Leesfragment: Een huis dat van ons is

10 april 2021 , door Julia Deck
|

Nu op de longlist voor de Europese Literatuurprijs 2021: Julia Decks Een huis dat van ons is, vertaald uit het Frans door Katrien Vandenberghe. Tijd voor een fragment!

Met Viviane Élisabeth Fauville debuteerde Julia Deck in 2012 succesvol bij het prestigieuze Les Éditions de Minuit. In 2016 publiceerde Uitgeverij Vleugels deze titel in een vertaling van Katrien Vandenberghe en Lidewij van den Berg (Europese Literatuurprijsnominatie, uitverkocht). Na Le triangle d’hiver en Sigma kwam in 2019, nog steeds bij Minuit, Decks vierde roman uit, Propriété privée, dat nu onder de titel Een huis dat van ons is verschijnt als tweede in het Nederlands vertaalde roman van Julia Deck.
Ook Propriété privée werd in Frankrijk bijzonder goed ontvangen. Een Parijs stel van middelbare leeftijd (hij neiging tot lethargie, zij werkzaam in stadsplanning en -reorganisatie) koopt een woning in een kleinschalig milieuvriendelijk bouwproject aan de rand van Parijs. Maar hebben ze in dat eigen huis nog een eigen leven? Genadeloos geestig roert Julia Deck actuele thema’s aan. Meer dan ooit blinkt ze uit in snedigheid, vaart en scherpte van formulering.

N.B. Eerder besprak Joeba Bootsma de roman voor ons. Ze besprak ook Decks roman Sigma en wepubliceerden voor uit de vertaling van Viviane Élisabeth Fauville.

 

I

Zowel in het algemeen als in het bijzonder vond ik het een vergissing om de kat te doden toen je me vertelde over je plannen met het lijk. Het was al april, we woonden er inmiddels zes maanden. De fonkelnieuwe huizen blonken in de natte zon, de zonnepanelen glinsterden op de daken en een dicht gazon groeide aan weerskanten van de doodlopende straat. Je was mee naar buiten gekomen terwijl ik onder het keukenraam de goudsbloemen verpotte. Om mijn getuinhandschoende vingers dartelden de bladeren, met daartussen de gezwollen knoppen, die op openbarsten stonden onder drang van de bloem.
Tot in detail had je uitgekiend hoe je de dikke rosse om het leven zou brengen. Terwijl je leunend tegen de voordeur alles rustig uit de doeken deed, groef ik zonder te reageren verder in de potgrond. Je was vast je woede aan het ventileren en je woorden zouden wel geen grotere impact hebben dan wanneer je je opwond over de mate van gaarheid van het vlees of over de kalkaanslag op de doucherand. Ik drukte de grond aan, spreidde de wortels onder in het kuiltje. Het was gewoon wat provocerende praat, dacht ik bij mezelf. Als je ook maar een beetje de intentie had om de daad bij het woord te voegen, zou je erop hebben aangedrongen naar binnen te gaan, waar we veilig waren voor luistervinken. Je wist maar al te goed dat niets hier verborgen bleef. Jazeker, het waren zomaar loze woorden, gebakken lucht, om twijfel te zaaien.
Later, toen we in bed lagen, moest ik toch weer denken aan je voornemen om de kat te doden. Ik vroeg me af of ik het zou kunnen: de auto uit de parkeergarage van de Intermarché halen en naar het industrieterrein rijden om ongediertebestrijdingsmiddel te kopen. Onder de Leroy-Merlin parkeren, in het besef dat ik op moord zon, erger nog, op moord met voorbedachten rade. De roltrap naar de eerste verdieping nemen, de verkoper handige vragen stellen om het product te selecteren dat het meest geschikt was voor ons plan, alsof het doodgewone sokken in de Monoprix betrof. Ik vroeg me af op welk ogenblik een potentiële moordenaar verandert in een feitelijke moordenaar en of ik de moed zou hebben die grens over te gaan.
Het eenvoudigste was geweest dat je het zelf deed. Dat je de wagen nam en het in je eentje zag te rooien met je rotplan om de kat te doden. Maar je had in geen jaren meer gereden. Je zou er zeker niet hiervoor weer aan beginnen.
In het donker zag ik mezelf het gif uitstrooien en vermengen met de rundergehaktballetjes. Het etensbakje voor de tuindeur zetten. Wachten op het vaste tijdstip van de dikke rosse. Ik voelde zijn vacht tegen mijn blote armen terwijl ik hem optilde nadat hij zou hebben gegeten. Ik zag mezelf met hem naar de kelder lopen om hem daar discreet te laten zieltogen, en daarna met het lijk doen wat jij voor ogen had. Want het ging er niet alleen om de kat te doden. Het ging erom onze signatuur te plaatsen op een triomf: de aankoop van een huis dat van ons was.

 

II

Aanvankelijk maakte ik me er niet druk om dat je geen auto meer reed. Hij stond wortel te schieten in de parkeergarage onder ons voormalige huurpand. We hadden hem niet nodig om ons in Parijs te verplaatsen. Daarna begreep ik dat het niet alleen een kwestie was van gemak. Je was gewoon niet van plan, nu niet en later niet, om ooit nog achter het stuur te kruipen.
En aan het openbaar vervoer viel niet te denken. In een eerste fase meed je lange metroritten onder het mom dat overstappen in Châtelet of Montmartre objectief lastig was. Vervolgens zette je een kruis door de hele ondergrondse. Je had een artikel gelezen waarin werd bewezen dat de lucht in de metrotunnels meer verontreinigd was dan op de Parijse ring. Je ging jezelf niet moedwillig vergassen. Als ik daartegen inbracht dat dit de zaak niet eenvoudiger maakte, rende je naar je werkkamer om het artikel te halen en duwde het onder mijn neus terwijl ik groenten schilde of de vaatwasser inruimde. Vervolgens waren de bussen het probleem. De tocht naar je afspraak met Serrier groeide elke woensdag uit tot een lange martelgang. Je had uren nodig om je mentaal voor te bereiden, bovendien waren de bussen altijd traag en zaten ze afgeladen vol met mensen die opvallend inventief waren als het om ongemanierdheid ging. Kortom, het was een uitgemaakte zaak: je hield het op ons woonblok en zou alleen in uiterste nood een taxi nemen. Ons appartement was ruim en gerieflijk, oost-westgericht en goed verwarmd. We hadden een mooie bibliotheek. Je kon er prima je leven slijten zonder je te vervelen. Beneden in het gebouw was zelfs een sportzaal. Je ging er elke ochtend heen om je hart en je figuur in vorm te houden, zodat ik geen zure echtgenote of vroege weduwe zou worden. Het leek een acceptabel compromis. Ik heb niet meer gediscussieerd.
Maar na een paar jaar met deze regeling te hebben geleefd besloten we dan toch te verhuizen. Mijn aanplantingen waren het balkon ontgroeid. Mijn jasmijnen barstten uit hun potten. De rozenstruiken eisten met klem volle grond om hun takken tot wasdom te laten komen. Hoe dan ook was het hoog tijd om eigenaar te worden. Voor mijn werk hield ik me bezig met stadsherinrichting. Ik geloofde in stedelijke expansie buiten de stadsgrenzen, in een groter algemeen welbevinden binnen dunner bevolkte groenzones. We zouden afstand nemen van lawaai en vervuiling. In onze tuin zouden we onze longen onbevreesd volzuigen.
Met het oog op onze ecologische voetafdruk wilden we een energievriendelijk gebouw van mooie, duurzame materialen. We vonden al snel wat we zochten. Er broeiden plannen voor ecowijken aan de uiterste stadsrand. Een paar taxiritten later viel onze keuze op een kleine, opkomende gemeente. Ze werd bediend door de RER en de projectontwikkelaars spiegelden ons spoedige uitbreiding van de Parijse metro voor. We waren zeker van een goede investering.
We legden ons vast op het allermooiste en allerduurste project. Oude pakhuizen werden omgebouwd tot een woonerf voor welgestelde gezinnen. Door de combinatie van warmteterugwinning en zonnepanelen was het perceel volledig energieneutraal. Afval werd ingezameld in bovengrondse afvalzuilen en via een ondergronds netwerk automatisch naar het milieupark gestuurd voor recycling. Het organisch afval ging in een compostbak aan het einde van de doodlopende straat. Zo kon iedereen ook een moestuintje aanleggen.
Het duurde twee jaar om de straat uit de grond te stampen. In die periode droomden we weg bij de architecturale plannen. Aan weerskanten van de woonlaan stonden vier rijtjeshuizen die van de fundering tot de nok identiek waren. Op de begane grond kwam je binnen in een grote open keuken die overging in de woonkamer. Daarachter lag de met buxus omzoomde tuin, waar ook een kleiner vertrek op uitzag, en daar kwam jouw werkkamer. Ik kreeg mijn werkkamer op de eerste verdieping, tussen de badkamer en de slaapkamer met voorbalkon.
Een paar maanden voor onze verhuizing maten we de meubels en knipten ze op schaal. Na het avondeten rolden we op tafel de bouwtekeningen uit voor een spelletje schuiven met boekenkast en sofa om het slimste plekje te vinden. In woonwinkels bewonderde ik het eindeloze aanbod opbergsystemen voor liefdevol ingerichte interieurs. Met een glimlach om de lippen gingen we naar bed, terwijl we ons voorstelden hoe fijn het zou zijn om ons goed in bezit te nemen, als jubelende bekroning van onze wijze keuzes.

 

© 2019, Les Éditions de Minuit
© 2020, Katrien Vandenberghe (vertaling)

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum