Leesfragment: Duizend kraanvogels

07 juli 2021 , door Yasunari Kawabata
|

Vanaf 8 juli weer in vier Athenaeum Boekhandels: Yasunari Kawabata's roman Duizend kraanvogels, uit het Japans vertaald en van een nawoord voorzien door C. Ouwehand. Wij publiceren voor.

Kawabata is een van de meest geprezen en geliefde Japanse auteurs van de twintigste eeuw. Hij ontving de Nobelprijs voor de Literatuur

‘Zelfs toen hij al in de tuin van de Engaku-tempel in Kamakaru was, wist Kikuji nog niet of hij naar de theeceremonie toe zou gaan. Hij was laat.’

Met deze intrigerende woorden begint Duizend kraanvogels – een begrip dat in Japan een symbool van geluk en zuiverheid is. Kikuji is uitgenodigd voor een theeceremonie door een voormalig minnares van zijn overleden vader. Tot zijn schrik vindt hij daar echter haar rivale, mevrouw Ota, en blijkt de ceremonie georgani-seerd te zijn zodat hij zijn toekomstige bruid kan ontmoeten. De affaire die hij vervolgens start met mevrouw Ota doet veel stof opwaaien. Verteerd door schuldgevoel jegens Kikuji’s vader pleegt ze zelfmoord. Na haar dood vinden Kikuji en Fumiko, de dochter van mevrouw Ota, elkaar in hun rouw, en uiteindelijk ook in de liefde.

In deze hartstochtelijke roman die zich afspeelt in het Japan van net na de Tweede Wereldoorlog ontroert Kawabata met de grote en vooral kleine belevenissen van zijn personages. Tegen een achtergrond van de Japanse theeceremonie vormt zich het verhaal in korte passages, waarin zich werelden gevuld met liefde, medemenselijkheid en dood afspelen.

 

I
Duizend kraanvogels

1

Zelfs toen hij al in de tuin van de Engaku-tempel in Kamakura was, wist Kikuji nog niet of hij naar de theeceremonie toe zou gaan. Hij was laat.
Wanneer Chikako Kurimoto thee gaf in het binnenpaviljoen van de tempel ontving Kikuji altijd een uitnodiging. Na de dood van zijn vader had hij die uitnodigingen alleen als beleefdheid beschouwd en er nooit gevolg aan gegeven.
Maar deze keer had Chikako erbij geschreven dat zij hem aan een van haar leerlingen wilde voorstellen. Toen hij het las, dacht hij aan de moedervlek van Chikako. Hij was misschien acht of negen jaar. Zijn vader had hem meegenomen naar Chikako’s huis. Zij zat in de woonkamer. Haar kimono was open. Met een kleine schaar knipte zij de haren van een moedervlek die ter grootte van de palm van een hand haar halve linkerborst bedekte en naar beneden toe uitliep. Er scheen haar te groeien op die purperzwarte vlek.
Chikako was bezig het af te knippen.
‘Heb je de jongen meegenomen?’
Geschrokken plukte ze aan de kraag van haar kimono. Misschien omdat de haast om zich te bedekken haar nog zenuwachtiger maakte, draaide ze zich wat opzij en trok toen haar kimono zorgvuldig recht in de obi.
Ze was meer geschrokken van Kikuji dan van zijn vader. Het dienstmeisje had voor hen opengedaan, Chikako moest Kikuji’s vader verwacht hebben.
Zijn vader ging niet de woonkamer, maar de aangrenzende leskamer binnen.
Hij ging zitten, keek naar de schildering in de nis en vroeg toen afwezig: ‘Zou ik wat thee mogen hebben?’
‘Natuurlijk.’ Maar Chikako maakte geen aanstalten.
Kikuji had de krant op Chikako’s schoot gezien. Er lagen haren op. Het leken wel baardharen.
Hoewel het klaarlichte dag was, lawaaiden de muizen over de zoldering. In de tuin bloeide bij de veranda een perzikboom. Ook nadat Chikako bij de haard was gaan zitten en thee maakte, deed zij afwezig.
Ongeveer tien dagen later hoorde Kikuji zijn moeder aan zijn vader vertellen, alsof zij hem een groot geheim openbaarde, dat Chikako niet getrouwd was vanwege haar moedervlek. Uit zijn moeders ogen sprak medelijden met Chikako.
‘O ja?’ Zijn vader deed lichtelijk verbaasd. ‘Maar het zou toch niet erg zijn als haar man het te zien kreeg? Hij zou toch van die moedervlek geweten hebben?’
‘Dat heb ik haar ook gezegd. Maar een vrouw blijft tenslotte een vrouw. Je praat niet zo gemakkelijk over een grote vlek op je borst.’
‘Zij is geen jong meisje meer.’
‘Nee, en toch… Met een man is het iets anders. Die zou erom lachen als het na zijn huwelijk ontdekt werd!’
‘Heeft ze je de vlek laten zien?’
‘Hoe kom je erbij. Natuurlijk niet.’
‘Dus jullie praatten er alleen maar over?’
‘Ze kwam voor mijn les vandaag. We praatten over allerlei dingen en ineens kwam het eruit.’
Zijn vader zweeg.
‘Stel je voor dat ze op een dag toch nog zou trouwen. Hoe zou haar man dan reageren?’
‘Hij zou het waarschijnlijk niet zo leuk vinden. Maar wie weet, misschien heeft het wel iets aantrekkelijks. De mooie dingen zouden er beter door uitkomen. Het lijkt me heus niet onoverkomelijk.’
‘Daarmee heb ik ook geprobeerd haar te troosten. Maar het is op de borst, zei ze.’
‘En?’
‘En als ze dan een kind kreeg en het de borst moest geven… Voor haar man zou het misschien niet zo erg zijn, maar voor het kind…?’
‘Je bedoelt dat ze vanwege die moedervlek geen melk zou hebben?’
‘Nee, dat natuurlijk niet. Maar als ze het kind de borst gaf, zou het die vlek toch zien. Ik was er zelf nooit op gekomen, maar zij denkt werkelijk aan alles. Vanaf de geboorte zou het kind aan die borst drinken. Zodra het begint te kijken, ziet het die vlek op moeders borst. De eerste indruk van zijn moeder, van de wereld, zou die lelijke moedervlek zijn en die indruk zou het zijn hele leven bijblijven!’
‘Overdrijf je nu niet een beetje?’
‘Och, je zou het kind natuurlijk de fles kunnen geven of een min kunnen nemen.’
‘De hoofdzaak lijkt me dat je het kind de borst kunt geven.’
‘Zo eenvoudig ligt het niet. De tranen sprongen me in de ogen toen ik het hoorde. Ik zou onze Kikuji niet aan een borst met een moedervlek hebben willen laten drinken.’
‘Nee?’
Kikuji was verontwaardigd geweest over de schijnheiligheid van zijn vader. En hij haatte de vader, die er niet aan dacht dat ook hij, Kikuji, Chikako’s moedervlek gezien had. Maar nu, bijna twintig jaar later, moest Kikuji glimlachen bij de gedachte aan zijn vaders verlegenheid van toen.
Na zijn tiende jaar dacht hij nog vaak terug aan wat zijn moeder gezegd had. Hij voelde zich weinig op zijn gemak bij de gedachte aan een halfbroer of -zuster die aan de borst met de moedervlek zou drinken. Niet zozeer een vreemd broertje of zusje, maar dat Chikako hun moeder zou zijn maakte hem bang. Kikuji was eenvoudig bezeten door de gedachte dat kinderen die aan de borst met die grote, behaarde moedervlek zouden drinken, monsters moesten zijn. Gelukkig was Chikako kinderloos gebleven. Men zou zich kunnen voorstellen dat zijn vader van haar geen kinderen gewild had. Misschien ook was de gevoeligheid van zijn moeder voor haar merkteken voor hem voldoende geweest om Chikako te overtuigen van het onwenselijke van kinderen. In ieder geval, Chikako kreeg geen kinderen, noch tijdens het leven van zijn vader, noch na diens dood.
Misschien had Chikako Kikuji een slag vóór willen zijn door zo spoedig nadat hij haar moedervlek gezien had er met zijn moeder over te spreken.
Chikako bleef ongetrouwd. Had de moedervlek haar leven deze wending gegeven?
Maar ook Kikuji vergat de vlek nooit. Soms geloofde hij dat zijn eigen levenslot erdoor bepaald werd.
Toen hij de uitnodiging voor de theeceremonie kreeg en las dat Chikako hem bij die gelegenheid een jong meisje wilde laten ontmoeten, doemde de moedervlek weer voor hem op. Een ogenblik vroeg hij zich af of dat meisje wel een helemaal gave huid zou hebben. Werd zij niet door Chikako geïntroduceerd?
Zou zijn vader wel eens in die moedervlek geknepen hebben? Erin gebeten misschien? Het liet hem niet los.
Zelfs nu hij in de tempeltuin liep, bij het getsjilp van vogels, liet het hem niet los.
Na die gebeurtenis, in enkele jaren, was Chikako op de een of andere manier mannelijker geworden. Ze leek nu als het ware zonder sekse te zijn.
Vandaag zou ze energiek en efficiënt de theeceremonie leiden. De borst met de moedervlek zou verwelkt zijn. Kikuji glimlachte opgelucht.
Toen kwamen twee jonge meisjes haastig achter hem het pad op. Hij stond stil om ze voorbij te laten.
‘Weet u ook of dit het pad is naar het paviljoen waar juffrouw Kurimoto thee geeft?’ vroeg hij.
‘Ja, zeker,’ antwoordden ze tegelijkertijd.
Het was een overbodige vraag: aan hun kleding had Kikuji kunnen zien dat ze naar een theeceremonie gingen. Hij had het alleen gevraagd om zeker te zijn dat hij er zelf ook heen zou gaan.
Een van de meisjes was mooi.
Zij droeg iets in een crêpezijden doek met het patroon van duizend witte kraanvogels op een perzikrode ondergrond.

 

© 1941-1951 erven Yasunari Kawabata
© 1980, 2021 Nederlandse vertaling erven Cornelis Ouwehand en Meulenhoff Boekerij bv, Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum