5 oktober verschijnt Echo, een verzameling essays, brieven en speeches van Neske Beks. Lees bij ons alvast een deel van het essay 'Over waar de moedervogel haar nest bouwt'.
Genadeloos legt Neske Beks de vinger op de zere plek. Waarom komt er een massale witte reactie op de politiemoord op George Floyd, maar zien we die nooit bij politiemoorden op Zwarte vrouwen? Niet alleen is de witte, suprematieve blik in onze samenleving nog steeds dominant, Zwarte vrouwen delven het onderspit, zeker intersectioneel gezien: ze zijn niet wit en ze zijn geen man. En als ze queer zijn, geboren in de arbeidersklasse, ziek en/of gehandicapt, hangen ze helemaal onderaan de totempaal.
Overtuigend laat Beks zien hoe systemisch en stelselmatig de ontkenning en het niet gezien en gehoord worden zijn. Bevlogen vertelt ze over het belang van het werk van Toni Morrison, vernoemt ze haar boek naar Echoes van Audre Lorde, en schrijft ze een brief aan Amanda Gorman – steeds met het doel een brug te slaan tussen zwart en wit.
N.B. Lees ook het essay 'Gemengd gevoel' dat Beks voor de bundel Zwart schreef, en een fragment uit haar debuurtroman De Kleenex Kronieken.
Ga even zitten, zoon, en luister naar mijn pen.
i het nest van de moeder
1976. De Afrikaanse man met de slangenleren handtassen en houten beeldjes die door de Vlaamse mannen in het volkscafé wordt uitgejouwd als hij zijn Afrikaanse waar probeert te verkopen lijkt – qua uiterlijk – meer op mij dan mijn witte pleegouders. Dat behoeft geen scherpe blik, maar de onderdanige houding waarmee hij de vernederingen tracht weg te lachen om toch maar iets te kunnen verkopen maakt dat ik me niet alleen van zijn onderdanigheid, maar – pijnlijker – ook van hemzelf distantieer.Ik ben drie of vier jaar oud en ik ben met mijn mama en papa, zoals ik mijn pleegouders noem, ‘op café’. Mijn ogen doorzoeken de ruimte naar een andere Zwarte man of vrouw in wie ik mezelf wel zou kunnen herkennen. Maar iedereen in het café is wit.Mijn moeder haalt herhaaldelijk haar lange witte vingers door haar blonde haar. Dat gebaar kopieer ik zo vaak ik kan, maar mijn kleine vingertjes blijven haken in mijn dichte kroes.
2019. Jij staat bij de kassa van het theater met je strakgekamde afro, je chique wollen halflange merkjas en roze sjaal. De vrouw achter de kassa geeft je je kaartje en ze bloost als je naar haar lacht.Qua leeftijd had ze je moeder kunnen zijn, maar dat ben ik.‘Ik heb swag, mam,’ grinnik je in mijn oor.Het blijft een vreemde gewaarwording dat de knapste man die hier vanavond rondloopt uit mijn eigen buik geboren is. Belachelijk überhaupt dat een jongen die ik twee maanden niet gezien heb kan uitgroeien tot een man. Je bent – ondanks het feit dat je niet zo van lezingen houdt – speciaal voor mij hierheen gekomen. Het enige familielid dat mijn boekpresentaties en filmpremières bezoekt.
Ik was vier jaar jonger dan jij nu bent toen ik besloot dat ik mijn kinderen wilde opvoeden in het progressieve Nederland van de jaren tachtig en niet in het naargeestige, racistische Antwerpen van mijn jeugd. Dertig jaar later betwijfel ik sterk of ik de goede keuze heb gemaakt. En vooral of het leven wel te sturen is; het leven is de danser en wij zijn de dans. Het pad dat je te lopen hebt, inclusief de te overwinnen hobbels, is niet te ontvluchten door een verhuizing naar een ander land. De cycli van het leven brengen op je pad wat je te ervaren hebt en een herhaling van zetten (b)lijkt onontkoombaar.Meteen na mijn eindexamen verhuisde ik naar Amsterdam, waar ik als au pair aan het werk ging en me als herboren voelde, louter en alleen omdat niemand me er ooit vroeg waar ik vandaan kwam, waarom ik zo goed Nederlands sprak en of – de ergste – het bruin van mijn vel bij het zoenen kleur afgaf.Een taal leren was mijn motivatie niet. Een andere cultuur: jawel.Als ik aan die eerste zomer in Amsterdam denk, zie ik mezelf met wapperende gerelaxte haren in een zwarte leren minirok over het Damrak lopen, met mijn koptelefoon op, klaar om een nieuwe wereld te bestormen. ‘Treated me kind. Sweet destiny. Carried me through desperation to the one that was waiting for me.’ Uit de walkman klonken de r&b-klanken van Mariah Careys ‘Vision of Love’. Voor altijd de zoetsappige soundtrack van die eerste tijd in Nederland: een tijd vol hoop, toekomstbeelden en verwachting.Het waren de dagen waarin ik je vader ontmoette, en alhoewel er niet meteen sprake was van een kinderwens, kan ik niet terugdenken aan onze eerste date zonder me te herinneren dat je vader me toen al vroeg of ik ooit kinderen wou. Alsof je ziel toen al boven onze hoofden hing. ‘Wat moet ik daar nou op zeggen, mam: misschien wel en misschien niet, sang.’Sang! Je vaders familie, en eigenlijk de hele Surinaamse gemeenschap, ontving me met open armen en iedereen ging er als vanzelf van uit dat ik ook Surinaams was. Niemand stelde moeilijke vragen en ik hoorde erbij, op basis van kleur. Voor het eerst in mijn leven.We dansten New jack swingbeat op de dansvloer van discotheek Caribbean, de place to be in Amsterdam destijds als je zoals wij van Zwarte muziek hield. Die plek is al jaren opgedoekt.
Op 24 november 1991 brak ‘Zwarte Zondag’ aan: de extreemrechtse partij Vlaams Blok verdubbelde haar stemmenaantal en ik zag op de tv in mijn Amsterdamse kamer dat één op de drie Antwerpenaren een extreemrechtse stem had uitgebracht. De Nederlandse regering distantieerde zich hardop van wat er in Antwerpen gebeurde en mijn nieuwe Nederlandse vrienden – wit én Zwart – keken me vol medelijden aan.De xenofobie die ik al mijn hele leven lang gevoeld had zonder dat mijn landgenoten er heldere woorden aan verbonden, werd nu voelbaar en zichtbaar door leuzen als ‘Eigen volk eerst’ en ‘Alle buitenlanders oprotten naar hun eigen land’. Antwerpen, de stad waar ik – als dubbelbloedkind van een koffie- met-veel-melk-gekleurde Vlaams-Amerikaanse moeder en een blauwZwarte Gambiaanse vader met roots in Senegal – geboren en getogen was.Mijn pleegmoeder wendde beschaamd haar ogen naar de grond toen ze me vertelde dat bij ons thuis de rechtse stem van mijn vader kwam. Mijn witte pleegvader weliswaar, maar wel dezelfde liefdevolle papa die me drie weken na mijn geboorte in zijn hart en armen had gesloten. Ik was negentien, twee jaar jonger dan jij nu bent, en ik bevroor. ‘Een van ons’ noemden ze me, maar blijkbaar was ik dat toch niet helemaal. Mijn vader vragen waarom hij extreemrechts stemde – nee, dat durfde ik niet.Een cordon sanitaire voorkwam dat het Vlaams Blok aan de macht kwam. Thuis communiceerden we met papa over koetjes en kalfjes, maar bij de dingen die er echt toe deden vielen we terug op een eigen vorm van ‘cordon sanitaire’ aan de keukentafel. Extreemrechts stemmen – en überhaupt rechtse sympathieën koesteren – had in het Nederland van die jaren een heel andere impact dan nu. Er was een rechtse partij, de Centrum Democraten, met aan het hoofd daarvan ene Hans Janmaat. Zij stonden voor het ultrarechtse geluid van toen dat nu doorgaat voor het midden. Werkelijk niemand wilde bij dat soort volk horen. Eigenlijk werden ze volkomen uitgekotst: alles aan hen ademde een echo van een Zwart verleden: nsb, Jodenvervolging, de weduwe Rost van Tonningen (van wie ik in het verre België nog nooit had gehoord en jij nu waarschijnlijk ook niet).‘Nee mam, geen idee wie dat is – welke weduwe de f*ck?’Met open mond keek ik toe hoe op 4 mei om acht uur stipt een stad – nee, een heel land stilviel. Auto’s stopten en mensen gingen met de hand op het hart naast hun fiets staan om te herdenken hoeveel mensen er weggevoerd waren. In dit land kon je je veilig voelen, kon je veilig zijn. De toen nog erg linkse media leerden me mijn eerste lesjes geschiedenis van Nederland en de rol van Nederland in de Tweede Wereldoorlog. En bovenal leerde ik als onwetende Belg hoe je goed herdenken doet. De kracht van ritueel.Alhoewel mijn vlucht niet te vergelijken was met die van de vluchtelingen uit landen als Irak, Iran en Rwanda, die in die jaren hun heil zochten in Nederland, voelde ik me geland op veilig grondgebied toen ik op mijn televisie zag hoe de Antwerpse straten zich kleurden met geel-zwarte vlaggen die een nieuw nationalistisch tijdperk inluidden. ‘Gelukkig woon je nu in Amsterdam, want daar is het beter wonen voor Zwarte en bruine mensen, denk ik,’ zei mijn pleegmoeder glimlachend toen ik haar de laatste keer zag. Een maand later stierf ze, precies drie maanden na Zwarte Zondag.Zij is degene die de basis legde voor het moederschap waarmee ik jou vijf jaar later kon ontvangen. Ze leerde mij me te verweren tegen racistische aanvallen op de kleuterschool. ‘Als ze “vuile negerinnetet” zeggen, zegt gij gewoon terug dat zij vuile melkflessen zijn.’Zo gezegd, zo gedaan. ‘Je moeder had swag, mam,’ zeg jij. Je Maya-horoscoop is exact dezelfde als de hare. De anderen noemen dat toeval.Ik weet dat het synchroniciteit is.
Eenentwintig ben je nu, en prachtig chocoladebruin en boomlang. Een meisjesmagneet. Als ik met je door het park loop vervult dat me met een mengeling van territoriumgedrag en trots. Ik zie een mooiere versie van je vader én mezelf die een kop boven me uitsteekt als ik aan je arm hang – dwepend zoals alleen verliefde moeders dat kunnen –, wandelend door ons Amsterdam. Of beter: jouw Amsterdam, nu ik zo in dubio ben over blijven of weggaan en al met één been in Spanje sta. Het Amsterdam waar tegenwoordig dagelijks honderden Zwarte mannen etnisch geprofileerd worden. Hetzelfde Amsterdam waar ik jou amper over durf te bevragen. Bang dat zoiets jou ook overkomen zal, of erger: dat het al gebeurd is. Die bevriezing, die angst, pas nadat ik het me op papier had afgevraagd durfde ik het je in het echt te vragen.Dat heb ik vaker: schrijversangst.Dat ik het leven liever zwart op wit aftast dan met gesproken woorden. Mijn vorm van swag?Ik aarzel, maar vraag dan toch of je bij het uitgaan overal wordt binnengelaten. Of je ooit op een plek het gevoel hebt niet welkom te zijn, dat je de toegang geweigerd wordt op basis van kleur. Je ontwijkt, geeft geen antwoord en vindt het duidelijk een vervelende vraag. Hoort dit ontwijken bij jong zijn of hebben wij, je ouders, je dit doorgegeven?Zo ja: hoe dan? Via genen, gedrag of moedermelk?En had ik het anders kunnen doen, of moeten doen?‘En nee, ik ben nooit etnisch geprofileerd, mam,’ grinnik je, en ik tel weifelend onze zegeningen. Dat ik nooit gefouilleerd werd in mijn tienertijd, nooit gevraagd ben mijn paspoort te tonen, zag ik op jouw leeftijd ook als een bijzonder wapenfeit, een verdienste. Nu weet ik dat het er alles mee te maken had dat ik me onzichtbaar wist te maken. De constante xenofobie, het fouilleren dat het destijds op één man na volledig witte en behoorlijk racistische Antwerpse politie- en rijkswachtkorps alle Zwarte, bruine, gele mensen oplegde, de vernederingen die ik deze mensen zag ondergaan en die ik, waar ik ze zelf meemaakte, geblokkeerd heb. Het zichtbare racisme negeren en met rechte rug het meer verholen racisme trotseren hielp me door mijn jeugd. Nu eens grinnikend, dan weer schouderophalend. Hetzelfde mechanisme herken ik bij jou.Twee cafés in het Antwerpen van mijn jeugd kon ik beter ontwijken. De Leeuw van Vlaanderen was de stamkroeg van fascisten, neonazi’s en de harde kern van het Vlaams Blok, nu Vlaams Belang. Het andere café, een stukje verderop, heette De Gans. Langs het raam van het café lopen was me door diverse Zwarte en witte vrienden afgeraden. Met ingehouden adem stak ik zo onopvallend mogelijk de straat over. Met mijn hart kloppend in de keel. Ik deed het zonder weerstand, zonder het waarom te bevragen, gedwee aanvaardend dat ik in mijn eigen stad op bepaalde plekken persona non grata was. Niet werd geacht me daar te vertonen.
In diezelfde bevriezing, weet ik, wortelen mijn schaamte en de angst om jou te vragen of er in jouw, mijn, ons Amsterdam ook plekken zijn waar mensen je, zonder er al te veel woorden aan vuil te maken laten, voelen dat je niet welkom bent.Het prachtige, vrije Amsterdam dat vanaf de eerste week van je leven een veilig baken was? Is? Of maak ik het plaatje wellicht kleuriger en idealer?Hoe ouder ik word, hoe meer ik ertegenaan loop dat de pijn van het afgewezen-zijn mijn basis is, mijn fundament. Een jeugd die erom draaide mezelf zo onzichtbaar mogelijk te maken en niet op te vallen. Want hoe minder je opvalt, hoe groter de kans op acceptatie. Voorbeeldig gedrag vertonen en op school de beste resultaten behalen maakten het leven destijds makkelijker. Glippend door Antwerpse straten, proberend onzichtbaar te zijn. Hoewel ik jarenlang het enige Zwarte meisje was in een volledig witte scene, blijkt dat de meeste mensen van vroeger me totaal vergeten zijn als ik ze benader op social media.Ralph Ellison verwoordde het in Invisible Man precies: ‘I am invisible simply because others refuse to see me.’Jij staat naast me te schitteren: er kan niemand om jou heen. Of zijn dat typische woorden van een moeder?
[...]
Copyright © 2021 Neske Beks