Leesfragment: De gelukkigste man van Nederland

27 januari 2021 , door Joost de Vries
| | |

28 januari verschijnt Joost de Vries' essaybundel De gelukkigste man van Nederland, over Mark Rutte — en over ons. Wij publiceren voor.

Wie is de echte Mark Rutte?
Who cares?
Interessanter dan hoe Rutte uitgroeide tot de onaantastbare premier die hij nu is (of waar en met wie hij met vakantie gaat), is de vraag wat het zegt dat Nederland zich al een decennium laat leiden door een politicus die er prat op gaat geen langetermijnvisie te hebben en geen grote overtuigingen. Heeft Nederland die dan ook niet? In De gelukkigste man van Nederland schrijft Joost de Vries over hoe politiek onze cultuur beïnvloedt - en omgekeerd. In speelse, wervelende essays over onder meer Mark Rutte en Badr Hari, Voetbal Inside en De luizenmoeder, Rutger Bregman en Ilja Leonard Pfeijffer portretteert De Vries een land dat graag klaagt, maar als het erop aankomt diep tevreden lijkt met zichzelf. In De gelukkigste man van Nederland stelt Joost de Vries de hamvraag: wat betekent het om overeind te blijven in een wereld die steeds sneller verandert?

Joost de Vries (1983) is adjunct-hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer. Sinds zijn debuutroman Clausewitz in 2010 geldt hij als een van de toonaangevende schrijvers van zijn generatie, van zowel romans als essays. Zijn essaybundel Vechtmemoires werd genomineerd voor de Jan Hanlo Essayprijs. Zijn roman De republiek werd onder meer bekroond met de Gouden Boekenuil en werd in meer dan tien talen vertaald.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Rustig aan, tijger, Echte pretentie, De wereld in jezelf en De republiek.

 

De gelukkigste man van Nederland

1
De zomergast

0.

Op de muur bij mijn werkplek plak ik al jaren ansichtkaarten, uitnodigingen, reclames en foto’s uit kranten, covers van tijdschriften. De laatste tijd zit ik veel te kijken naar een cartoon die ik heb opgehangen. ‘This is fine’ heet het stripje, als je het googelt krijg je er talloze varianten van.
De originele cartoon bestaat uit zes plaatjes. Op het eerste zie je een hondje met een hoedje in een café zitten, met een beker koffie. Het café staat in brand, manshoge vlammen. ‘This is fine,’ zegt het hondje, terwijl hij de beker pakt en een slok neemt. ‘I am okay with the events that are unfolding currently,’ zegt hij en de vlammen komen steeds dichterbij. ‘That’s okay,’ zegt hij. ‘Things are going to be okay’ – en op het laatste plaatje slaan de vlammen toe en doen ze het vlees van zijn botten smelten.
De cartoon is alweer een paar jaar oud, hij is gemaakt door een Amerikaanse illustrator, K.C. Green, die hem verzon als een soort variant op de Britse ‘Keep Calm and Carry On’-posters. Geconfronteerd met een hopeloze situatie toont het hondje volledige ontkenning. Sinds de tekening verscheen is het een meme geworden: mensen hebben er foto’s van personages van Game of Thrones in geplakt, of het hondje veranderd in een Pokémon-figuur. In 2016, tijdens de Republikeinse Conventie, ging het hondje ineens viral. Een Trump-medewerker twitterde het stripje als commentaar op Hillary, maar al snel keerde de tweet zich tegen hem. Mensen plakten het hoofd van Trump op het gezicht van het hondje, of maakten een olifant van hem – naar het partijsymbool van de republikeinen.
In eerdere tijden waarin beschavingen onzeker wankelden werd vaak William Butler Yeats geciteerd, zijn beroemde gedicht uit 1919, ‘The Second Coming’:

Draaiend en draaiend, de cirkel wordt steeds groter,
dus hoort de valk de valkenier niet meer;
alles gaat stuk; het midden houdt geen stand;
de wereld moet het doen met anarchie,
bloeddonker komt het tij op. Overal
verdrinkt de ceremonie van de onschuld;
de beste mensen willen niks, terwijl de slechtste
vol vuur zijn en volledig overtuigd.

Zowel Joan Didion, Chinua Achebe als Woody Allen gebruikte zinsneden uit het gedicht als boektitels. Yeats past in alle tijden, ‘the centre cannot hold’ is een frase die je vaker voorbij hoort komen als het gaat om een politiek moment waarin het centrum steeds kleiner wordt en de marges steeds dominanter; gematigde partijen verliezen hun stemmers, de toon van het debat wordt radicaler. Maar op een of andere manier past het hondje met het hoedje beter. Het is moeilijk uit te leggen.
Yeats was een aanhanger van allerlei occulte, oosterse stromingen, in het gedicht voorspelt hij dat de ‘Spiritus Mundi’ na ‘twenty centuries of stony sleep’ een ‘rough beast’ in het leven zal roepen dat de Apocalyps zal inluiden.
Twintig eeuwen na Christus, dus ongeveer rond het jaar 2000, ongeveer nu.
Misschien is het ruwe beest dat hondje. Het lijkt samen te vallen met een breedgedragen emotionele staat van een groot deel van het electoraat, in de Verenigde Staten, in Groot-Brittannië, in grote delen van Europa. De Trump-stemmers, de brexiteers, de klimaatveranderingontkenners, de volgers van Le Pen, Wilders, Baudet, Orbán, die tegen alle feiten in geloven dat de veranderingen in ecologie, economie, demografie, migratie zijn te negeren en je kunt vasthouden aan een van de realiteit losgezongen wereldbeeld. Het hondje lijkt een actief niet-willen-weten te illustreren, die weigering te erkennen dat de problemen reëel zijn, dat gewoon koffiedrinken niets zal oplossen, dat de vlammen je alsnog zullen weten te grijpen.
Dat het hondje een cartoon is lijkt ook alleen maar te kloppen, omdat de politieke situatie zo veel cartooneske kanten heeft, zo veel onwerkelijke oneliners en overtuigingen, zo veel bizarre kapsels.

1.

Zo stel ik het me voor:
Daar komen ze, de bewindslieden. Een tuin zo groot als een half hockeyveld. Het is zomer, de deuren naar de serre staan open, bebloemde jurken, gele pantalons, blauwe overhemden met korte mouwen. Ze geven elkaar zoenen op de wang, meteen lachen, ‘Hé hallo, wie hebben we daar! Wat staan de azalea’s er prachtig bij!’ Prima schoonouders.
In het midden met een bel rood staat Ivo Opstelten. Hij was het die Mark Rutte ooit ontdekte, honderd jaar geleden, toen die nog voorzitter van de jovd was. Hij zag Rutte spreken op het partijcongres en stootte meteen de algemeen secretaris Wim van den Berg aan: ‘Dát is hem. Hij moet het worden.’
Wat worden?’
‘Onze politieke voorman in de toekomst.’
Op zijn 28ste was Opstelten al burgemeester, de jongste ooit, van de gemeente Dalen, in Drenthe. Daarna volgden de ambtskettingen van Doorn, Delfzijl, Beerta, Utrecht, Rotterdam en Tilburg. Iemand die bestuurt, niet vanuit een passie of een visie, maar omdat hij dat nu eenmaal doet – zoals walvissen plankton eten. Niemand weet of ze het lekker vinden, ze eten het nu eenmaal. Over hem gaat de roddel dat hij ooit moest speechen, niet doorhad dat zijn a4’tjes dubbelzijdig geprint waren, en onverstoorbaar alleen de ene zijde van de speech voorlas. Een man aan wie de koffiejuffrouw haar bestaan ontleent. Goed haar, scherpe clubdas, double-breasted jasjes groot als tentzeilen. Kleermakers moeten een hoger tarief rekenen, anders gaan ze failliet op zijn pakken – meters stof gaan erin. Het is een man op wie vergelijkingen geen effect hebben – hij is de metafoor, niet andersom. Toekomstige generaties bestuurders zullen met hem vergeleken worden.
Naast Opstelten staat Fred Teeven, zijn staatssecretaris. Oorspronkelijk een Verdonk-vvd’er. Drinkt een doodgeslagen biertje. Werd binnengehaald door de vvd als ‘crimefighter’, een term die iedereen en vooral hij zelf gebruikt, een man die zo veel rare schimmige, amorele deals op zijn geweten heeft dat hij er zelf giechelig van wordt. Op een aanstekelijke manier: bij een kerstdiner zou je zeker naast hem gaan zitten. Zijn memoires zullen heten: Meer dan boeven vangen. Kroniek van een crimefighter.
Hand in hand zullen ze later ten val komen, als blijkt dat een miljoenenbonnetje van een deal met een drugscrimineel niet zo kwijt was als ze herhaaldelijk zeiden dat het was. Opstelten gaat met pensioen, Teeven wordt buschauffeur.
Hun opvolger staat erbij, brede glimlach op zijn brede gezicht: Ard van der Steur woont in een kasteel, oranje das, zegelring. Studeerde in Leiden, lid van Minerva. Hij zou hier het liefst als ‘studentikoos’ beschreven worden, als ‘eeuwige minervaan’, maar een echte corpsbal ís een corpsbal van nature; Van der Steur wíl de corpsbal zijn, cultiveert het imago te ostentatief.
Daarnaast: Stef Blok. Tanig en pezig als een oude soldaat. Hard in zijn opvattingen als de hoogste in rang. De perfecte wachtcommandant. Hij blijft straks tijdens het hele tv-programma staan, armen over elkaar, kaken geklemd, nooit ontspannen.
Opstelten tegen Blok: ‘Zeg, wat verbruikt die wagen van jou nou eigenlijk?’
Teeven tegen Van der Steur: ‘Joh, hoelang duurt dat programma wel niet?’
Klaas Dijkhoff staat in de keuken, haalt hapjes uit de oven. Hij is behulpzaam, gastvrij, draagt een schort met kiss the cook, Brabantse jovialiteit – maar iedereen die naar het toilet moet spreekt hij even aan, even een onderonsje, wat denk jij van zus-en-zo, wat zullen met die-en-die? Maar verder een en al gezelligheid, hoor. Hij is kortstondig staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Later zal hij fractieleider worden, De slimste mens winnen en door Esquire uitgeroepen worden tot Best Geklede Man 2017. Dijkhoff zal zo lang kroonprins blijven dat hij er geen zin meer in heeft.
Hé; wat gebeurt daar achter in de tuin?
Even een onderonsje tussen de ladies. Ze staan apart, in een klein kringetje, onder de kastanje. Waar hebben ze het over? Don’t know, don’t care. Bij andere partijen zou een club smoezende vrouwen gevaarlijk zijn, wellicht kunnen duiden op een feministische power grab, maar bij de vvd zal dat zo’n vaart niet lopen.
Minister van Infrastructuur en Milieu: Melanie Schultz van Haegen. Scherp, ambitieus, geen gezeik, slim op het agressieve af. Iemand die zelfs bij het boodschappen doen dodelijk efficiënt is, wee de kassière die haar bonusvoordeel vergeet.
Daarnaast minister van Defensie: Janine Hennis-Plasschaert, lekkerder dan je wilt toegeven. Je weet dat je dat woord lekker niet mag gebruiken, te male gazy, te lustobjecterig, maar het is dan ook niet zo dat ze probeert chic te zijn. Ze etaleert iets anders. Alles wat je aan haar uiterlijk beschrijft klinkt plat, zelfs als je de meest neutrale, objectieve woorden kiest. Blond, bruin, korte rok, hoge laarzen, volwassen decolleté. Ze kleedt zich niet als de minister die ze is maar als de secretaresse die ze ooit was en daar is ze zich vast bewust van. Het is een gewapende verschijning, eentje die afleidt, eentje waardoor mannen haar onderschatten, want in ongeveer elk gezelschap komt ze het kalmst, het helderst en het slimst over.
Ze is een vrouw bij wie je denkt; niets in de wereld is haar vreemd. Je zou haar alles willen vertellen en ze zou het snappen: die rare band met je moeder, de spanningen in je relatie, je ambivalentie naar je vader. De perfecte persoon voor Defensie.
Tussen hen in Edith Schippers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Volgens Opzij de machtigste vrouw van 2013. Vriend van de tabakslobby. Ze weet niet waar ze haar handen moet laten, er beweegt veel op haar gezicht.
Jongens! Het is acht uur geweest! Het begint zo!
Als Ivo Opstelten gaat zitten blijkt dat, whoops!, daar al iemand zat, haha. Even niet gezien. Iedereen lachen. Typisch Ivo. Henk Kamp zal halverwege de uitzending in slaap vallen. Frans Weekers en Sander Dekkers zijn we (shittt!) vergeten uit te nodigen. Halbe Zijlstra zit het eerst op een stoel, het dichtst bij de tv, de beste plek van het huis. Terwijl de rest vrolijk borrelde manoeuvreerde hij zich zo dat er nooit een object tussen hem en die stoel stond, eyes on the prize.
Zijlstra; de man van 200 miljoen. Zonder morren sneed hij ze bij de kunsten weg en zei net zo lief 300 miljoen geschrapt te hebben. De kunsten moesten het niet persoonlijk nemen. Hij is dun als een hardloper, link als een smiegel. Hij is die collega die altijd miniem naar je glimlacht en je de hand schudt en dan, bij het jaarlijkse bedrijfsvoetballen, zijn noppen in je knieholte zet. Hij springt naar de bal met zijn ellebogen op neushoogte – jouw neus. ‘Niets persoonlijks, hoor!’
Gaan jullie nou zitten, wie heeft de afstandsbediening?
Waar is Eric Wiebes? Heeft iemand Eric gezien?! In de tuin, in gedachten verzonken. Hij ruikt aan een bloem. Over Eric Wiebes zegt iedereen wat een talent het is. Al toen hij wethouder in Amsterdam was: wat een talent, wat is hij goed met cijfertjes en regels, geef die jongen maar een paar lastige dossiers. Belastingdienst, gaswinning in Groningen, hupsakee. In een partij die vooral een gezelligheidspartij wordt genoemd, kijkt hij ronduit het droefgeestigst. Waar hij ook is, je hebt het gevoel dat hij net zo goed ergens anders kan zijn. Stel: de veerboot slaat om, vrouwen en kinderen in de reddingsboten, mannen te water. Misschien redden ze het zwemmend tot de kust. Eric watertrappelt, zachtjes, zijn natte hoofd net boven het water, en op zijn gezicht die blik: gaat hij zwemmen, of laat hij zich afzinken, in stilte, weg?
Eric! Het begint! Ga zitten!
De tv staat op het juiste kanaal, iedereen zit. npo1, Zomergasten. Hun baas, de eerste minister-president die tijdens zijn ambtsperiode aanschuift, Mark Rutte.

 

© 2021 Joost de Vries
Vertaling Yeats door Menno van der Beek.

pro-mbooks1 : athenaeum