan wie hij de hand van een meisje ging vragen hem zijn zegen zou geven.
‘Misschien voert hij een taakstraf uit,’ suggereert mijn vrouw als ik zeg dat ik geen idee heb wie Juma Collins is, dat ik ervan uitga dat het een goede man is. Daarmee zegt ze niets wezenlijk over Juma Collins, maar verwijst eerder naar de merkwaardigheid van het werk dat hij doet. Uit het onderschrift onder de foto kan ik echter opmaken dat hij geen taakstraf uitvoert omdat hij 70 euro per maand verdient. Dat, naast zijn naam en beroep, kan ik met zekerheid vaststellen. Als het bijschrift onder de foto klopt.
Suggereert de foto dat de rijstvelden slecht zijn voor het meer, dat door de rijstteelt het moerasgebied minder schoon water wegfiltert naar het meer dan vroeger, zoals onder de foto werd geschreven? Niet echt, hij roept bij mij alleszins niet de keuze tussen economie of ecologie op, of zoals het korte stuk bij de foto’s het stelt: ‘Overleef ik, of overleeft het meer?’ Wel vind ik het daarentegen merkwaardig dat op de foto geen flesje water te bespeuren is. Juma Collins moet toch drinken? Als er een flesje water naast Juma Collins stond, vond de fotograaf het mogelijk storend in het beeld en heeft hij gevraagd het te verbergen.
Onder de foto staat dat Juma Collins de hele dag voor vogelverschrikker speelt. ’s Nachts dus niet. Dat ‘voor vogelverschrikker spelen’ stoort me trouwens wat. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat hij daar in dat rijstveld niet doet alsof, dat hij voor 70 euro in de maand geen voorstelling geeft, waarvan ik een toeschouwer ben. Toch zit ik op een afstand naar hem te kijken, zie ik hem, waarmee ik aanvaard dat hij bestaat, dat hij ook een mens is met gedachten, emoties en verlangens, en, in tegenstelling tot een echte vogelverschrikker, langer dan een seizoen meegaat.
Ik kijk naar de foto van Juma Collins, een jongeman eenzaam in een tentje op een rijstveld, de vogels zien hem niet, ik wel. Ik merk veel leegte op rondom de vogelverschrikker. Het uitgestrekte groene veld en de blauwe lucht roepen een onbegrensdheid op, maar benadrukken tegelijkertijd het wezenlijke, namelijk een mens met dromen en verlangens die de eindjes aan elkaar probeert te knopen en voor 70 euro per maand vogels van een rijstveld verjaagt. Zoals hij daar pretentieloos zit, nog net niet met gespreide armen op het veld staat om omver te worden geblazen en weer op te worden gezet, dat spoort mij aan hem te zoeken.
Ik heb de levende vogelverschrikker kunnen identificeren, maar hoe moet ik Juma Collins vinden? Mijn zoon vindt maar liefst achttien Juma Collins op sociaalnetwerksites, mijn vrouw stuurt me de gegevens van de fotograaf door via WhatsApp. Het e-mailadres licht blauw op nadat ik het heb ingetikt, het bestaat, het is bruikbaar.

 

Copyright © 2021 Bart Koubaa

pro-mbooks1 : athenaeum