Leesfragment: De Friezen

04 maart 2021 , door Flip van Doorn
|

Vandaag in vier Athenaeum Boekhandels: Flip van Doorns nieuwe boek De Friezen. Een geschiedenis. Lees bij ons een fragment!

In 2010 verhuisde Flip van Doorn uit vrije wil naar de provincie die zijn grootvader ooit om economische redenen verliet. Sindsdien probeert hij te begrijpen waar hij terecht is gekomen. Op zoek naar antwoorden maakte hij elf tochten door Friesland en ver daarbuiten. In plaatsen als Warns, Allardsoog en Rinsumageest, maar ook in Rome, de Alpen en het Duitse Waddengebied stuitte hij op sporen van de Friezen en hun mythische Friese Vrijheid.

In dit boek vertelt Van Doorn het verhaal van een doortastend volk waarvan de oorsprong en invloed ver voorbij de grenzen van de huidige provincie Friesland reiken. Niet-Friezen biedt hij een inkijkje in dat buitengewone stukje Nederland dat officieel Fryslân heet, Friezen houdt hij een spiegel voor waarin ze zichzelf herkennen: tegendraads en tegenstrijdig, creatief en conservatief, onzeker en zelfbewust, open en gesloten, en dat allemaal tegelijk.

 

9
Waterwegen
Amsterdam – Oosterlittens

Uit: Flip van Doorn, De Friezen

Amsterdam 1777

Op de kades stapelden de kisten, vaten en zakken zich op. Het Damrak stond nog in open verbinding met het IJ en aan weerszijden van het water staken de masten van tjalken, pramen, boeiers, aken en andere zeilende beurtschepen in de lucht. Behalve naar teer, touw en getaand zeil, rook het in hartje Amsterdam naar zout. Het zilte water van de Zuiderzee reikte tot aan de Dam. Drie bruggen overspanden het Damrak. Aan het open havenfront tussen de Texelsche Kaai en de Oude Teertuinen – nu onderdeel van de Prins Hendrikkade – lag de Nieuwe Brug, halverwege het water de Oude Brug en helemaal achteraan de Papenbrug. Allemaal waren ze voorzien van een of meer oorgaten, smalle openingen die het schepen met staande masten mogelijk maakten door te varen tot aan de Dam. Daar legden de meeste Friese schippers aan. Met hun Stadsfries, een mengvorm van Fries en Nederlands die vooral in de steden werd gesproken, wisten ze zich aan de overkant van de Zuiderzee prima verstaanbaar te maken.
Alleen het dagelijkse beurtschip op Harlingen had een steiger aan de Texelsche Kaai, het marktveer uit Hindeloopen legde aan bij de Oude Teertuinen, de andere Friese schepen lagen allemaal ‘Op ’t Water’ van het Damrak. Vooraan bij de Kapelsteeg – de tegenwoordige Haringpakkerssteeg – hadden de dagelijkse beurtschepen op Workum en Stavoren een vaste aanlegplaats. Elke zondag- en donderdagavond vertrok er een schip naar Leeuwarden van de steiger bij de Valkensteeg, vlak achter de Dam. Op dinsdag was daar een afvaart naar Heerenveen, op maandag, donderdag en zaterdag naar IJlst en Sneek, en op woensdag naar Bolsward. Ook de beurtschepen op Joure, Sloten, Dokkum en Franeker legden zo dicht mogelijk bij de Dam aan, bij de Papenbrug. Ze vervoerden passagiers en klein stapelgoed, soms ook wat vee. Wie zeker wilde zijn van een plaatsje in de roef, deed er verstandig aan minstens drie weken van tevoren te reserveren. Op maandag staken de marktschepen beladen met kaas en boter de Zuiderzee over. De meeste vertrokken diezelfde avond weer vanuit Amsterdam, ruim voordat vanaf de toren van de Oude Kerk het luiden van de boomklok aangaf dat de haven afgesloten zou worden.

~

Geen stad ter wereld heeft zo’n omvangrijk archief als Amsterdam en in weinig steden zal het papieren verleden zo’n passende behuizing hebben gekregen. Architect De Bazel bouwde het kolossale pand met speklagen van gekleurde baksteen voor de Nederlandsche Handel-Maatschappij, die er in 1926 haar hoofdkantoor betrok. Sinds 2007 heeft het zijn huidige functie. Alleen al vanwege het weelderige en lichte interieur in art-decostijl is het een genot er in de papieren te duiken. Toch daal ik na mijn bezoek ietwat teleurgesteld de trappen af. Meer dan eens hebben documenten, aktes, boeken en andere stukken uit de overvloedige collectie me verder geholpen, maar mijn laatste speurtocht liep op niets uit.
Ik heb een kopie bij me van het boekje dat de doopsgezinde predikant H.J. Busé in 1908 schreef: De Historische Bizonderheden van IJlst – prijs 25 cent. Net als veel van zijn ambtsgenoten in die dagen was Busé niet alleen dominee, maar ook amateurhistoricus en schrijver. In het werkje dat hij heeft gewijd aan de stad waar hij preekte, stuitte ik op een passage die me nieuwsgierig maakt:

Dat de IJlster boter en kaas ook in Holland wel bekend was, bewijst het volgende rijmpje, dat weleer op een luifel stond van een boter- en kaaswinkel in de Kalverstraat te Amsterdam:
“In Stad IJlst daar is de loop,
Daar is de boter en kaas goedkoop.”
“Stad IJlst” was natuurlijk de naam van den winkel; maar dat een winkel in Amsterdam naar deze stad genoemd werd, was een bewijs, dat de alhier en in den omtrek gemaakte zuilvelproducten “in goeden reuk stonden.”

In een voetnoot haast de schrijver zich te zeggen dat hij tevergeefs enkele naslagwerken heeft geraadpleegd, wat zal betekenen dat hij het rijmpje optekende uit een mondelinge bron die hij niet voor de volle honderd procent vertrouwde.
Met de hulp van een Amsterdamse archivaris heb ik zijn navorsingen nog eens overgedaan, maar net als de dominee zonder resultaat. We zochten in het systeem op IJlst, op Ylst en op Drylts, bladerden door boeken over de Kalverstraat, maar niets in de hoofdstedelijke archieven wijst erop dat er daadwerkelijk een zuivelwinkel bestaan heeft met de naam Stad IJlst op de luifel.
Onwaarschijnlijk maakt dat het verhaal beslist niet. Vanaf de aanlegplaats aan het Damrak zou een sjouwer de kazen en de vaten en kratten met boter binnen een paar minuten op een handkar naar de Kalverstraat hebben vervoerd. Er was bijna dagelijks verse aanvoer en in de zeventiende en de achttiende eeuw zal een flink deel van die aanvoer via IJlst zijn gelopen. Aan de handelsroute waarlangs de schepen hun waren naar Amsterdam vervoerden was het bescheiden stadje een belangrijk knooppunt, dat verbindingen had met Sneek, Bolsward en Lemmer.
Hoewel de scheepsbouw en de houthandel voor de meeste inkomsten zorgden, had IJlst een eigen boterwaag en een kalvermarkt. Op de werven liepen houten schepen van stapel: types als de smak en het kofschip waren geschikt voor de kustvaart, bijvoorbeeld naar de Oostzee, platbodems als de tjalk, de skûte en het kleinere skûtsje – schuitje – deden dienst in de binnenvaart en op ondiepe wateren als de Zuiderzee. Nog aan het einde van de negentiende eeuw telde de stad op een bescheiden aantal van vijftienhonderd inwoners maar liefst zes bakkers en elf slagers. Ze voorzagen passerende schippers van brood en vlees, kuipers maakten tonnen en vaatjes om vlees en boter in te vervoeren. Ook zullen ladingen kaas en boter in IJlst aan boord van marktveren zijn gehesen. Maar afgezien van die ene aantekening in de Historische Bizonderheden van dominee Busé wijst niets op het bestaan van een Amsterdamse zuivelwinkel die de naam van mijn woonplaats droeg. Deze zoektocht blijft zonder resultaat.
Van het stadsarchief van de hoofdstad wandel ik over de Vijzelstraat naar het Muntplein en ga daar de Kalverstraat in. Uithangborden, gevelreclames en gevelstenen waar ik maar kijk, maar ik maak me geen illusies. Als de luifel van Stad IJlst al bestaan heeft, zal ik er geen spoor van terugvinden. Vooral op ooghoogte heeft de stad een metamorfose ondergaan. Kaaswinkeltjes zijn er te over, maar ze hebben strakke gevels met opschriften in het Engels en de kaas is er allesbehalve goedkoop.
Aangekomen op de Dam steek ik over en ga de Warmoesstraat in. Het eerste zijstraatje aan mijn linkerhand is de Papenbrugsteeg. Het komt uit bij het Beursplein, tegenover de vroegere hoofdingang van de Beurs van Berlage. Het gedeelte van het Damrak waar nu het beursgebouw staat, tussen de Papenbrugsteeg en de Oudebrugsteeg, werd pas in 1883 gedempt. De Papenbrug en de Oude Brug raakten overbodig en verdwenen, net als de steigers waar veel Friese schepen aanlegden. Die konden voortaan terecht aan de De Ruyterkade, pal achter het nagelnieuwe gebouw van het Centraal Station dat in 1884 werd opgeleverd. Vanaf steiger 4 vertrok daar elke avond om negen uur de nachtboot naar Lemmer, die aansloot op het beurtschip dat via onder andere IJlst en Sneek een dagelijkse lijndienst met Groningen onderhield. De stoomboot van de Groningen-Lemmer Stoomboot Maatschappij stak in ongeveer zes uur de Zuiderzee over. Dat was een halvering van de reisduur die zeilschepen bij gunstige wind nodig hadden. Ik rijd in iets meer dan een uur van Amsterdam naar Lemmer, gebruikmakend van een snelweg die is aangelegd op wat eens de bodem van de Zuiderzee was.

[...]

 

Copyright © 2021 Flip van Doorn

pro-mbooks1 : athenaeum