Leesfragment: Het aanbidden van Louis Claus

16 februari 2021 , door Helena Hoogenkamp
|

Nu in de etalage van Athenaeum Boekhandel & Nieuwscentrum Spui: Helena Hoogenkamps romandebuut Het aanbidden van Louis Claus. Tijd voor een fragment.

Het is 2003, de zomer dat de dochter haar broek te kort afknipt en Louis Claus naar school komt in een clownspak, de zomer dat haar vader een tumor ontdekt in de borst van haar moeder tijdens het vrijen, haar vriendin Juicy van school wordt gestuurd vanwege coke-gebruik en van een meisje dat zwanger raakt in de schoolvakantie tussen groep acht en de brugklas zonder te weten wie de vader is. De naam van Louis heeft ze in haar arm gekrast. Hij is haar magische en duivelse maar evenzeer romantische held. Na de zomer gaan ze elk hun eigen weg, maar ze blijven elkaars leven op afstand bepalen. Als haar moeder sterft raakt de dochter geobsedeerd door Louis Claus, die een hoofdrol speelt in al haar verhalen. Het aanbidden van Louis Claus gaat over de dunne grens tussen werkelijkheid en fantasie, over zwijgen of je uitspreken. Over liefde en verlangen als tegengif tegen de dood. Dit romandebuut is doortrokken van begeerte, droefheid en seksualiteit. Een symfonie van gesprekken en dromen, een poëtisch en licht verhaal over liefde en rouw.

 

Het werd zomer en ik knipte mijn broek af. Louis Claus kwam naar school in een clownspak, met rode en groene ruiten en een slappe veterstrik die de witte kraag bijeenhield. De hitte van de aanrollende zomervakantie hing al in de lokalen en ik was niet de enige die hem aanstaarde terwijl hij voor de deur van het wiskundelokaal stond te wachten tot de zoemer ging. Zijn pak was van nylon, zweetplekken kleurden donker onder zijn oksels, strak staarde hij voor zich uit met een triomfantelijke glimlach.
‘Heb je een feestje?’ vroeg Kelly.
Zij was onderdeel van het leger meisjes wier naam eindigde op de Griekse y, de Wendy’s en Cindy’s en Mandy’s, mooi als mijn oude barbiepoppen. Louis begon een gesprek over het huiswerk en dwong haar zo om zijn kleding te negeren. Tegen de tijd dat we allemaal plaats hadden genomen in het lokaal leek het al meer dan normaal dat een jongen die in de brugklas niets anders had gedaan dan knap en goedlachs zijn een clownspak droeg. In de pauze ving ik op dat het om een weddenschap ging en zakte mijn bewondering in, maar later hoorde ik dat zijn oma dood was en dat Louis zo het leven wilde vieren. Kelly beweerde dat hij geen ondergoed droeg, erg punk. We wilden ontzettend graag begrijpen waarom Louis deed wat hij deed, maar toen een zesdeklasser die voor de deur stond te roken het aan hem vroeg, antwoordde hij alleen maar: ‘Waarom niet?’
Omdat we veertien waren, Louis. Omdat wat wij droegen, hoe we ons gedroegen, met argusogen bekeken werd door onze leeftijdsgenoten en we nog niet het relativeringsvermogen hadden om te beseffen dat we de meesten van hen na de middelbare school niet meer terug zouden zien. Bovendien zweet je je rot in een pak van nylon, in juni, zelfs al valt de kraag wat open en borrelt je borsthaar erbovenuit. Ik moest op mijn hand gaan zitten om hem niet uit te steken naar dat borsthaar. Het schitterde donker en scherp op zijn klamme borst, ik wilde het ontwarren als een ouderwets telefoonsnoer.
‘Je geilt op hem, hè?’ vatte Juicy de situatie samen. Juicy wilde de hele tijd over seks praten en sigaretten roken en van de weeromstuit ging ik ook over seks praten.
‘Louis is zo mooi,’ zei ze, ‘mijn kut begint gelijk te stromen, net een zwembad.’
Wat mij deed denken aan chloor en schreeuwende kinderen die een opstopping veroorzaakten in de glijbaan. Juicy was van school gestuurd omdat ze steeds met een bloedneus in de klas zat. Onze mentor beweerde dat het aan haar cijfers lag.

 

Hunker
2003

De bomen staan in brand. Een man met een oranje hesje houdt de nieuwsgierige buurtbewoners op afstand door zijn armen te spreiden als Jezus. Hij heeft toevallig ook lang haar en een baard. Een collega van Jezus rolt de blusslang uit.
‘Tuig,’ zegt hij duidelijk verstaanbaar, waarmee hij niet de kinderen van buurtbewoners bedoelt. Dit vandalisme komt vast van de krakers die onlangs het leegstaande Chinese restaurant midden in de nieuwbouwwijk hebben bezet. De jonge bomen staan met rubberen banden vastgebonden aan palen. Hun takken knetteren, buigen door, reflecteren in de zilveren strips op het vest van Jezus, die vraagt of iemand iets gezien heeft. Ik heb mijn moeder gezien, vanochtend, die stond te huilen onder de douche, met één hand tegen de tegelwand geleund. Haar haren dropen omlaag en haar tranen ook. Ik heb een berichtje van Louis gezien waarin stond dat ik direct moest komen en onderweg naar hem een man die een prullenbak van achteren bereed, dronken op zaterdagmorgen.
‘Nee, niets gezien,’ zeg ik tegen Jezus. ‘Mag ik er nu door?’

‘Schoenen uit,’ roept Anita Claus vanuit de huiskamer.
Met mijn hakken heb ik al eerder putjes in hun houten vloer getrapt. Vanbuiten zien de huizen in de wijk eruit als schoenendozen, maar achter de voordeur van het gezin Claus is alles van licht hout, met dunne witte gordijnen. Aan de muren hangen foto’s, genomen tijdens reizen, en op de eettafel staan groene glazen vazen gevuld met zonnebloemen. Anita zit tussen de vazen te roken. De asbak is al vol.
‘Louis is boven,’ zegt ze.
Op mijn sokken beklim ik de glanzend versleten treden, blijf staan bij de wenteling. Er zit grijs tussen de geblondeerde haren van Anita, die ze heeft opgebonden in een knot. De askegel van haar sigaret valt in haar schoot, zonder te kijken schiet ze hem weg met haar nagel en neemt een trek.
De zolderkamer van Louis ruikt naar Louis, naar zijn sportshirts en de hasj die hij in een filmdoosje verbergt, naar wierook tegen de hasjgeur. Naar mijn bloed, want ik ben een keer ongesteld geworden op het luchtbed. Naar onze seks, op zijn bureau, het bed, het luchtbed, voor de spiegel. Altijd als we langer dan twintig minuten boven blijven roept Anita dat we moeten komen eten.
Louis ligt op zijn bed, in een vierkant van zon, met zijn armen over zijn ogen zodat ik niet kan zien of hij heeft gehuild. Zijn voeten hangen over de rand van het bed, hij heeft lange armen, lange benen en gouden haartjes op zijn kin. Naast hem is nog een smalle strook matras vrij, ik nestel me tegen hem aan.
‘Ik heb vanochtend mijn eerste toneelles gehad en het ging echt kut,’ zegt hij.
‘Wat moest je doen dan?’
‘Een liefdesscène spelen met een stoel. Niet met een onzichtbaar iemand op die stoel, maar met de stoel zelf. Dus heb ik hem geaaid en er een beetje tegenaan gereden, maar hoe kun je houden van een stoel?’

[...]

 

Copyright © 2021 Helena Hoogenkamp

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum