Nu in onze winkels: En ze filosofeerden nog lang en gelukkig. Verhalen om je denken uit te dagen van Elke Wiss. Lees bij ons een fragment!
In haar nieuwe boek En ze filosofeerden nog lang en gelukkig laat Elke Wiss, bekend van de bestseller Socrates op sneakers, aan de hand van korte filosofische verhalen zien hoe je een beter gesprek met elkaar kunt voeren. Welke vragen werken wel en welke niet? Hoe bouw je een goed gesprek op? Hoe kun je je eigen oordelen helder krijgen en die van de ander scherp bevragen? Hoe stimuleer je het denken van jezelf en van de ander?
En ze filosofeerden nog lang en gelukkig is een toegankelijk en mooi geïllustreerd boek dat je met inspirerende verhalen en prikkelende vragen leert om tot meer verdieping te komen in gesprekken. Voor ouders die met hun kinderen willen filosoferen. Voor managers die worstelen met leidinggeven en delegeren. En voor iedereen die tijdens een etentje met familie of vrienden een goed en diepgaand gesprek wil voeren.
Waarin we vast kennismaken met de personages uit de verhalen in dit boek, Roodkapje plots opduikt tijdens een boswandeling, Doornroosje een powernap doet, Blunder een scherpe vraag stelt, Kapitein Haak driftig wordt en de auteur hakkelt en stamelt in een poging uit te leggen wat voor boek dit nu precies is.
Ik heb pijn aan mijn billen van het zitten op de steen. Nooit geweten dat stenen zo koud zijn om op te zitten. Of nou, eigenlijk had ik dat wel kunnen raden, maar ik heb denk ik nooit lang genoeg op een steen gezeten om precies te voelen hóé koud het dan wordt onder je achterste.Uil Gerardus kijkt me met priemende ogen aan.‘Wij komen dus in een boek,’ begint hij. ‘Wij, met z’n allen. In een boek. Onze verhalen, onze ideeën en gedachten. Zij schrijft het.’ Hij wijst naar mij terwijl hij dat zegt.Ik voel mijn wangen rood worden. Ik haat rood worden. En daardoor worden ze direct nog roder.Een krappe twintig minuten eerder zag de dag er heel anders uit. Het was zonnig, lenteachtig. Ik had de eerste krokussen in de tuin al gespot. Ik maakte een boswandeling, de zon scheen. Koptelefoon op, en in mijn oren klonk een podcast over een verdwenen kostbaar schilderij.De honden snuffelden aan bladeren en renden vrolijk voor me uit. Op een gegeven moment zag ik rechts van me iets bewegen. Iets roods. Een jong meisje stapte uit de bosjes vandaan. Ze droeg een rode regenjas en had een bosje bloemen in de ene hand en een mandje met een geruite theedoek eroverheen in de andere. Uit dat mandje kwam de geur van versgebakken koekjes.Nee, dacht ik bij mezelf. Dit is niet waar, toch? Maar jawel. Ze stelde zich voor als Roodkapje en voegde er mompelend aan toe dat ik me niet moest laten afleiden door haar regenjas, in plaats van het rode kapje waarmee ze doorgaans wordt afgebeeld. Ze vertelde ook dat ‘ze op me zaten te wachten’. ‘Wie, ze?’ vroeg ik. Ze antwoordde niet. Ik keek nog om me heen op zoek naar een verborgen camera. Die moet er vast en zeker zijn, dacht ik. Maar er sprong geen flitsende presentator in glitterjas tevoorschijn die ‘Gotcha!’ riep.Roodkapje keek ongeduldig op haar horloge, wenkte me, mopperde dat we ‘al aan de late kant waren’ en ging me voor, dwars door het bos. Ik volgde haar, van de paden af, over een beekje, bukkend voor takken en struikelend over boomstronken. Ze duwde een koekje in mijn handen en zei dat ik een beetje moest opschieten.Na nog een eindje lopen kropen we door wat struiken en kwamen uit op een open plek in het bos. Op die open plek zag ik een cirkel van grote stenen. Op iedere steen zat een figuur. Het leek me een soort vergadering.Nu zit ik hier, op een steen in die grote kring, terwijl er een uil naar me kijkt. Een uil, zeg ik je. Ik bedoel maar. Toby, Henry, de wolf, de ridder, de prinses, Vliegend Tapijt, Hein, Kapitein Haak, Sjimmie – ze zijn er allemaal. Ik herken ze, want ik heb ze zelf verzonnen. Het zijn de personages uit de verhalen in dit boek. Ze zitten allemaal op hun eigen steen, te wachten op wat komen gaat, lijkt het. Er wordt hier en daar nog wat gekletst. Sjimmie en Petrus ruziën wat over wie de wedstrijd nou écht won, de heksen plotten nog steeds een #SprookjesfigurenProtest, en Prinses en Ridder doen hun best elkaar vooral niet aan te kijken. Roodkapje is ook op een steen gaan zitten, zie ik. Ze zit naast Sneeuwwitje. Ze wil een hap nemen van de appel van Sneeuwwitje, maar bedenkt zich op het laatste moment. Ik kijk naar rechts: Stilte heeft haar steen een stukje naar achteren geschoven en zwijgt. Ze kijkt naar Kapitein Haak die woest een verhaal vertelt en druk met zijn armen zwaait. Uil Gerardus gaat als laatste zitten op een steen, iedereen wordt stil. Hij zit met priemende ogen naar me te kijken.‘Een boek dus. Daar moeten wij in. Onze verhalen komen in een boek. Zij schrijft het,’ zegt hij, en hij wijst naar mij.Ik kijk de kring rond. Afwachtende ogen kijken terug. Ik krijg het gevoel dat ik iets uit te leggen heb.‘Waarom moeten wij in een boek?’ vraagt Wolf. ‘Ik heb daar helemaal niet om gevraagd.’Ik slik. ‘Dat, eh... snap ik. Ik denk alleen wel dat het heel waardevol is. Jullie, en jullie verhalen. Om die in een boek, eh... te hebben.’Toby vliegt op van zijn steen en vraagt: ‘Waarom zijn onze verhalen waardevol? Zulke spannende dingen doen we hier niet, hoor.’‘Jullie verhalen zijn waardevol omdat ze ons iets kunnen leren. Ze kunnen gesprekken op gang brengen die we anders niet zouden voeren. Jullie verhalen, jullie personages kunnen ons, simpele, zoekende mensen, nieuwe ideeën, perspectieven en metaforen aanreiken. Jullie verrijken onze taal. Jullie inspireren ons om eens anders naar de dingen te kijken.’Het blijft even stil. Ze kijken elkaar aan. Duif Tilly slaakt een licht dramatische zucht. Henry de papegaai zegt: ‘Eigenlijk... gebruik je ons dus gewoon.’Ik doe mijn mond open om het beter uit te leggen en mezelf te verdedigen, maar ik slik mijn woorden in. Ze hebben gelijk. ‘Ja,’ zeg ik dan. ‘Ik gebruik jullie. Dat klopt.’Hein schraapt zijn keel en vraagt op zijn kenmerkende neutrale toon: ‘Voor wie is dat boek precies? Wie gaat het lezen?’‘Dit boek is voor iedereen die zichzelf wil inspireren om...’ begin ik vol enthousiasme uit te leggen.‘Dat klinkt suf, zo’n containerbegrip als “inspireren”,’ snuift een van de heksen.‘Je hebt gelijk,’ stamel ik. ‘Laat ik het anders zeggen. Dit boek is voor mensen die nieuwsgierig zijn, zin hebben om zichzelf en hun denken uit te dagen, op te rekken, wakker te schudden, te ontregelen en te ontwikkelen. Door jullie verhalen te lezen en over de vragen die je na elk verhaal vindt, na te denken, word je leniger in je hoofd.’Doornroosje ontwaakt uit haar powernap. ‘Is dat boek dat jij maakt niet voor hele slimme, academische mensen?’ vraagt ze.‘Nee, juist niet. Het is simpel, toegankelijk, praktisch, leuk, luchtig, maar ook met inhoud en achtergrond over praktische filosofie. Iedereen is volgens mij al een beetje een praktisch filosoof zonder dat-ie het zelf weet. Ik wil juist graag laten zien dat samen denken, filosoferen, heel leuk en praktisch kan zijn.’Sneeuwwitje knikt enthousiast. Kapitein Haak raspt met zijn schorre stem: ‘Ik snap nog steeds niet hoe mensen dat boek dan gebruiken. Het zijn verhalen. En vragen. En dan? Gaan ouders dat voorlezen aan hun kinderen of wat?’‘Dat kan,’ zeg ik. ‘Je kunt dit boek op meerdere manieren gebruiken. Mensen kunnen het lezen in hun eentje. Verdwijnen in een verhaal, de verschillende soorten vragen verkennen, erover nadenken, hun gedachten erover opschrijven. Mensen kunnen het boek erbij pakken tijdens een fijne avond met vrienden, samen een verhaal lezen en er met elkaar over denken en filosoferen.In bedrijven kan het een toffe, andere, verfrissende start zijn van een anders misschien wat saaie vergadering. Ouders kunnen de verhalen voorlezen aan hun kinderen en met elkaar een gesprek voeren over de thema’s in zo’n verhaal. Zo krijg je misschien een ander, verrassender gesprek dan alleen maar “hoe was je dag?”.’Repelsteeltje praat dwars door me heen, net iets te hard: ‘O, dat vind ik altijd zó vervelend! Zo’n koetje-kalfjegesprek over hoe je dag was. “Goed,” zeg ik dan en dan vraag ik aan de ander hoe zijn dag was en die zegt dan ook “goed”. En dat was dan dat.’‘Precies,’ zeg ik. ‘Ik wil mensen met dit boek gereedschap geven om andere gesprekken te voeren. Met meer verdieping, verrassing, prikkelend en creatief. En ja, dat zijn misschien containerbegrippen, maar, nou ja, dat is wel wat het is.’‘Geef je mensen dan ook een beetje handvatten voor hoe ze dat kunnen doen, filosoferen vanuit verhalen?’ vraagt Sjimmie de Slak. ‘Of gooi je gewoon onze verhalen over de schutting en mogen ze het verder zelf uitzoeken?’‘Jazeker geef ik ze handvatten. Deel I van het boek gaat over wat filosoferen is en wat niet, hoe je dat kunt doen in het algemeen en vanuit verhalen in het bijzonder, hoe je met dit boek aan de slag kunt, met praktische tips en ook een handig soort van stappenplan, zeg maar.’Ik zie de meeste figuren knikken. Alleen Kapitein Haak kijkt me fronsend aan, boos bijna. Maar misschien kan ik zijn blik niet goed peilen door zijn ooglapje.‘Het wordt toch geen handboek over een of andere moeilijke methode, of wel? Want dan doe ik niet mee. Ik geef geen toestemming. Ik staak. Ik stop. Ik weiger. Ik bedank. Ik doe het niet. Ik staak. Had ik al gezegd. In elk geval...’ Door het steeds driftiger zwaaien met zijn armen is zijn haak losgekomen en hard gaan rammelen. Chagrijnig schroeft hij zijn haak terug op zijn arm.‘Nee, het is geen handboek over een specifieke methode. Daar zijn al heel wat mooie boeken over geschreven. Maar een aantal basiselementen, tips, vaardigheden en gespreksregels kunnen denk ik wel heel handig zijn om te kennen, als je zin hebt om te filosoferen vanuit de verhalen in dit boek.’ De verhalenfiguren tegenover me lijken iets meer overtuigd. Volgens mij hebben ze nog steeds hun twijfels, maar da’s niet erg. Het leven bestaat doorgaans uit meer twijfels dan we willen toegeven, denk ik opeens.‘Eén vraag nog,’ zegt Blunder. Hij heeft tot die tijd stilletjes zitten luisteren. Hij viel niet op, behalve dat-ie in het begin zijn teen stootte en er nu spinazie tussen zijn tanden blijkt te zitten. ‘Wie ben jij eigenlijk?’‘Hoe bedoel je precies?’ vraag ik.‘Nou, jij heet Elke Wiss. Je bent theatermaker en praktisch filosoof, zeg je. Je hebt een bedrijf en dat heet De Denksmederij. Je geeft trainingen en workshops in theater natuurlijk, maar ook iets van creatief denken, scherpe vragen stellen en kritisch denken en je schreef al eerder een boek, iets met Socrates op Slippers ofzo. Of Plato op Plateauzolen, Nietzsche op Nikes. Heidegger op Hakken. Zoiets. Heb je daarin niet alles al verteld? Wie ben jij dat je denkt nóg een boek te moeten schrijven?’Ik ben even stil.‘Weet je, dat weet ik eigenlijk ook niet. Ik heb geen idee of ik een bepaald papiertje zou moeten hebben, een zekere hoeveelheid ervaring of kennis, om een boek te “mogen” en “kunnen” schrijven, laat staan nóg een boek. Ik weet alleen dat ik dit boek heel graag wilde maken. Dat ik het heel erg leuk vond om dit boek te maken. Dat ik heb gemerkt dat mensen die ik tegenkom in mijn trainingen of workshops, het filosoferen vanuit verhalen ontzettend leuk vinden, inspirerend en verrassend, én het is ook handig om verhalen als basis en vertrekpunt te gebruiken. Filosoferen is niet makkelijk, en ook niet altijd per se meteen leuk. Met dit boek wilde ik mensen iets concreets, simpels, vrolijks en toepasbaars in handen geven om er op z’n minst eens mee te beginnen. Dus... uiteindelijk... geloof ik met alles wat ik in me heb, dat dit nodig en nuttig is. Dit boek.’Het gesprek valt stil. Ze kijken elkaar aan. Hein staat als eerste op.‘Ik moet weer verder, ik heb mensen te bezoeken. Succes met je boek. Ik denk dat het wel goed komt.’Henry de papegaai kijkt naar zijn veren, zegt dat hij ze nodig moet poetsen en vliegt weg.‘Als je mij maar een beetje sympathiek neerzet!’ roept hij nog. Een voor een vertrekken ze. Ze zeggen gedag, lachen of zwaaien nog even.Ik denk niet dat ik ze allemaal overtuigd heb. In ieder geval zijn ze overtuigd genoeg om me het voordeel van de twijfel te geven. En soms is dat genoeg.
© 2021 Elke Wiss