Leesfragment: De kleuren van Anna

14 november 2021 , door Sander Kollaard
|

Vandaag verschijnt de nieuwe roman van Sander Kollaard, De kleuren van Anna. Lees bij ons een fragment.

Een naamloze schrijver bezingt zijn muze, Anna, die hij leert kennen in het Zweedse dorp waar hij woont. Na haar plotselinge dood gaat hij op zoek naar de kleuren die hij dankzij haar heeft leren zien. Het resultaat is een verhaal dat alle kanten op waaiert – van Jakobs gevecht met de engel naar onze moderne woede, van de schilder Willem de Kooning naar de Zweedse bosbouw, van Joe Biden naar Alex de Galliër – maar steeds weer terugkeert naar wat Anna zo tekende: kleur. 'De kleuren van Anna' is een roman over onze verbeelding, over het vermogen om overal verhalen in te vinden, en over het belang daarvan. De verbeelding geeft ons niet alleen kunst, maar ook empathie. In een tijd waarin al te vaak een beroep wordt gedaan op benauwde instincten, viert Kollaards verteller een feestje met onze gullere driften.

N.B. Lees ook Daan Stoffelsens bespreking van de roman en zijn stuk over Kollaards oeuvre, aan de hand van De laatste dag van de koning. We publiceerden eerder voor uit Uit het leven van een hond, en uit Stadium IV.

 

Rood

‘I always like red. It’s a picker-upper.’
Nancy Reagan

Bloed is rood. Het hart is rood (door al dat bloed). Het bloed op het uniformjasje dat Franz Ferdinand droeg toen hij werd vermoord in Sarajevo, in 1914, is allang niet meer rood natuurlijk maar je beseft dat het dat ooit was, dat het uit een stervend lichaam kwam, en dat het ellendige gevolgen zou hebben. Zijn vrouw kwam ook om, Sophie Chotek, maar dat zijn we vergeten.
De bloedspetters op de zonnebril die John Lennon droeg toen hij in 1980 werd doodgeschoten in New York waren rood maar, eenmaal gedroogd, een soort bruin. Yoko Ono, zijn vrouw, maakte er een foto van die ze gebruikte als protest tegen vuurwapengeweld in de vs.
Het mantelpakje van Jackie Kennedy raakte besmeurd met het bloed van haar man toen hij werd vermoord in Dallas, in 1963. Het bloed toont donker op de roze stof. Ze stond erop dat pakje ook te dragen toen ze in Air Force One met haar overleden man terugvloog naar Washington. Onderweg werd Lyndon Johnson ingezworen als president. Jackie stond naast hem, op zijn verzoek, en dus in dat pakje. Het gaf denk ik uiting aan haar woede. Ze probeerde het onzinnige geweld dat haar man had weggenomen zichtbaar te maken en te houden en dat is gelukt want zojuist heb ik die foto maar weer eens opgezocht, niet voor de eerste keer. Het spectrum van het licht van ver weg gelegen sterren verschuift naar rood. Hoe verder weg, hoe roder het licht. Zo kun je afstand meten. Astronomen hebben dat gedaan en ontdekten dat het heelal nog altijd uitdijt: de afstanden nemen toe. Dat is een tikje verontrustend want het heelal is al erg groot. Om u een idee te geven: als twee sterrenstelsels, elk met miljarden sterren, de meeste ervan groter dan onze zon, al die sterren met planeten en heel wat van die planeten met manen of ringen, als al die wervelende massafs met elkaar botsen, gebeurt er niets. De stelsels schuiven simpelweg door elkaar heen.
Ruimte zat.

Rood betekent gevaar. Rood is een waarschuwing. Rood betekent stoppen en wachten en pas verdergaan bij groen. Brandweerautofs zijn rood. Buurten waar veel prostituees werken zijn ros. Felrode lippen staan voor schoonheid, zinnelijkheid of een bedenkelijke moraal, net wie je het vraagt, maar hoe dan ook moet je opletten. Rood staan betekent dat je schulden hebt. Rood zien betekent dat je van het veld moet. Rode lappen brengen stieren de kop op hol.

Onze woede is rood. We kijken met rood aangelopen koppen naar de wereld en zijn boos over alles: stalbranden, cancel culture, banken, hun in Den Haag, inhalen op de invoegstrook, anti-vaxxers, Black Lives Matter, robotisering, blanke mannen, stickertjes op fruit, Zwarte Piet, var, pedofielen, bomenkap in de Amazone, Extinction Rebellion, genderfluiditeit, Wall Street, de pandjesprins, critical race theory, feministen, gewone hardwerkende Nederlanders, nepnieuws, Farmers Defence Force, techgiganten, de Belastingdienst, sensitivity readers, hun in Brussel, politiek correcte politici, te weinig vis in zee, te weinig koraal in zee, te weinig ijs en dus te veel water in zee, te veel plastic in zee en beslist te veel dode migranten in zee en –
Maar u zult het punt nu wel te pakken hebben.
Koning Willem-Alexander is bezorgd over al die woede. Hij zei in een kersttoespraak dat we onvoldoende naar elkaar luisteren. Hij vindt dat we te weinig zoeken naar wat ons verbindt. Hij pleit voor tolerantie. Hij wil samenwerking. Hij wil dat we elkaar vasthouden. Hij wil dat we geloven in onszelf. Hij zegt dat er een gelukkige en vreedzame toekomst op ons wacht als we dat echt willen.
De koning is uit het Huis van Oranje.

Karnemelkflessen, vroeger, hadden een rode aluminiumdop, die je voorzichtig naar beneden moest drukken zodat hij loskwam. Soms ging dat mis en brak je duim erdoorheen en moest je de rest van de dop er moeizaam afpeuteren. Mijn vader maakte er met een puntig mesje twee, aan één kant aansluitende sneden in, zodat je een driehoekig flapje kreeg. Zo kon je de dop weer sluiten, min of meer, maar het schenken was lastiger.
Ik ben inderdaad al zo oud dat ik me melkflessen herinner. Ik herinner me ook de melkboer, Piet, een reusachtige man met een groot, rond en rood gezicht. Piet kwam langs in zijn gemotoriseerde melkwagentje, dat zowel knetterde als rinkelde. De cabine leek veel te klein voor hem en had geen deuren. Zijn linkerbeen hing buitenboord. Hij droeg klompen. Hij stapte al uit terwijl het wagentje nog niet volledig tot stilstand was gekomen, in een schitterende, vloeiende beweging, ondanks die klompen. Als hij instapte en weer op gang kwam sleepten voet en klomp even over de klinkers, al even elegant, met een geluid van stromend water in een beek met kiezels. Hij zette de flessen melk, karnemelk, yoghurt en vla (vanille/chocolade/hopjes) neer bij de voordeur en nam de lege, door mijn moeder gespoelde flessen mee. Een keer in de week rekende hij af. Ik herinner me zijn beduimelde aantekenboekje. Ik herinner me de portemonnee van mijn moeder. Ik herinner me de vuurdoorn naast de voordeur. Ik herinner me het kantelraam in de voorgevel van het huis dat ’s avonds na het eten werd opengezet om te luchten.
Ik herinner me de vanzelfsprekendheid van het tafereel van mijn moeder en de melkman en die vuurdoorn en dat kantelraam.
En met de jaren herinner ik mezelf steeds vaker aan de schijn van die vanzelfsprekendheid om mezelf ertoe te brengen beter op te letten, om werkelijk te zien wat er nu is, hier, want voordat je het weet is het weg – zoals de jongen die ik ooit op een perron zag, zo’n verlegen jongen, juist toen mijn trein vertrok, die mijn blik ving en zich daardoor genoodzaakt voelde zijn hand op te steken, bij wijze van groet. Ik had al geen tijd meer om zijn groet te beantwoorden en dat zit me nog steeds dwars.

Schilders noemen rood cadmiumrood, Turks rood, Perzisch rood, scharlaken, karmozijn, vermiljoen, rode oker en ossenbloed. Ik kijk graag naar schilderijen met veel rood, die van Carpaccio bijvoorbeeld, of Rossetti, of Appel.
Ik kijk graag naar een zelfportret van de Zweedse schilder Anders Zorn. Hij schilderde het in zijn atelier, in 1920, vijf jaar voor zijn dood. Die dood zat hem denk ik al op de hielen want we zien een oude, te dikke en versleten man. Zijn linkerooglid hangt half over zijn oog dus misschien had hij al een beroerte gehad. Onder zijn ogen zien we meervoudige wallen. Zijn wangen zijn mager ondanks het opgezwollen gezicht. In zijn linkerhand houdt hij een sigaret: hij was kettingroker. Ik denk dat zijn longen al ziek waren want zijn mond is iets getuit zoals je dat ziet bij mensen met bijvoorbeeld emfyseem: het helpt ze om krachtiger uit te ademen. Het is een portret van iemand die zichzelf bekijkt met een meedogenloze blik, zoals misschien alleen mensen op gevorderde leeftijd dat kunnen, eindelijk bevrijd van ijdelheid. Door die onverschrokken blik zien we dat in die oude, zieke man nog altijd kracht school.
Maar hoe mooi het portret ook is, het eigenlijke onderwerp is het rood van zijn driedelig kostuum. Ik kijk er steeds opnieuw naar, meer nog dan naar het gezicht van de schilder. Aan het gebleekte licht dat door het venster komt en op zijn gezichtshuid en handen valt kun je zien dat het winter is. In Mora, waar Zorn woonde, sneeuwt het ’s winters uitbundig en kan het twintig graden onder nul worden. Maar juist in dat kille licht komt het rood van zijn pak tot volledige bloei en dat is de sleutel tot dit schilderij: dat volle rood in het winterlicht, zo warm dat het de laatste krachten van deze oude, vermoeide en zieke man lijkt te voeden – meer dan eten en drinken, meer dan de zuurstof die hij nog binnenkreeg, meer dan gewoonte en koppigheid, meer dan zijn angst voor het einde.
Hij leeft hier nog dankzij dat rood.

Het mooiste rood dat ik ken is faluröd. Het is gemaakt met pigment dat werd gedolven in de kopermijn van de Zweedse stad Falun. Ik heb er de schuur, het kippenhok en de kas mee geschilderd. Op de laatste bus die ik kocht staat dat het erts voor het pigment 27 jaar voordat Mozart Die Zauberflöte schreef is gedolven. Ik moest zelf uitrekenen wanneer dat was: 1764.
Wie door Zweden reist ziet heel wat rode huizen en schuren, en dat rood komt dus uit Falun. Het is een glorieus rood. De tint heeft een ongebruikelijk breed spectrum. Het bloost in de lente als het rood van kinderbloed, het gloeit in de zomer met een kleur van aalbessen, het verkleurt in de herfst tot opgedroogd bloed. In de winter trekt het zich grotendeels terug in het hout zodat er slechts een grauwe, grijze kleur overblijft waarin nauwelijks rood te vinden is. Wat me soms overvalt, en dan nogal aangrijpt, is hoe de winterzon soms op dat grijs valt en dat rood weer tevoorschijn haalt. Het is alsof de winter begrijpt waar ik zo naar verlang: de lente. Ze komt, mompelt hij, terwijl de ijspegels in zijn baard zachtjes rinkelen, ze komt, echt waar.
Faluröd wordt gemaakt met kopererts uit het binnenste van de aarde en is eeuwig dankbaar voor het licht dat haar werd geschonken. Er is geen kleur die zo genereus is met haar tinten. Het is een rood dat alle mogelijkheden van rood in zich draagt. Het is een rood dat met gemak de seizoenen zichtbaar maakt, en met die seizoenen de tijd, en met die tijd mijn leven, en dat van u en iedereen en alles wat leeft.

***

Anna was bij onze eerste ontmoeting even in de zeventig. Ze had een hond, net als ik, en we raakten aan de praat in het dorp. Ze stelde zich voor, wees vaagjes in de richting van het huis waar ze sinds een paar weken woonde, en vertelde me toen dat ze als jonge vrouw een paar uur had gevochten met een engel.

[...]

 

 

© Copyright 2021 Sander Kollaard

pro-mbooks1 : athenaeum