Leesfragment: De hemel is altijd paars

10 maart 2021 , door Sholeh Rezazadeh
|

Vandaag verschijnt het debuut van Sholeh Rezazadeh, De hemel is altijd paars. Lees bij ons een fragment!

De hemel is altijd paars van Sholeh Rezazadeh is een poëtische debuutroman van een groot literair talent.

Arghavan is een jonge Iraanse vrouw die nog maar kort in Nederland woont. Terwijl ze worstelt om een nieuw leven op te bouwen, wordt ze geplaagd door herinneringen aan haar jeugd in Iran. Een jeugd die paradijselijk begon maar een negatieve wending nam toen haar moeder van de ene op de andere dag vertrok en haar vader, haar steun en toeverlaat, verslaafd raakte aan opium. Ze nam daarop een radicaal besluit: ze liet het rauwe, bergachtige landschap van Iran definitief achter zich en vertrok naar het platste land ter wereld: Nederland. Arghavan werkt in een tweedehandswinkel in Amsterdam, waar ze bevriend raakt met sommige klanten, zoals met Anna, een dove danseres, en de oude Johan, die het geluid van bomen opneemt. Ze verwondert zich over dit land waar iedereen haast heeft en waar het onmogelijk lijkt om met de ander verbonden te zijn. Dan wordt ze verliefd op Mees, een jonge muzikant, die haar wereld volkomen op z’n kop zet.

De hemel is altijd paars van Sholeh Rezazadeh is een zinnelijke roman over liefde en verlangen, over herinneringen en over de vraag of je de ander ooit echt kunt kennen.

 

Het kostte enige tijd voordat het stampende geluid van de treinwielen op het spoor de plaats innam van dat van de claxon en het schakelen tussen versnellingen, van dat van drukke straten die altijd vol auto’s zijn. Maar net besefte ik dat dat geluid langzaamaan stilletjes in mijn gedachten en herinneringen is gekropen. Net als alle andere dingen die hier, voordat ik het me realiseerde, tussen mijn hersencellen zijn gekropen.
‘Mag ik hier zitten?’
Ik kijk in de blauwe ogen van de vrouw die naar de zitplaats naast mij kijkt. De stugge volharding in de eindeloze vragen die de mensen hier stellen is niet langer irritant. Ik glimlach zoals de mensen hier en plak mezelf tegen het raam om voor haar plaats te maken.
De weiden en groene velden die langsglijden herinneren me eraan dat ik reis. Van de ene stad naar de andere. Van de ene mens naar de andere. Iets ovaals nestelt zich achter mijn borstbeen, als een onzichtbare bal die met me meereist, waar ik ook ga. Naar een feest, een bed, in een trein, bibliotheek, winkel of waar dan ook. Elke keer als ik me aankleed en in de spiegel kijk, ben ik bang dat men die slecht gevormde bal kan zien. Een bal die het moeilijk maakt om die wereld en de mensen daarin te omarmen. Elke keer als ik lach of wanneer ik me verdrietig voel, wordt de bal zwaarder.
Een paar minuten later ben ik bij mijn winkel. Het is een winkel vol gebruikte kleding, gebarsten borden, lepels die in vele monden verzonken zijn geweest en kettingen die jaren zijn bewaard. Elke keer als ik er over de drempel stap, word ik overvallen door kleurrijke geesten die zich hebben gevestigd in de tweedehands voorwerpen en die de ovale bal steviger aandrukken.
Ik houd van mijn winkel. Ik vind het leuk als een oude mevrouw haar vintage geplooide rok die haar niet meer past naar mij brengt. Ik vind het leuk als een tienermeisje de poppen uit haar kindertijd brengt. Of als een oude eenzame man zijn wit-blauwe porseleinen servies geeft omdat het hem aan zijn overleden vrouw herinnert terwijl hij probeert een nieuw leven op te bouwen. Ik vind het leuk als mensen hun dingen waar ze ooit van hielden in mijn winkel laten staan en zelf vertrekken. Vrijer en lichter. En als ze weg zijn, druk ik mijn neus in de rokken, knuffel de poppen, kijk naar de barsten in de borden en hoop dat die spullen zonder de angst van het eindigen verder kunnen blijven leven. En dan verkoop ik deze verdroogde liefde aan hen die net als ik van tweedehands dingen houden.
Als ik de deur van de winkel open, zie ik een brief op de mat liggen. Uit de drie rode kruizen maak ik op dat deze van de gemeente is. Brieven van de gemeente bevatten nooit een goede boodschap. Of het zijn rekeningen, of het gaat over nieuwbouwprojecten. Ik maak ze nooit meteen open. Ik pak hem op en neem ’m mee naar de kassa.
Binnen hangt zoals altijd een vreemde geur, een combinatie van hout, wasmiddel en zweet. Vanachter de kassa heb ik zicht op de judasbomen die op vijftig meter staan te wuiven. Al zoekend naar zonlicht zijn de stammen gebogen. Ieder uur van de dag tonen ze een ander soort schoonheid: de paarse gloed op de bladeren en stammen in de ochtend, het oranje licht in de avond.
Ik zet de waterkoker aan en pak het blauwe kopje dat ik ooit in de overdekte bazaar van Tabriz heb gekocht. Een keramieken dat op een paar plaatsen is gebarsten. Altijd als ik naar dit kopje kijk, kriebelt de geur van de bazaar in mijn neus: een mengsel van kurkuma, kaneel, kruiden, boswilglimonade, vochtige kelims en handgeknoopte tapijten die ruiken naar vers geschoren wol. Ik ben weer het roodharige zeven jaar oude meisje dat door haar moeder wordt meegetrokken. Moeder kijkt voor zich uit en neemt grote stappen. Het meisje zuigt alle geuren op en kijkt naar de kleuren van de gedroogde wilde bloemen. Ze kijkt naar alle kleine winkels in de overdekte bazaar, naar de verkopers, mannen van middelbare leeftijd met gekleurde jasjes, dikke buiken en een frons op hun gezicht. Het meisje wil daar eindeloos blijven kijken en ruiken. Maar moeder denkt aan het avondeten. Ze wil de groenten en het fruit, die onder de modder zitten, kopen en dan zo snel mogelijk naar huis. Moeder houdt niet van de blikken van de mannen op de overdekte bazaar, en als ze de kruiden heeft gekocht die ze nodig heeft wil ze zo snel mogelijk weg, weg van deze vreemde stilte. Het meisje hoort het geklapper van de duiven die per ongeluk de overdekte bazaar zijn binnengevlogen en de weg kwijt zijn. Ze hoort het ‘Kom binnen!’ dat de verkopers af en toe uitroepen.
Ik word weer het meisje dat met vader naar de fijne tapijtpatronen kijkt op de tapijtmarkt. De tapijten die op elkaar liggen en door de verkoper worden omgeslagen als de pagina’s van een groot kleurboek. Zonlicht schijnt door de gaten van het gebogen plafond. Zonder te luisteren naar vaders uitleg over het onderscheid tussen handgeknoopte en machinaal vervaardigde tapijten staart ze naar de kralen van zijn amberkleurige bidketting en denkt ze aan het lekkere eten dat ze straks samen met hem zal eten in een café in een verlaten hoek van de bazaar. Ze denkt aan het krakende geluid van kraakbeen tussen haar tanden van het stuk vlees dat vader aan haar geeft . Ze denkt aan de rode ogen van vader als hij in rauwe uien bijt, aan het brandende gevoel in haar keel na het drinken van een koude, sprankelende Ayran en aan zijn glimlach.

 

© 2021 Sholeh Rezazadeh

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum