Leesfragment: Geloof in geweld

31 maart 2021 , door Hans Achterhuis
|

1 april, op de eerste dag van de Maand van de Filosofie, verschijnt Hans Achterhuis' nieuwe boek Geloof in geweld. Wij publiceren voor.

Schokkende aanslagen door moslimextremisten staan in ons geheugen gegrift, maar religieus geweld is allerminst het exclusieve domein van de radicale islam. Het is zo oud als de mens en zo actueel als het laatste nieuws. Militante white supremacists in de VS beroepen zich op christelijke waarden, het boeddhistische Myanmar dreef met geweld de islamitische Rohingya het land uit en hindoe-fundamentalisten in India botsen hardhandig met de moslimbevolking. Zit geweld ingebakken in het DNA van religie? Hoe moeten we de verschillende vormen van fundamentalisme en hun vaak extreme vrouwvijandigheid beoordelen?

‘Ik wil begrijpen hoe religies kunnen ontsporen’, zo motiveert Hans Achterhuis de filosofische zoektocht die hij in Geloof in geweld onderneemt. Hij combineert daarbij grote thema's uit zijn oeuvre, zoals religie, utopisme en geweld, en analyseert stap voor stap hoe mensen tot geweld komen vanuit een hoger, vaak goddelijk geacht, idee of doel. De grote religies worden nauwgezet ontleed, ook het premoderne polytheïsme, dat in veel hedendaagse geweldsuit barstingen doorwerkt, en communisme en fascisme, die hij als politieke religies beschouwt. Zo verbindt hij het geweld waarover wij dagelijks in de krant lezen met de hoofdkenmerken van onze menselijke conditie.

N.B. Eerder besprak Pieter Hoexum Achterhuis' Zonder vrienden geen filosofie en publiceerden we voor uit De utopie van de vrije markt.

 

Voorwoord

Geloof in geweld

De tekst van Geloof in geweld is in twee golven ontstaan. De eerste ontrolde zich in 2014 en 2015 als een voor mij logisch vervolg op twee eerdere teksten die ik samen met vrienden schreef: De kunst van het vreedzaam vechten met Nico Koning, en Erfenis zonder testament met Maarten van Buuren. In beide boeken keerde ik terug naar mijn oorsprongsstudie, de theologie. Die verbond ik weer met een ander boek dat ik eerder schreef: Met alle geweld. Mijn hoofdvraag luidde: hoe het religieuze geweld te begrijpen dat in de genoemde jaren zich wereldwijd manifesteerde.
In die eerste golf gaf ik veel lezingen en schreef ik de nodige artikelen over mijn vraagstelling. Ook de eerste hoofdstukken van mijn boek kwamen toen tot stand. Het materiaal voor de volgende hoofdstukken lag eveneens grotendeels klaar.
En toen werd 2016 min of meer tot Thomas More Jaar uitgeroepen, ter ere van het feit dat deze humanistische gelovige vijfhonderd jaar eerder Utopia schreef. Omdat ik mij altijd intensief met utopieën had beziggehouden, werd ik verleid tot allerlei activiteiten rondom deze herdenking. Dat liet ik met plezier gebeuren, maar ik verloor de thematiek van het religieuze geweld wel grotendeels uit het oog.
Dat bleef zo in de volgende jaren. Weer met groot plezier gaf ik cursussen aan Het Literatuurhuis in Utrecht, aan het Centre Erasme in Zuid-Frankrijk en bij de Evdaimonia Academie op Kreta. In die cursussen besprak ik met mijn filosofische bril op literaire teksten. Mijn boek Coetzee, een filosofisch leesavontuur is er onder meer de vrucht van.
Mijn agenda bleef zo wel alleszins gevuld, waardoor mijn boekproject nog meer op de achtergrond raakte. En toen kwam de coronagolf met zijn lockdown. Ineens was mijn agenda leeg. Wat te doen? Van de nood maakte ik een deugd, om niet te zeggen een vreugde. De oude en de voorbereidende teksten over religieus geweld kwamen weer boven. In een tweede golf van zes maanden afzondering schreef ik mijn boek.
Ik besloot om de eerste vier hoofdstukken die al geschreven waren grotendeels te laten staan. Ook delen van andere hoofdstukken, zoals de Menno Simons-lezing in hoofdstuk 8, heb ik in de oorspronkelijke vorm behouden. Ze zijn (helaas!) nog even actueel als toen ik ze schreef, al zijn sommige feiten natuurlijk gedateerd.
Ook de oorspronkelijk gedachte-opbouw van mijn boek heb ik aangehouden. Na mijn inleidende hoofdstuk kijk ik in hoofdstuk 2 naar de relatie tussen religie en geweld vóór de opkomst van de grote religies die ik in de volgende hoofdstukken bepreek. In de hoofdstukken drie en vier spits ik mijn analyses toe op de monotheïstische religies van christendom en islam en hun beider oerbron, de joodse religie. Hier ligt voor mij een van de persoonlijke zwaartepunten van mijn tekst, omdat ik al schrijvend steeds beter begon te beseffen hoezeer ik met mijn westerse christelijke achtergrond door een aantal vanzelfsprekendheden van het monotheïsme ben bepaald.
Meer afstand kon ik nemen in de hoofdstukken vijf en zes, over hindoeïsme en boeddhisme. Ook deze twee wereld religies worden meegezogen in de mondiale geweldspiralen van de afgelopen decennia. De stap naar die andere grote culturele en religieuze traditie van China durfde ik bij gebrek aan kennis niet te maken.
Dichter bij mijn eigen preoccupaties kwam ik bij mijn onderzoek naar de politieke religies van het fascisme en communisme. Door de religieus klinkende beloftes van heterodoxe versies van het marxisme voelde ik mij in het verleden aangesproken. Het hoofdstuk hierover hielp mij mede om de fascinatie die het communisme, maar ook het fascisme, op velen uitoefende, te begrijpen.
Hierna bleven er twee grote complexen over, die steeds met religieus geweld verbonden waren: de eindtijdverwachtingen of apocalyps en het aan de heilige oorlog gekoppelde martelaarschap. In de hoofdstukken acht en negen analyseerde ik de achtergronden en de uitwerkingen ervan. Ik wilde de verleiding begrijpen die beide thematieken op gelovigen uitoefenen. Kun je er als gelovige afstand van nemen of vormen ze een integraal onderdeel van religies?
Ten slotte spreek ik het thema uit waarmee ik stilzwijgend begonnen bleek te zijn: het fundamentalisme. De terugkeer van de religie die de wereld steeds meer in brand zet, vindt plaats in fundamentalistische vormen. Het gaat hierbij niet om een terugkeer naar de traditie zoals de gelovigen vaak denken en beweren, maar om een moderne herneming van religies die de inhoud totaal verandert. Vijanddenken is daar een onderdeel van, net als een verabsolutering van de eigen religieuze waarheid.
Heb ik als filosoof die theoretisch tot begrip probeert te komen nog iets van praktisch belang te melden? Deels zit dit natuurlijk al verstopt in de theorie, juist omdat de aanleiding voor mijn onderzoek in een praktische vraag lag. Ik geef toch een aanwijzing. Met een modewoord dat voor psychologische programma’s ter bestrijding van jihadisme wordt gebruikt, zou ik willen pleiten voor deradicalisering. Of misschien is reradicalisering een passender begrip. Er is niets tegen radicaal zijn, maar dit zou zich niet moeten uiten in het absolute geweld van de religie, maar in ‘vreedzaam vechten’.

 

Hoofdstuk 1

Inleiding

Actualiteitsanalyse

De datum en plaats dringen zich op: Parijs, 13 november 2015. Wie een actualiteitsanalyse over de relatie tussen religie en geweld wil schrijven, lijkt hier te moeten beginnen. Wanneer een aantal jonge mannen op willekeurige mensen in een theater, op terrassen of in een voetbalstadion hun Kalasjnikovs leegschieten en hun bomvesten laten ontploffen onder het aanroepen van hun God die groter is – ‘Allahoe akbar’ – lijkt het verband dat ik wil onderzoeken duidelijk. In naam van God brak het terroristisch geweld zich hier baan. Valt hier nog wat uit te leggen? Moeten we, zoals van verschillende kanten betoogd werd, het absolute kwaad dat zich hier manifesteert niet allereerst gewoon bestrijden en, zoals burgemeester Aboutaleb in een door velen enthousiast ontvangen uitspraak zei, uitroeien?
Dat er strijd geleverd moet worden, onderstreep ik graag. Maar de grote vraag luidt: welk soort strijd? De stroom van meningen en vragen die in de media gespuid werd, leek soms net zo groot als de kogelregens in Parijs. Waren de daders vrome moslims of, gezien de biografie van enkelen, verblinde en verstokte criminelen? Was de islam in essentie een ideologie van de haat, was Allah A God Who Hates (Sultan 2009)? Of was de islam juist een godsdienst van vrede, zoals president Obama, die consequent weigerde het woord ‘moslimterrorist’ in de mond te nemen, betoogde? En zou Mohammed wanneer hij op aarde terugkeerde, zoals de grote deskundige over mijn thematiek Karen Armstrong (Armstrong 2014) met stelligheid beweerde, het gewelddadig optreden van Islamitische Staat scherp veroordelen? Bevond bovendien de voedingsbodem voor het terroristisch geweld zich niet vooral in de westerse samenleving waarin allochtonen gediscrimineerd en buitengesloten worden? Wanneer dat zo is, hoe moeten we dan voorkomen dat steeds nieuwe jongeren de weg van de radicalisering op gaan? Of, nog verder terug in de geschiedenis, hebben de christelijke naties van ‘kruisvaarders’ in de afgelopen eeuwen niet overal ter wereld de moslims vernederd en vertrapt? Was juist het christendom geen religie die op grote schaal geweld propageerde en verspreidde? Was elke godsdienst niet in essentie gewelddadig? Maar pleit hier niet weer tegen dat atheïstische ideologieën als communisme en nazisme de afgelopen eeuw verantwoordelijk waren voor de grootste massamoorden?
Zo kan ik nog wel even doorgaan met het opsommen van meningen, vragen en argumenten. Het is mijn bedoeling om ze in dit boek, samen met veelgehoorde andere opvattingen, aan de orde te stellen en te verhelderen. Ik heb hiervoor het begrip ‘actualiteitsanalyse’ van Michel Foucault geleend. Het ging Foucault altijd om vragen uit de actualiteit waarop hij zijn historisch-filosofische analyses wilde loslaten. Hij deed dit aan de hand van methoden die hij als archeologie en genealogie aanduidde. Als archeoloog spitte hij in de oudere beschavingslagen waarop de moderne maatschappij gebouwd is, als genealoog spoorde hij de oorsprongen op van de problemen die hij wilde onderzoeken.
De grote Parijse denker beschikte hiertoe over een ongeëvenaard evocatieve stijl. Wanneer hij de waanzin in de Middeleeuwen en de Vroegmoderne Tijd beschreef, waande je je als lezer bij vlagen in hedendaagse psychiatrische discussies, als hij de geboorte van de gevangenis rondom 1800 besprak, onderkende je vaak het huidige falen van deze strafinstelling. Meestal was het voor Foucault niet nodig om er expliciet op te wijzen dat zijn historische analyses als werktuigen voor begrip en actie in het heden konden worden gebruikt. Dat onderkende je als lezer zelf wel, je wist dat je de consequenties voor de actualiteit kon en moest trekken.
Ik maak mij geen illusies dat ik de aan grondig historisch onderzoek gekoppelde evocatieve stijl van Foucault kan evenaren, maar hij is wel het voorbeeld geweest voor mijn onderzoek. De teksten en verhalen uit de Bijbel en de Koran die ik interpreteer, de lange geschiedenis van het jodendom en het christendom, de islam, het hindoeïsme, boeddhisme, communisme en nazisme die ik deels ophaal, dienen ertoe om onze hedendaagse vragen en problemen te belichten.
Twee boeken die mij als min of meer geslaagde actualiteits analyses bij het begin van mijn zoektocht inspireerden, wil ik hier als introductie alvast kort noemen. Maar om hun boodschap goed te laten klinken, moet ik eerst, juist aan de hand van de actualiteit, mijn onderwerp breder schetsen. In september 2015 bereidde ik een lezing voor, die ik in Antwerpen moest houden (Achterhuis 2016). De kranten uit die maand leverden mij deels de stof op voor het begin van mijn betoog, waarbij het duidelijk is dat elke volgende maand een overvloed aan gelijksoortige nieuwsgegevens op zou kunnen leveren.
Uit begin september (Trouw 4-9-2015) stamt een curieus en waarschijnlijk voor veel al dan niet geseculariseerde Europeanen aanstootgevend bericht. Een Amerikaanse wapenfabrikant heeft een machinegeweer op de markt gebracht dat is verrijkt met een Bijbeltekst. Aan de ene kant van deze volgens de fabrikant ‘christelijke gun’ staan de eerste regels van psalm 144 gegraveerd: ‘Geprezen zij de Heer, mijn rots, die mijn handen oefent voor de strijd, die mijn vingers schoolt voor het gevecht.’ Aan de andere kant van dit geweer, dat 1395 dollar kost, staat het wapen van de Tempeliers, de ridderorde die tijdens de kruistochten ontstond en glorieerde. De passende naam van het geweer is dan ook ‘De Kruisvaarder’. Volgens de fabrikant zal een moslim dit geweer niet durven hanteren. ‘Als een moslimterrorist dit geweer zou pakken, wordt hij getroffen door de bliksem.’
Een tweede nieuwsbericht (NRC Handelsblad 23-9-2015) ontleen ik aan wat toen omschreven werd als de derde of de Jeruzalemintifada. De botsingen tussen Palestijnen en Israëlische veiligheidstroepen in vooral Oost-Jeruzalem bleven toenemen. In juni en juli werden 580 incidenten in en om de Oude Stad gemeld, wat er onder andere toe leidde dat Israëlische soldaten en politie toestemming kregen om met scherp te schieten op de Palestijnse stenengooiers. Omdat president Netanyahu en burgemeester Nir Barkat van Jeruzalem ook bleven benadrukken dat Jeruzalem de eeuwige en ondeelbare hoofdstad van Israël was, kwamen de religieuze dimensies van het conflict weer sterk naar voren. Palestijnen verdenken de Israëliërs er nog steeds van in de toekomst de tempel te willen herbouwen op de plaats waar nu de heilige Al-Aqsamoskee staat.
‘De muren van haat’ zijn mede hierdoor volgens de geïnterviewde Jeruzalemexpert Daniel Seidemann hoger dan ooit sinds 1967, ‘hoger zelfs dan tijdens de Tweede Intifada’. Een jonge Palestijnse stenengooier die ook aan het woord kwam, liet de verslaggever zien hoe hij in het verleden al vaak door rubberkogels getroffen is. De echte kogels schrikken hem niet af. Integendeel: ‘Richt maar op mijn hoofd of mijn hart. Dan word ik een martelaar.’
Moet ik hier nog een bericht aan toevoegen dat aanvankelijk breed in de pers werd uitgemeten maar nu alweer vergeten lijkt? Het betreft de openlijke steun van de Russisch- orthodoxe kerk voor de militaire acties die Poetin in Syrië initieerde. Het zou hier gaan om ‘een heilige oorlog’. Rusland mag niet toezien hoe in dit land de christenen door de jihad van is worden uitgeroeid. Daar moet de christelijke heilige oorlog tegenover staan. De foto van een Russisch-orthodoxe priester die een su-27-sm gevechtsvliegtuig zegent voor een bombardementsvlucht riep bij mij lang vervlogen beelden op van rooms-katholieke priesters die het wapentuig van Mussolini van kerkelijke zegening voorzagen. Bij de eerste bombardementsvlucht werden minstens vijftien burgers gedood. Volgens een rapport van Amnesty International (NRC 24-12-2015) is het aantal burgers dat gedood werd zonder dat er van militaire doelen sprake was, inmiddels tot boven de tweehonderd opgelopen. Hoe verhoudt zich dit tot de onschuldige burgerdoden in Parijs?
In mijn boek wil ik als archeoloog de diepliggende, vaak verborgen logica blootleggen die in al dit soort berichten uit de actualiteit een rol blijft spelen. Als moderne, christelijke of seculiere Europeanen mogen wij misschien lacherig doen over het Amerikaanse machinegeweer, in de Verenigde Staten zelf wordt de boodschap ervan wel degelijk serieus genomen en als bedreigend ervaren. Is dit bedoeld voor christelijke terroristen, die het op ons voorzien hebben, vroeg de directeur van een moslimorganisatie zich af. En we mogen de bravoure van de Palestijnse stenengooiers met hun leeftijd in verband brengen, hun ideeën over de kracht van het martelaarschap lijken onweerlegbaar. En hoe verontwaardigd we mogen zijn over de zegening van moordwapens door de Russische kerk, niet te ontkennen valt dat de meerderheid van de gelovigen daar er enthousiast op heeft gereageerd.

[...]

 

Copyright © Hans Achterhuis, 2021

pro-mbooks1 : athenaeum