Leesfragment: De belofte

13 juli 2021 , door Damon Galgut
|

Nu in vier Athenaeum Boekhandels: Damon Galguts nieuwe roman De belofte (The Promise), vertaald door Rob van der Veer. Lees bij ons zijn toelichting op de vertaling - en de eerste pagina's. En bekijk het gesprek bij SPUI25 tussen Toef Jaeger en Galgut.

Een meesterlijke familiegeschiedenis tegen de achtergrond van het veranderende Zuid-Afrika

Kort voor haar overlijden dwingt Amor Swarts moeder haar man een belofte af. Het jonge meisje is daarvan een stille getuige: hun zwarte hulp, Salomé, zal haar eigen huis krijgen, als dank voor jarenlange trouwe dienst. Amors vader heeft echter zijn eigen prioriteiten en de belofte wordt niet ingelost. Na zijn dood ontstaan nieuwe kansen, maar Amors broer en zus gaan hun eigen weg en blijven zich verzetten: Anton is lafhartig en maakt geen keuzes, Astrid is gefocust op haar eigen gewin. Amor blijft achter met een sluimerend schuldgevoel. Kan zij nog iets uitrichten of is het daarvoor te laat?

 

Ma

Zodra de metalen doos haar naam uitspreekt, weet Amor dat het gebeurd is. Ze verkeert al de hele dag in een gespannen, hoofdpijnachtige stemming, bijna alsof ze in een droom is gewaarschuwd, maar niet meer weet wat die waarschuwing inhoudt. Een teken of beeld, dicht onder het oppervlak. Problemen benedendeks. Ondergronds vuur.
Maar als de woorden hardop tegen haar gezegd worden, hecht ze er geen geloof aan. Ze doet haar ogen dicht en schudt haar hoofd. Nee, nee. Het kan niet waar zijn wat haar tante haar net verteld heeft. Er is niemand dood. Het is maar een woord, meer niet. Ze kijkt naar het woord dat daar op het bureau ligt als een insect op zijn rug, zonder verklaring.
Dat is in het kantoor van mevrouw Starkey, waar de stem over de intercom haar naartoe heeft gestuurd. Amor wacht en wacht al zo lang op dit moment, heeft zich er zo vaak een voorstelling van gemaakt, dat het al een feit lijkt te zijn. Maar nu het moment echt is aangebroken, voelt het veraf en droomachtig. Het is niet gebeurd, niet in het echt. En vooral niet met ma, die altijd, altijd in leven zal blijven.
Gecondoleerd, zegt mevrouw Starkey weer en verbergt haar grote tanden achter dunne, samengeperste lippen. Volgens sommige andere meisjes is mevrouw Starkey lesbisch, maar het is moeilijk voorstelbaar dat ze met iemand aan seks zou doen. Of misschien heeft ze het één keer gedaan en walgt ze er sindsdien voorgoed van. Het is een verdriet dat we allemaal moeten dragen, gaat ze op ernstige toon verder, terwijl tante Marina trilt en telkens even met een tissue haar ogen dept, hoewel ze altijd op ma heeft neergekeken en het haar geen zier kan schelen dat ze dood is, ook al is ze dat niet.
Haar tante loopt met haar mee naar beneden en wacht buiten terwijl Amor naar het leerlingenpension gaat om haar koffer in te pakken. Ze woont er al zeven maanden, wachtend tot wat niet gebeurd is gaat gebeuren, en elke seconde van die periode heeft ze de lange, koude zalen met hun vloerbedekking van linoleum gehaat, maar nu ze moet vertrekken, wil ze niet weg. Het enige wat ze wil is op haar bed gaan liggen, in slaap vallen en nooit, nooit meer wakker worden. Net als ma? Nee, niet net als ma, want ma ligt niet te slapen.
Langzaam stopt ze haar kleren in de koffer en gaat ermee naar beneden, waar haar tante voor het hoofdgebouw van de school staat te kijken in de vijver. Dat is een dikke, zegt ze en wijst in de diepte, heb je ooit zo’n grote goudvis gezien? En Amor zegt nee, hoewel ze niet kan zien welke vis haar tante aanwijst en trouwens, het is ook allemaal niet echt.
Als ze in de Cressida stapt, is dat ook niet echt, en wanneer ze over de bochtige schoollaan glijden is het uitzicht uit het raampje een droom. De jacaranda’s staan allemaal in bloei en de helderpaarse bloesem is protserig en vreemd. Wanneer ze bij de hoofdingang komen en rechts afslaan in plaats van linksaf en ze zichzelf hoort vragen waar ze heen gaan, heeft haar stem iets echo-achtigs, alsof er iemand anders praat.
Naar mijn huis, zegt haar tante. Om oom Ockie op te halen. Ik moest gisterenavond haastje-repje de deur uit toen het, je weet wel, toen het gebeurde.
(Het is niet gebeurd.)
Tante Marina kijkt even opzij met kleine, mascaraomrande ogen, maar het meisje reageert nog steeds niet. De teleurstelling van de oudere vrouw is bijna tastbaar, als een stiekeme scheet. Ze had Lexington kunnen sturen om Amor van school op te pikken, maar ze is juist persoonlijk gekomen, want ze is graag behulpzaam in een crisis, dat weet iedereen. Achter haar ronde gezicht met zijn kabuki-achtige make-up hongert ze naar dramatiek, geroddel en ordinair spektakel. Op tv is bloedvergieten en ontrouw plegen al heel wat, maar nu komt het ware leven met een echte, opwindende situatie aanzetten. Het vreselijke nieuws, in het openbaar verteld, in aanwezigheid van de directrice! Maar haar nichtje, die suffe lompe trien, heeft amper een woord gezegd. Heus, er is iets mis met het kind, dat is Marina al eerder opgevallen. Ze geeft de schuld aan de blikseminslag. Siestog, ze is daarna nooit meer dezelfde geweest.
Neem een stukje boerenbeschuit, zegt haar tante nijdig. Ze liggen op de achterbank.
Maar Amor wil geen boerenbeschuit. Ze heeft geen trek. Tante Marina heeft altijd wel iets gebakken wat ze door anderen wil laten opeten. Om maar niet in haar eentje dik te zijn, zegt haar zus Astrid, en het klopt dat hun tante twee kookboeken heeft uitgebracht over lekkers bij de thee, populair bij een bepaald slag oudere witte vrouwen dat je tegenwoordig overal ziet.
Nou ja, bedenkt tante Marina, in elk geval is het kind makkelijk om mee te praten. Ze valt je niet in de rede of spreekt je niet tegen en ze wekt de indruk dat ze goed luistert, meer kun je niet wensen. Het is geen lange rit van de school naar Menlo Park, waar de Laubschers wonen, maar de tijd heeft vandaag iets uitgerekts en tante Marina praat de hele tijd in een emotievol Afrikaans, op zachte en vertrouwelijke toon, met veel verkleinwoordjes, ook al zijn haar drijfveren niet welwillend. Het is het vaste onderwerp, over de manier waarop ma de hele familie heeft verraden door van religie te veranderen. Correctie, door naar haar oude religie terug te gaan. Naar joods zijn! Haar tante windt er al een halfjaar totaal geen doekjes om, al sinds ma ziek werd, maar wat moet Amor eraan doen? Ze is een kind, ze heeft geen macht, en wat is er trouwens zo verkeerd aan teruggaan naar je eigen religie als je dat wilt?
Ze probeert niet te luisteren, door zich op iets anders te concentreren. Haar tante draagt kleine witte golfhandschoenen wanneer ze rijdt, een aanstellerige gewoonte die ze ergens heeft opgeduikeld, of misschien is het alleen maar angst voor bacteriën, en Amor kijkt strak naar de bleke vormen van haar handen, die zich over het stuur bewegen. Als ze zich op die handen kan blijven concentreren, op hun vorm, met hun korte, stompe vingers, hoeft ze niet te luisteren naar wat de mond boven de handen zegt, en dan zal het niet waar zijn. Het enige wat waar is zijn die handen, en ik die naar die handen kijk.
...De waarheid is dat je moeder alleen maar bij de Nederduitse Gereformeerde Kerk is weggegaan en opnieuw met dat joodse gedoe is begonnen zodat ze mijn broertje kon pesten... Om maar niet op de boerderij begraven te worden, naast haar man, en dat is de ware reden... Je hebt de goede weg en de verkeerde weg en sorry dat ik het moet zeggen, maar je moeder heeft de verkeerde weg gekozen... Nou ja, hoe dan ook, verzucht tante Marina als ze bij het huis aankomen, laten we hopen dat God het haar vergeeft en dat ze nu rust heeft.
Ze parkeren op de oprit onder de luifel, met zijn prachtige groene, paarse en oranje strepen. Erachter een diorama van wit Zuid-Afrika, de bungalow in een buitenwijk, rode baksteen, zinken dak, omringd door een gracht van uitgebleekte tuin. Eenzaam ogend houten klimtoestel op een groot geel gazon. Betonnen vogelbadje, een kinderspeelhuisje en een schommel die is gemaakt van een halve vrachtautoband. Waar ook jij misschien bent opgegroeid. Waar het allemaal begonnen is.
Wanneer haar tante op de keukendeur afstevent, loopt Amor achter haar aan, niet helemaal op de grond, een paar centimeter erboven, met een klein, duizeligmakend gat tussen haar en de dingen. Binnen staat oom Ockie een colabrandy te maken, zijn tweede van deze ochtend. Hij heeft voor de overheid gewerkt, als tekenaar bij Waterzaken, en is onlangs gepensioneerd. Voor hem zijn alle dagen zonder fut. Hij springt overeind als hij door zijn vrouw wordt betrapt en gaat schuldbewust op zijn met nicotine bevlekte snor staan sabbelen. Hij heeft uren de tijd gehad om zich fatsoenlijk aan te kleden, maar loopt nog steeds in trainingsbroek, polohemd en slippers, een vierkantige man met dunnend haar dat met Brylcreem naar opzij over zijn hoofd is gekamd. Hij geeft Amor een klamme knuffel, heel gênant voor allebei.
Ik vind het erg van je moeder, zegt hij.
O, dat geeft niet, zegt Amor en meteen begint ze te huilen. Gaan de mensen nu de hele dag medelijden met haar hebben omdat haar moeder dat woord is geworden? Ze voelt zich lelijk als ze huilt, als een openbarstende tomaat, en vindt dat ze weg moet zien te komen, weg uit dit akelige kleine kamertje met zijn parketvloer en blaffende maltezer en de ogen van haar tante en oom die als spijkers in haar steken.

[…]

 

Copyright © 2021 Damon Galgut
Copyright vertaling © 2021 Rob van der Veer / Em. Querido’s Uitgeverij bv, Weteringschans 259 1017 XJ Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum