De Week van het Korte Verhaal begint 14 februari! En 16 februari verschijnt Roos van Rijswijks verhalenbundel De dwaler. Lees bij ons een fragment!
De verhalen in De dwaler zijn sprankelend, prikkelend, poëtisch en altijd ongewoon. Ze laten een wereld zien die op de onze lijkt, maar het net niet is. Zo besluit een man midden in een chique woonwijk op straat te blijven liggen, en vraagt een vrouw uit medelijden een wildvreemde mee naar zee. Een buitenaardse verkenner onderzoekt of de mens meer is dan bladgroen en een schoolklas wordt voor een spelletje levend stratego wel heel erg verdeeld door hun docent. Empathie komt uit de kraan, in een hijskraan ben je het verst verwijderd van de doden, en alleen in De dwaler kun je vissen in de gangen van een ziekenhuis.
Roos van Rijswijk (1985) debuteerde met de roman Onheilig, die werd bekroond met de Anton Wachterprijs. Door de Volkskrant werd ze uitgeroepen tot Talent van het Jaar. Ze publiceerde verhalen in onder meer De Revisor, De Gids en Das Magazin, en schrijft recensies voor NRC Handelsblad.
Als haar zoon met een oerkreet haar deur opentrapt draait Ans Dorrepaal, die bijna een manuscript uit godbetert eind achttiende eeuw aan flarden snijdt, zich om op haar stoel. Ze scant binnen luttele seconden het lichaam van haar kind. Er is geen bloed te zien, zelfs geen tranen, en hij staat zoals gebruikelijk nog stevig op zijn kunstbenen. Ze zoekt als hij bij haar bureau is aangekomen voor de zekerheid met haar handen de contouren van het harnas onder zijn shirt af. Jopie duwt haar handen ongedurig weg, hij wordt er liever niet aan herinnerd, zegt een paar keer per week dat hij denkt wel uitgegroeid te zijn en dus aan de vaste benen toe is. Papa was ook kort, zegt hij dan. Ze kan zich niet herinneren dat ze haar zoon in de twaalf jaar dat hij bestaat ooit heeft horen schreeuwen; zelfs als baby was hij kalm. Gelaten zelfs. Op de dag dat hij in het ziekenhuisbed ontwaakte zonder benen had hij zijn wenkbrauwen opgetrokken en gezegd dat hij zijn tenen nog had, ze waren alleen onzichtbaar. Hij was toen pas vijf. ‘Papa is weg,’ gilt hij buiten zinnen.
Er brandt een kaarsje op het bureau van Ed omdat het vandaag precies zeven jaar geleden is dat Ed en Jopie van de weg gereden werden – meer doen ze er niet meer aan. Hoe mooi het ochtendlicht aan het eind van de vroege herfst de kamer van haar man verguldt, de rust haast tastbaar in de kamer vangt; Ans was het vergeten. Zo opgeruimd als nu was het toen hij nog leefde nooit. Zo schoon ook niet, Ed Dorrepaal stond erop zelf zijn ruimte te onderhouden en vergat daarbij regelmatig de ruiten, of een hoek van het tapijt. Zijn kamer ziet er ouderwetser uit dan de hare, terwijl hij zich bezighield met bytes en zij met boeken. De sporen van zijn bewegingen zijn allang uitgewist door die van Jopie en haarzelf, ze haalt eens per week een lap door het kantoor. De uSoul, die op het bureau staat, moet ze met een speciaal doekje doen. Dat doet ze niet, en daardoor is het apparaat dofzwart geworden.Haar man zit in dat dofzwarte ei. Het intensieve gebruik door haar zoon is te zien aan de vette vingerafdrukken die erop glimmen. Uit het ei steekt een kabel met Jopies telefoon eraan, die laadt hij altijd aan zijn vader op. Aan de onderkant van het bureau kleven stickers die Jopie er stiekem op plakte: fotootjes van Mrc LeFaw, een Britse popster die bestaat uit witte tanden, kaaklijn, spieren en mascara. Jopies billen passen precies in de kuil van de poef waar hij op gaat zitten als hij met zijn vader praat. Vreemd, vindt Ans dat laatste. De jongen zou ook gewoon op een stoel, op ooghoogte, kunnen gaan zitten, maar kennelijk wil hij naar zijn vader opkijken. Of nee, ‘kijken’ is het woord niet. Jopie maakt geen gebruik van het beeldscherm, zet nooit het gezicht van zijn vader aan op het eivormige apparaat. Hij luistert met zijn voorhoofd op zijn kunstknieën naar Eds stem. Alleen als hij zijn vader een vraag stelt tilt hij zijn hoofd even op. Als de uSoul aanstaat zonder het oproepen van een gezicht, verspreidt het scherm een zwak licht in kleurverloop, alsof je in een erg langzame trein zit en door je oogharen naar het voorbijschietende land kijkt. Hoe ruikt sneeuw Wat was de hoofdstad van Amerika Soms hoort ze een vraag in het voorbijgaan. Simpele vragen. Vermoedelijk verlopen de gesprekken anders als Jopie zeker weet dat ze niet in de buurt is. Ze probeert niet te luisteren, het is iets tussen haar zoon en de uSoul. Ze weigert het programma als ‘Ed’ te beschouwen, al is de gelijkenis ontstellend. Ze heeft Eds digitale bewustzijn nooit een vraag gesteld. Voor het eerst voelt ze de behoefte bij de uSoul te rade te gaan. Maar dat kan dus niet. Het ei, dofzwart, is noch met knoppen, noch met bezweringen aan te krijgen. Het enige wat ze kan bedenken is een reset. ‘Papa,’ legt ze Jopie uit, ‘is dan alles vergeten wat je tegen hem gezegd hebt.’ Ze weet niet of dat klopt, maar het lijkt haar niet meer dan logisch. Jopies knieën zoemen zacht als hij zich op de poef laat zakken. Hij knikt manmoedig, waardoor hij op een of andere manier nog jonger lijkt dan hij is. Volwassen bewegingen passen nog niet bij hem. Het vastberadene heeft hij van haar. Ed kon eindeloos dubben. Over wat ze zouden gaan eten, over of hij een bepaald concept op de markt zou brengen; zij was altijd degene die de knoop doorhakte. Alleen bij de uSoul had ze zijn twijfel gedeeld. Het heeft iets zieks, je eigen bewustzijn uploaden. Maar het idee was te goed. De technologie erachter te revolutionair. En nu zijn over de hele wereld de breinen van vooraanstaande wetenschappers, miljonairs en beroemdheden te raadplegen – soms zelfs terwijl het menselijk brein in kwestie nog in leven is. Mrc LeFaw, onder Jopie en zijn vriendjes een soort god, voert in een dagelijkse vlog diepzinnige gesprekken met zijn eigen uSoul. Ed heeft nog eens met die jongen gedineerd. Amper twintig was de ster toen. Zijn management had uTech een exorbitant bedrag geboden om LeFaw drie maanden alleenrecht op een uSoul te geven. Ans moet een rilling onderdrukken.Ze denkt vaak aan de uitvinder, wie het ook was, van het buskruit. En aan Robert Oppenheimer. Aan Steve Jobs ook, van wie een ingelijste foto achter het bureau van Ed hangt. Ze vraagt zich weleens af of ook zij aan hun voorgangers dachten als ze bijna in slaap vielen. Wie, piekert ze op dat soort momenten, stak het eerste kampvuur aan? ‘Doe het,’ zegt Jopie. Eerst haalt ze Jopies telefoonoplader uit de uSoul, je weet nooit of zoiets uitmaakt. In een lade van Eds bureau vindt ze een paperclip. Ze buigt hem recht en drukt de resetknop onder het voetje van het ei in. Er klinkt een geluid dat vergelijkbaar is met het zoemen van Jopies benen. Ans hurkt naast haar zoon, mag hem over zijn haren strelen terwijl hij zijn gezicht tussen zijn harde knieën verbergt. Uit Eds ei klinkt een optimistisch harpriedeltje. Het scherm licht in een helwit niets op. start uploadChristus, denkt Ans, Ed is weg.
[…]
Copyright © 2021 Roos van Rijswijk