Leesfragment: De Vier Elementen

19 september 2021 , door Robert Pollack
|

21 september verschijnt het tweede boek van Robert Pollack: De Vier Elementen. Lees bij ons een fragment!

De Vier Elementen van Robert Pollack, auteur van De Taak, is een meeslepende roman over naziroofkunst, familiegeheimen en grote liefde.

De Duitse industrieel Bernhard Wenzel wordt ervan beschuldigd dat zijn bedrijf vier kostbare schilderijen verbergt. Deze schilderijen, De Vier Elementen, zijn tijdens de Kristallnacht door de nazi’s van een joodse familie geroofd. Wenzel ambieert een politieke carrière binnen de rechts-nationalistische partij en kan dit schandaal er niet bij hebben. Aan advocaat Leo Spier de taak hem te helpen.

Maar wat is er tachtig jaar geleden gebeurd? Bernhards vader mocht niet kiezen voor de half-joodse vrouw van wie hij hield, omdat de familieonderneming afhankelijk was van de Duitse oorlogsindustrie. Hebben De Vier Elementen toen al een rol gespeeld? Voor advocaat Spier is deze delicate zaak een grote uitdaging, niet alleen vanwege zijn joodse achtergrond, maar ook omdat hij tegenover Christine Lavergne komt te staan, een Franse advocaat met wie hij een verleden heeft.

De Vier Elementen is een intrigerend verhaal voor de fans van Joël Dicker en Donna Tartt.

N.B. Lees op Athenaeum.nl ook een fragment uit De Taak en Raymond van den Boogaards bespreking van dat boek.

 

1

In de straten van Berlijn klonken twee soorten geschreeuw, die van angst en die van opwinding. Groepen mannen, de meeste in bruine uniformen, sommige in het zwart, bekogelden eenzame sloebers met stenen. Als zo’n ongelukkige in elkaar zakte, werd hij met zwepen verder afgetuigd. Soms kreeg hij alleen een schop, waarna een volgend slachtoffer aan de beurt was. Het was een vroege avond in november, nog niet echt koud, maar wel al donker.
In hun ruime woning aan de Steinstrasse zat het gezin Hirsch aan een rechthoekige tafel te wachten op de volgende gang. De kaarsvlammen weerschenen in het glinsterende zilver.
De ouders – Rebecca en Emmanuel – zaten tegenover elkaar en hadden allebei aan weerszijden een kind naast zich. Rebecca zat tussen de meisjestweeling, Emmanuel tussen de oudste dochter en de zoon.
Vanachter het doorgeefluik reikte de kok het gebraden lamsvlees met groene kool en tomaten op een schaal aan. Hildegard, het dienstmeisje, diende het op.
Aan iedere wand van de eetkamer hing een schilderij. De vier schilderijen vormden een ensemble. Bij daglicht komen ze veel beter uit de verf, dacht Emmanuel. Morgenochtend vraag ik Hofer om een prijs. Hopelijk is die beter dan die rotprijzen van zijn concurrenten.
Als we morgenochtend halen.
‘Wat is er buiten?’ vroeg Leontine aan haar vader. Ze was met haar zes jaar nog te jong om het te begrijpen, maar uit haar angstige toon bleek dat haar instinct werkte. Haar tweelingzusje Betsy kneep haar lippen op elkaar. Ze was de hele avond al stil.
‘Niets aan de hand, hoor, liefje, buiten zijn wat boze mensen,’ zei Emmanuel. ‘Hier zijn we veilig.’
Hij reikte over de tafel naar het handje van zijn dochter. Tegelijkertijd keek hij in de donkere ogen van zijn vrouw, die hem bemoedigend toeknikte.
‘Niet waar,’ zei Marian. Zij was drie jaar ouder dan de tweeling.
‘Ze willen ons dood hebben,’ zei Frans, de oudste. Hij had meegemaakt hoe op school de Jodenhaat en de verering van Adolf Hitler werden onderwezen alsof dit vanzelfsprekende waarheden waren. Na zijn overplaatsing naar een joodse school gingen de pesterijen op straat door, tenminste wanneer hij als Jood werd herkend, wat gelukkig niet altijd zo was. Maar hoelang nog? Er gingen geruchten dat alle Joden een merkteken zouden moeten gaan dragen, zodat ze overal herkenbaar zouden zijn.
‘We gaan eten,’ zei Rebecca.
Buiten klonk een knal.
‘Ik ben bang!’ zei Leontine. Haar gezicht betrok alsof ze zou gaan huilen, maar ze maakte geen geluid.
Emmanuel stond op. Hoe kon hij zijn gezin beschermen?
‘Blijf nou zitten,’ zei Rebecca.
Maar hij moest weten wat er gebeurde. Bij het raam schoof hij het gordijn een stukje opzij.
‘O nee,’ zei hij.
‘Wat is er?’
‘Ze nemen Joseph mee. Deborah staat bij de deur te huilen.’
Joseph Rosenthal was hun overbuurman. Hij zag er verloren uit, in zijn zwarte pak waarvan het jasje was gescheurd, waardoor een mouw los van zijn arm hing. Twee mannen in zwarte uniformen duwden hem in de richting van een arrestantenauto. Emmanuel zou hem te hulp moeten schieten, ze waren met het echtpaar Rosenthal bevriend, maar zijn bemoeienis zou niets uitmaken. Het was intussen volkomen duidelijk hoe de ss en sa opereerden; door zich ermee in te laten, zou hij ze reden geven om ook zijn gezin te belagen.
‘Was het een pistoolschot?’ vroeg Frans.
Emmanuel draaide zich naar zijn gezin. Hij voelde zich duizelig, het bloed was uit zijn gezicht weggetrokken.
‘Nee. Laten we gaan eten.’
Het geraas in de stad ging de hele avond door, maar in de Steinstrasse keerde de rust na een tijdje terug. Hildegard ruimde na het eten af, Rebecca bracht de tweeling naar bed, de twee andere kinderen gingen een uur later ook, en Emmanuel dronk een glas cognac in de voorkamer. De drank maakte hem loom.
Verschrikkelijk voor Joseph en Deborah, maar hij zal wel weer vrijkomen. Meestal blijft het bij intimidatie.
De gedachte hielp maar kort. Hij kon er niet omheen dat de situatie steeds gevaarlijker werd. Ze moesten weg uit Berlijn, uit Duitsland, maar waarheen? Zwitserland was niet ver, maar het was bijna onmogelijk er nog binnen te komen. Om uit handen van de nazi’s te blijven was Amerika de enige betrouwbare optie. Hij moest zijn kunstcollectie en het zilver zo snel mogelijk verkopen. Maar hoe kreeg hij zijn effecten en het spaargeld de grens over? De regering had alles dichtgetimmerd met belastingen en onmogelijke vergunningsvereisten. En wat Hitler niet langs die weg voor elkaar kreeg, liet hij door zijn knokploegen oplossen.
Hildegard kwam binnen en vroeg of hij nog iets nodig had.
‘Dank, mevrouw Hildegard, ik ga zo slapen. Mijn echtgenote is al boven?’
‘Ja, meneer.’
‘Dan eindigt deze werkdag ook voor u.’
‘Dank, meneer.’
Rebecca sliep al. Hij kroop voorzichtig tegen haar warme lichaam aan en kon toch de slaap niet vatten. Wat als ze hem ook oppakten? Of Rebecca? Hun kinderen konden nergens heen. Er moest een oplossing zijn, misschien een gezin van niet-Joden waar ze konden worden ondergebracht. Hij had enkele niet-joodse patiënten die mogelijk konden helpen, maar hoe goed kende hij hen?
Piekeren helpt niet, hoorde hij in gedachten zijn moeder zeggen. Ze was al een paar jaar dood, ze hoefde dit gelukkig niet mee te maken.
De slaap kreeg pas rond vier uur vat op hem, maar om zes uur werden ze gewekt door gebonk op de voordeur.
‘Ik ga kijken.’ Hij deed zijn kamerjas aan en zijn pantoffels.
Hij verwachtte dat Rebecca zou zeggen dat hij niet moest opendoen, maar ze besefte natuurlijk ook dat het niet zou helpen. Als hij niet zou gaan, zouden zij komen.
Hij liep zo snel mogelijk de trap af, maar nog voor hij bij de deur was, klonk het gebonk opnieuw.
‘Opendoen!’
De deur werd ruw opengeduwd toen hij hem van het slot haalde. Vier mannen kwamen binnen, twee in lange jassen, twee in politie-uniform. De mannen in uniform pakten hem bij zijn armen. Hij probeerde niet te laten merken dat ze hem pijn deden.
De oudste van de twee in lange jassen, een man van een jaar of veertig, kwam dicht voor hem staan. Hij rook zijn adem.
‘Gestapo. U wordt gearresteerd wegens opruiing.’

[...]

 

© 2021 Robert Pollack

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum