Leesfragment: De gast uit het Rifgebergte

05 augustus 2021 , door Khalid Mourigh
|

Nu in de Athenaeum Boekhandels: Khalid Mourighs De gast uit het Rifgebergte. Het leven van een Marokkaanse arbeider. Lees bij ons een fragment!

Op zijn sterfbed vertelt Ali nog één laatste keer over zijn leven. Zijn kleinzoon Khalid Mourigh luistert ernaar, gefascineerd maar ook vertwijfeld: waarom komt dít verhaal nooit aan bod als Nederlandse politici en media het over ‘gastarbeiders’, ‘Marokkanen’ of ‘gelukszoekers’ hebben? Dit verhaal van de eerste Marokkaanse gastarbeiders begint in de jaren vijftig. Ali moet vanaf zijn veertiende geld verdienen voor zijn familie. Hij leidt een onzeker maar avontuurlijk bestaan en trekt door het Rifgebergte, op zoek naar werk. Uit noodzaak gaat hij in dienst van het Spaanse leger, dan is hij weer assistent van de dynamietspecialist in de mijnen. Als Ali na een periode van werk terugkeert naar zijn geboortedorp, blijkt vaders wil wet: hij moet en zal trouwen met de jonge Fadma. Hun eerste kind wordt geboren, en het wordt voor hem steeds moeilijker om zijn groeiende familie te onderhouden.

Een oversteek naar Europa lonkt, want daar is een nijpend tekort aan goedkope arbeidskrachten. Na een omzwerving door België brengt de trein Ali in 1964 naar Utrecht. Hij wordt hartelijk ontvangen en werkt in verschillende fabrieken om uiteindelijk op een scheepswerf te belanden. Duizenden kilometers verwijderd van zijn familie in de Rif maakt hij met verbazing kennis met de Nederlandse omgangsvormen, met fietsen en erwtensoep. Maandelijks stuurt hij geld naar Fadma en zijn kinderen, maar de kloof tussen hen wordt steeds groter.

Khalid Mourigh vermengt het frivole van de Marokkaanse vertelcultuur met de geschiedenis van de komst van de eerste Marokkaanse gastarbeiders en plaatst zo zijn eigen familieverhaal in een breder historisch en politiek perspectief.

 

Voorwoord

De laatste twee decennia zijn migranten en hun nakomelingen in Nederland onder een vergrootglas gelegd. Althans bepaalde migranten, want zelden gaat het over de rijke, westerse migrant. De Amerikaan, Duitser of Italiaan is onzichtbaar. Sinds de Fortuynrevolte staan moslimmigranten en vooral hun nakomelingen op de voorgrond. De islamitische ‘allochtoon’ of ‘persoon met een migratieachtergrond’, ook al is hij of zij op Nederlandse bodem geboren, is per definitie een probleem.
Vooral Marokkaanse Nederlanders mogen zich verheugen op de nodige aandacht. Nieuwsberichten, actualiteitsprogramma’s, columns en ook veel wetenschappelijke onderzoeken zijn veelal gericht op deze etnische minderheid. Dat is misschien niet verwonderlijk, want Marokkaanse Nederlanders zijn erg zichtbaar in de samenleving. Talloze schrijvers, acteurs, ondernemers, advocaten en politici komen voort uit deze gemeenschap. Aan de andere kant zien we ook het relatief grote aantal extremistische figuren en relatief hoge criminaliteitscijfers onder jongeren.
Marokkaanse Nederlanders maken ongeveer twee procent van de Nederlandse bevolking uit. Ze wonen vooral in de achterstandswijken van de grote steden in de Randstad. Intern is de gemeenschap enorm verdeeld; er is een enorm generatieconflict gaande op zowel religieus als sociocultureel vlak. Bovendien zijn er ook etnische en talige verschillen tussen bijvoorbeeld Berbers (Imazighen) en Arabieren. Als we de overige moslims optellen bij de Marokkaanse Nederlanders dan komen we uit op ongeveer vijf procent van de Nederlandse bevolking. Het lijkt me bijzonder onwaarschijnlijk dat deze religieuze, intern verdeelde minderheid ooit een existentiële bedreiging zal vormen voor de overige vijfennegentig procent.
Deze gegevens zullen voor het debat niks uitmaken, want het gaat in essentie om de beeldvorming. Nederland heeft ongelooflijk veel aandacht voor Marokkaanse Nederlanders en toch beweer ik dat ‘wie zij zijn’, ‘ons’ nog steeds onverschillig laat. Nederlanders zijn alleen geïnteresseerd in een bevestiging of ontkrachting van hun vooroordelen. Dat zeg ik op basis van persoonlijke ervaring. Subtiel word ik er constant aan herinnerd dat ik er niet helemaal bij hoor. Of het nu mijn Nederlandse vrienden zijn, die onderling smoezelen dat ik goed geïntegreerd ben, of een professor die, net nadat ik een presentatie heb gegeven, tegen een collega zegt dat ik opvallend goed Nederlands spreek, of een dame in de kroeg die vraagt of ik weet wie de koning van Nederland is, of de beveiliger op de universiteit, waar ik al dertien jaar rondloop, die me streng vraagt of hij ‘me ergens mee kan helpen’ want, hoorde ik achteraf, ‘er waren weleens Marokkaans-Nederlandse scholieren in het gebouw die er niet thuishoorden’, enzovoort. De voorbeelden zijn legio. Ze laten op subtiele, maar ongenadige wijze zien wie bepaalt wie erbij hoort en wie niet. Het constante gedram, de constante bevraging, de constante herhaling zeggen iets over Nederland en hoe Marokkaanse Nederlanders en anderen met een afwijkend uiterlijk benaderd worden.
De Marokkaanse Nederlander, die symbool staat voor het falen van de multiculturele samenleving, is een nationale obsessie. En dat heeft tot gevolg dat hij geen individu mag zijn. Altijd is hij deel van een groep en moet hij zich daarvoor verantwoorden. Hij heeft niet het privilege om puur en alleen voor zijn eigen daden en gedragingen verantwoordelijk te worden gehouden. Dat voorrecht heeft alleen de meerderheid.
In het Nederlands is er nauwelijks verschil tussen de uitspraak van ‘de’ en ‘te’. De titel van dit boek ‘gast’ kan dus tweeledig worden geïnterpreteerd. Mijn tijdelijk verblijf wordt aangenomen of verwacht. Het gedram dat zich openbaar manifesteert maakt dat ik me in mijn geboorteland nog altijd te gast voel.
Er wordt vooral over Marokkaanse Nederlanders gepraat, maar weinig mét hen, en dat geldt natuurlijk helemaal voor mensen die door hun opleidingsniveau of door de taalbarrière weinig kans hebben zich publiekelijk te manifesteren. Hun levensverhalen laten ons in feite nog steeds onverschillig.
Het is veelzeggend dat vragen die J.M. Theunis in 1968 stelde, inmiddels meer dan vijftig jaar geleden, vandaag de dag nog steeds relevant zijn. Eigenlijk zijn ze na al die tijd nauwelijks beantwoord. Nederlanders maken zich nog steeds druk om de bedreiging van de nationale gezondheid, concurrentie op de woningmarkt en concurrentie op de arbeidsmarkt. De buitenlander, de vluchteling, de gastarbeider, de allochtoon, de migrant, de nakomeling van de migrant worden steevast als bedreiging ervaren, vooral voor het economische welzijn van de witte Nederlandse burger.
Dit weerspiegelt niet de werkelijkheid van de neoliberale economische visie die heeft geresulteerd in een steeds rijker wordende elite, stijgende kosten van levensonderhoud en grotere onzekerheid op de arbeidsmarkt. Deze ontwikkelingen hebben direct invloed op het welzijn van het gros van Nederlandse bevolking, dus ook op de ‘persoon met een migratieachtergrond’.
We kunnen daarom dus niet onverschillig blijven. Willen we elkaar echt leren kennen, dan moeten we naar elkaars verhalen luisteren. Ook naar de verhalen van mensen die door hun ongeletterdheid nooit een stem hebben gehad.
Zo iemand was mijn opa Ali. Een kleine man met een ontzettend grote mond en een enorme levenslust. Hij was de gangmaker in gezelschappen, improviseerde grappen, voerde geanimeerde, emotionele gesprekken over politiek en religie en hij had een enorme reislust. Vaak kreeg hij om het minste of geringste woedevlagen die gepaard gingen met Spaanse krachttermen. Mijn neef en ik noemden hem gekscherend weleens opa Me cago en la leche: ‘Ik schijt op de melk’.
Ali zette in de zomer van 1964 voet op Nederlandse bodem. Hij was achtentwintig jaar, had zijn vrouw en een paar kinderen achtergelaten. Het plan was om tijdelijk in het rijke Europa te werken, geld te verdienen, zijn familie te onderhouden en wat te sparen om in zijn eigen land te investeren. Hij zou een stuk land kopen, een bakkerij of een winkeltje.
Eigenlijk was zijn geschiedenis daarom niet relevant, hij zou immers maar even blijven. Ali’s geschiedenis werd pas relevant voor Nederland toen hij permanent bleef. Maar dan nog hadden Nederlanders alleen oog voor zijn korte geschiedenis in Nederland, en niet voor die in Marokko. Hij was zo iemand aan wie ook later nooit de vraag is gesteld wie hij echt was, wat zijn levensverhaal was, en wat hem er ooit toe bracht in Nederland werk te zoeken.
Voor mij zijn die vragen, voorbij de waan van de dag, interessanter. Ali laat namelijk zien dat hij inderdaad een mens was met een cultuur, een identiteit en een geloof, maar zijn verhaal laat vooral zien dat hij uit economische motieven handelde. Hij was gewoon maar een mens die, net als iedereen, streefde naar een beter leven.
Mijn opa vertelde me zijn verhalen niet lang voor zijn dood. Uit een wirwar van anekdotes moest ik een geheel zien te breien, een coherent verhaal met een kop en een staart. Ik begaf me voor dit boek in de ruimte tussen fictie en non-fictie, waarbij ik wel zo veel mogelijk trouw ben gebleven aan het originele oraal overgeleverde verhaal.
Door middel van dit verhaal wil ik mijn opa en zijn tijd levend houden. Dit is een eerbetoon aan wie hij was en wat hij heeft gedaan. Niet alleen maar om de simpele reden dat hij mijn opa was, maar ook omdat zijn geschiedenis ons iets kan leren. Het vertelt ons iets over de maatschappelijke werkelijkheid, want zijn verhaal is ook het verhaal van zoveel andere migranten. Veelal jonge mannen en een enkele vrouw, in de kracht van hun leven, die door te emigreren een nieuw leven hebben opgebouwd.
Het is mijn plicht om het op te tekenen, opdat het niet verloren gaat. Deze blik op de recente geschiedenis, waarover nog zoveel onbekend is, heeft me geholpen mijn eigen plek in deze samenleving beter te begrijpen. En ik weet zeker dat zijn verhaal ook belangrijk is voor anderen.
Daarom nodig ik u uit om er een stoel bij te pakken, naast Ali te gaan zitten en te luisteren naar zijn verhaal en dat van zoveel van zijn land- en generatiegenoten. Hij kan ons niet vertellen wat er gaat gebeuren, maar misschien kan zijn verhaal ons iets dichter bij elkaar brengen.

 

© 2021 Khalid Mourigh
en Uitgeverij Cossee bv, Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum