Leesfragment: Het alles

17 oktober 2021 , door Dave Eggers
|

19 oktober verschijnt de nieuwe roman van Dave Eggers, Het alles of Eindelijk orde op zaken of De laatste dagen der vrije wil of De wereld gaat aan onbeperkte keuze ten onder (The Every, vertaald door Lidwien Biekmann, Elles Tukker en Gerda Baardman). Wij publiceren voor.

In dit meeslepende maar ook beangstigende vervolg op de wereldwijde bestseller De Cirkel onderzoekt Dave Eggers op overtuigende en beklemmende wijze waar de dominantie van een volledig digitale cultuur toe kan leiden, en wat er gebeurt als iemand besluit zich hiertegen te verzetten.

Als het grootste techbedrijf ter wereld, de Circle, fuseert met het machtigste e-commercebedrijf, ontstaat het rijkste, gevaarlijkste – en vreemd genoeg het geliefdste – monopolie ooit: de Every. Delaney Wells lijkt niet bepaald de ideale nieuwe werknemer van de Every. Ze is een voormalig boswachter, zeer kritisch, maar weet dankzij haar charmes een beginnersbaantje te bemachtigen met maar één doel: het bedrijf van binnenuit kapotmaken.

Het Alles is een bloedspannende satirische roman over het lot van kapitalisme, vrijheid en de menselijke soort.

N.B. Eerder publiceerden wij voor uit De monnik van Mokka, Helden van de grensUw vaderen, waar zijn zij? En de profeten, leven zij voor eeuwig?Een hologram voor de koning, en Max en de Maximonsters.

 

I

Delaney kwam vanuit de duistere metro in een wereld van zuiver licht. Het was onbewolkt en om het hele eiland glinsterde het water, zo fel dat ze haar ogen moest afschermen. Ze draaide zich om van de baai en liep een meter of dertig naar de campus van de Every. Dat ze met de metro was gekomen en nu in haar eentje naar het hek kwam, zonder auto, was hier merkwaardig en bracht de twee beveiligers in het wachthuisje in verwarring. Hun domein was van glas, piramidevormig, leek op de top van een kristallen obelisk.
‘Ben je komen lópen?’ vroeg een van de beveiligers, Rowena volgens haar naambordje; ze was een jaar of dertig, had ravenzwart haar en droeg een fris geel shirt, zo strak als een fietspakje. Ze lachte, ontblootte een vertederend spleetje tussen haar voortanden.
Delaney noemde haar naam en zei dat ze een sollicitatiegesprek had met Dan Faraday.
‘Vinger alsjeblieft?’ zei Rowena.
Delaney legde haar duim op de scanner waarna er op Rowena’s scherm een mozaïek van foto’s, filmpjes en gegevens verscheen. Er waren foto’s van Delaney bij die ze zelf nog nooit had gezien – was dat een benzinepomp in Montana? Op sommige foto’s stond ze een beetje gebogen, het gevolg van de groeispurt in haar puberteit. Ze ging meer rechtop staan en liet haar blik over de beelden glijden waarop ze haar park-rangeruniform droeg, in een winkelcentrum in Palo Alto zat, of in een bus, zo te zien in Twin Peaks.
‘Je haar is gegroeid,’ zei Rowena. ‘Maar het is nog wel kort.’
Delaney haalde in een reflex haar hand door haar dikke, zwarte haar.
‘Hier staat dat je groene ogen hebt,’ zei Rowena. ‘Maar ze lijken eerder bruin. Kun je wat dichterbij komen?’
Delaney kwam dichterbij.
‘Ja! Mooi!’ zei Rowena. ‘Ik zal Dan bellen.’
Terwijl Rowena met Faraday belde, was de tweede beveiliger, een stuurse, broodmagere man van een jaar of vijftig, met een andere bezoeker bezig, een probleemgeval. Er was een witte bestelbus aan komen rijden en de bestuurder, een man met een rode baard die hoog boven het raam van de bewakers uittorende, zei dat hij een bestelling kwam afleveren.
‘Wat voor bestelling?’ vroeg de magere bewaker.
De chauffeur keek even achterom, alsof hij zich ervan wilde vergewissen dat zijn beschrijving klopte. ‘Een stel manden. Cadeaumanden. Met knuffeldieren, chocola, dat soort spul,’ zei hij.
Nu ging Rowena, die naar Delaney aannam het alfavrouwtje was in de glazen obelisk, zich ermee bemoeien. ‘Hoeveel manden?’ vroeg ze.
‘Geen idee. Een stuk of twintig,’ zei de chauffeur.
‘En is er iemand die ze verwacht?’
‘Weet ik niet. Misschien is het voor jullie klanten of zo?’ zei de chauffeur, die opeens nogal vermoeid klonk. Dit gesprekje duurde duidelijk al veel langer dan hij gewend was. ‘Of gewoon cadeautjes voor de mensen die hier werken.’ Hij pakte een tablet van de passagiersstoel en tikte er een paar keer op. ‘Hier staat dat ze voor Regina Martinez van het Initiative K Team zijn.’
‘En wie is de afzender?’ Rowena klonk nu bijna geamuseerd. Het was duidelijk, althans voor Delaney, dat deze bestelling niet zou worden afgeleverd.
De chauffeur keek weer op zijn tablet. ‘Hier staat als afzender m-d-s. Meer niet, m-d-s.’ Hij klonk inmiddels enigszins fatalistisch. Zou het uitmaken, leek hij te denken, als hij wist waar die letters voor stonden? Rowena’s gezicht verzachtte. Ze zei op gedempte toon iets in een microfoon, kennelijk praatte ze tegen een andere beveiligingsfalanx, ergens in de Every. ‘Laat maar, ik weet het al. Dat wordt een retour.’ Ze keek de chauffeur met een schuin hoofd vriendelijk aan. ‘Je kunt daar wel keren.’ Ze wees naar een doodlopend stukje weg vijftien meter verderop.
‘Dus ik moet die manden hier afgeven?’
Rowena lachte weer. ‘O nee. We kunnen je...’ – de korte stilte leek bedoeld om voldoende venijn te verzamelen voor het volgende, voorheen zo vriendelijke woord – ‘... manden niet accepteren.’
De chauffeur hief zijn handen ten hemel. ‘Ik bezorg al tweeëntwintig jaar en niemand heeft ooit een levering geweigerd!’ Hij keek Delaney aan, die nog steeds naast het gebouwtje stond, alsof hij in haar een potentiële bondgenoot zag.
Ze wendde haar blik af, naar het hoogste gebouw van de campus, de met aluminium beklede kurkentrekkertoren van Algo Mas, de algoritme- denktank van het bedrijf.
‘Ten eerste,’ verklaarde Rowena, duidelijk niet geïnteresseerd in de staat van dienst van de chauffeur, ‘voldoet je zending niet aan de veiligheidseisen. We zouden al die...’ – opnieuw die afkeurende toon – ‘manden van je moeten scannen en dat gaan we niet doen. Op de tweede plaats kunnen wij volgens onze beleidsregels alleen duurzame en correct geproduceerde goederen op de campus toelaten. Ik vermoed dat er in die manden’ – het klonk inmiddels als een scheldwoord – ‘erg veel plastic verpakkingen zitten? En bewerkt voedsel? Fruit uit de gemechaniseerde fruitteelt zonder biologisch of fairtrade certificaat, en ongetwijfeld onder de pesticiden? Zitten er noten in die...’ – nog meer venijn – ‘... manden? Waarschijnlijk wel, en onze campus is notenvrij. En had je het net over knuffeldieren? Ik kan onmogelijk goedkoop, niet-biologisch afbreekbaar speelgoed toelaten op de campus.’
‘Jullie willen geen niet-biologisch afbreekbaar speelgoed?’ vroeg de chauffeur. Hij zette zijn handpalm tegen het dashboard, alsof hij zich schrap zette om niet in te storten.
Rowena zuchtte diep. ‘Er staan al een paar auto’s achter je te wachten. Je kunt vlak hierachter keren.’ Ze wees naar de kleine rotonde verderop, waar ongetwijfeld de hele dag mensen, busjes en spullen die door de Every ongewenst waren verklaard, terugkeerden naar de niet-geverifieerde wereld. De chauffeur keek Rowena lang aan, tot hij eindelijk met zijn busje wegreed.
Het was in veel opzichten een vreemde situatie, dacht Delaney. Alleen al dat hier een bezorger kwam die niet voor de Every werkte. Vijf jaar geleden had de Circle een internetreus opgekocht, een bedrijf dat was vernoemd naar een Zuid-Amerikaanse jungle, en door die overname was de Circle het rijkste bedrijf geworden dat de wereld ooit had gekend. Door de fusie had het zijn naam moeten veranderen in de Every, een naam die de oprichters definitief en onontkoombaar vonden vanwege de associatie met alomtegenwoordigheid en gelijkheid. Ook de internetreus was blij met de nieuwe start. De ooit redelijke, ooit betrouwbare onlinemarkt had men laten verworden tot een chaotische wildernis van louche verkopers, namaakspullen en regelrechte oplichterij. Het bedrijf had afstand gedaan van elke verantwoordelijkheid en de klanten liepen weg: niemand vond het leuk om te worden opgelicht en belazerd. Tegen de tijd dat de website weer op orde was, was het bedrijf het vertrouwen van de ongedurige klanten kwijt. De Circle bekokstoofde een aandelenovername en de oprichter van het internetbedrijf, die steeds meer in beslag werd genomen door echtscheidingen en rechtszaken, was maar al te blij om te kunnen cashen en samen met zijn vierde echtgenote de blik op de ruimte te kunnen richten; ze overwogen zich terug te trekken op de maan.
Na de overname werd er een nieuw logo ontworpen. Het stelde drie golven voor die een cirkel omspoelden, en verwees naar het stromen van water, het ontstaan van nieuwe ideeën, naar interconnectiviteit en oneindigheid. Of het nu een succes was of niet: het was in elk geval een stuk beter dan het oude logo van de Circle, dat deed denken aan een putdeksel, en het versloeg met gemak het oude logo van de internetreus: die valse grijns. Omdat de onderhandelingen gespannen en uiteindelijk vijandig waren geweest, was het – nu de fusie afgerond was – niet verstandig de oude naam van het internetbedrijf hier op de campus te laten vallen; als het bedrijf überhaupt nog ter sprake kwam, werd het de jungle genoemd, met een opzettelijke kleine letter j.
De Circle was sinds de oprichting in het nabijgelegen San Vincenzo gevestigd geweest, maar door een gelukkige samenloop van omstandigheden was het bedrijf op Treasure Island terechtgekomen, een grotendeels kunstmatig eiland midden in de San Francisco Bay. Het was in 1938 aangelegd naast een bestaand eiland, Yerba Buena, en bedoeld als locatie voor een nieuw vliegveld. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, werd er een marinebasis gebouwd met een lappendeken van hangars, die na de oorlog langzamerhand werden omgetoverd tot werkplaatsen, wijnmakerijen en betaalbare woonruimtes – allemaal met een adembenemend uitzicht op de Bay, de bruggen en de heuvels in de East Bay. Toch waagden projectontwikkelaars zich hier niet, vanwege het onbekende militaire (en naar men aannam giftige) afval dat onder het overvloedige beton begraven lag. In de jaren 2010 bedachten ze eindelijk hoe ze het risicomanagement moesten afhandelen en werden er fantastische plannen opgesteld. Er werd een nieuwe haven gebouwd, er kwam een nieuw metrostation en er werd een muur van één meter twintig opgetrokken tegen de verwachte zeespiegelstijging in de komende decennia. Toen braken de pandemieën uit, het geld raakte op en het eiland werd voor een appel en een ei te koop aangeboden. De enige adder onder het gras was dat de Californische wet bepaalde dat de kust vrij toegankelijk moest blijven. De Every vocht deze bepaling in stilte aan, verzette zich daarna openlijk, maar moest het onderspit delven; op het hele eiland bleef een strook van vijf meter toegankelijk voor iedereen die er kon komen.
‘Delaney Wells?’
Delaney draaide zich snel om en zag een man van begin veertig staan. Hij had een kaalgeschoren hoofd en grote bruine ogen die groter leken door de glazen van zijn randloze bril. De kraag van zijn zwarte shirt met ritssluiting stond omhoog, zijn benen waren in een strakke groene spijkerbroek geperst.
‘Dan Faraday?’ vroeg ze.
Sinds de pandemieën werd een handdruk als medisch onverantwoord beschouwd – en volgens velen agressief – maar er was nog geen universele alternatieve begroeting. Faraday koos ervoor een denkbeeldige hoed te lichten. Delaney maakte een kort buiginkje.
‘Zullen we lopen?’ vroeg hij, en hij glipte langs haar door het hek. Niet naar de campus, maar in de richting van de smalle strook langs het water.
Delaney liep met hem mee. Ze had gehoord dat het hier bij de eerste sollicitatiegesprekken meestal zo ging. Het was met sollicitanten al net als met niet-biologisch afbreekbaar speelgoed: de Every wilde geen niet-gescreende, niet-geselecteerde mensen die de campus zouden kunnen besmetten. Iedereen die nieuw was zou op een of andere manier de veiligheid in gevaar kunnen brengen, en omdat sollicitanten als Delaney nog niet grondig waren gescreend en gecleard – afgezien van drie oppervlakkige ai-screenings – kon zo’n eerste gesprek het beste buiten de campus worden gevoerd. Maar dat was niet wat Dan zei.
‘Ik moet mijn stappentelling opvoeren,’ zei hij, en hij wees naar zijn oval, de alomtegenwoordige armband van de Every, die talloze gezondheidsgegevens mat en door alle verzekeraars en de meeste overheden verplicht werd gesteld.
‘Ik ook,’ zei Delaney. Ze wees op haar eigen oval, waar ze gruwelijk de pest aan had maar die een onmisbaar onderdeel vormde van haar dekmantel.
Dan Faraday lachte. Elke kandidaat kwam hier ongetwijfeld aanzetten met zo veel mogelijk Every-spullen, dacht Delaney. Dat was geen geslijm. Je kwam er gewoon niet onderuit als je hier iets wilde bereiken. Hij gebaarde naar Delaney dat ze de straat zouden oversteken naar de openbare promenade die om het hele terrein liep.
Het spijt me, dacht Delaney. Vanaf nu is alles één grote leugen.

 

Copyright © 2021 Dave Eggers
Copyright Nederlandse vertaling © 2021 Lidwien Biekmann, Elles Tukker en Gerda Baardman

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum