Leesfragment: Het spel meespelen

20 april 2021 , door Joan Didion
|

Nu in vier Athenaeum Boekhandels: Joan Didions roman Het spel meespelen (Play It as It Lays, vertaald door Corine Kisling). Lees Fleur Speets bespreking en lees een fragment.

Beverly Hills, jaren zestig. Maria, een actrice met een vastgelopen filmcarrière, is getrouwd met een succesvolle filmproducent, die ze vergezelt naar glamoureuze feestjes in een wereld die vooral om buitenkant draait. Eenzaam rijdt ze in haar auto rond door de stad en de Mojavewoestijn, en bezoekt ze hun autistische dochter Kate, die tot haar verdriet in een instelling woont. Haar bestaan lijkt doelloos, tot het leven een onverwachte wending neemt.

In een sobere, dwingende schrijfstijl ontleedt Didion op meedogenloze wijze het leven in Amerika in de late jaren zestig, en reflecteert ze op de heersende lusteloosheid van een generatie in een schijnbaar bankroete samenleving.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Blauwe nachten. Bekijk ook de ode aan Joan Didion die bij De Balie werd uitgesproken.

 

Maria

Wat maakt Iago slecht? vragen sommige mensen. Ik vraag dat nooit.
Nog een voorbeeld waaraan ik moet denken omdat Mrs. Burstein vanmorgen een kleine ratelslang in de artisjokkentuin heeft gezien en sindsdien onhandelbaar is: ik vraag nooit iets over slangen. Waarom zou Shalimar slangen aantrekken. Waarom zou een koraalslang twee gifklieren nodig hebben om te overleven terwijl een koningsslang, die bijna dezelfde tekening heeft, geen gif nodig heeft. Wat is daar de darwiniaanse logica van. Dat zou je kunnen vragen. Ik niet, niet meer. Ik herinner me een incident dat niet zo lang geleden in de Los Angeles Herald-Examiner stond: een pasgetrouwd stel uit Detroit was dood gevonden in hun camper in de buurt van Boca Raton. Er lag nog een koraalslang opgerold in de thermische deken. Waarom? Tenzij je aan langetermijndenken wil doen, is er geen bevredigend ‘antwoord’ op dat soort vragen.
Zo is dat. Ik ben wat ik ben. Naar ‘redenen’ zoeken heeft geen zin. Maar omdat ze hier altijd naar een reden zoeken, stellen ze me vragen. Maria, ja of nee: ik zie een pik in deze inktvlek. Maria, ja of nee: veel mensen maken zich schuldig aan seksueel wangedrag, ik geloof dat mijn zonden onvergeeflijk zijn, ik ben teleurgesteld in de liefde. Hoe kan ik daar nu op antwoorden? Hoe kan het van toepassing zijn? niets is van toepassing, schrijf ik met het ibm-potlood. Wat is dan wel van toepassing, vragen ze later, alsof het woord ‘niets’ meer betekenissen heeft en voor interpretatie vatbaar is, een onduidelijk fragment in een IJslands runenschrift. Er zijn alleen bepaalde feiten, zeg ik, in een nieuwe poging om het spel gewillig mee te spelen. Bepaalde feiten, bepaalde dingen die zijn gebeurd. (Waar maak je je druk om, vraag je misschien. Om Kate. Waar ik hier om speel is Kate. Carter heeft Kate daar geplaatst, en ik ga haar er weer vandaan halen.) Ze zullen de feiten verkeerd lezen, verbanden bedenken, redenen zoeken die er niet zijn, maar zoals ik al zei, dat is wat ze hier doen.

Dus stelden ze voor dat ik de feiten zou opschrijven en de feiten zijn de volgende: mijn naam is Maria Wyeth. Dat wordt uitgesproken als Mar-eye-ah, laat ik daar meteen duidelijk over zijn. Sommige mensen noemen me hier ‘Mrs. Lang’ maar zo heb ik me nooit genoemd. Leeftijd, eenendertig. Getrouwd. Gescheiden. Een dochter van vier. (Ik spreek hier met niemand over Kate. Waar Kate nu is zetten ze elektroden op haar hoofd en stoppen naalden in haar ruggengraat en proberen erachter te komen wat er mis is gegaan met haar. Het is een andere ren heeft. Kate heeft zacht dons op haar ruggengraat en een afwijkend chemisch stofje in haar brein. Kate is Kate. Carter herinnerde zich dat zachte dons op haar ruggengraat niet, anders had hij nooit toegestaan dat ze er naalden in staken.) Van mijn moeder heb ik mijn uiterlijk geërfd en een aanleg voor migraine. Van mijn vader heb ik mijn optimisme geërfd dat ik pas sinds kort kwijt ben.
Details: ik ben geboren in Reno, Nevada, en ben negen jaar later verhuisd naar Silver Wells, Nevada, aantal inwoners toen achtentwintig, nu nul. We zijn naar Silver Wells verhuisd omdat mijn vader het huis in Reno had vergokt en zich herinnerde dat hij dat stadje nog had, Silver Wells. Hij had het gekocht of gewonnen of misschien had zijn vader het hem nagelaten, ik weet het niet meer, en het doet er ook niet toe. Er waren toen veel dingen en plekken die kwamen en gingen, een veefokkerij zonder vee en een skioord waar iemand een dubbele hypotheek op had, en een motel dat heel gunstig gelegen zou zijn bij een afrit van de snelweg als de snelweg er was gekomen; mijn ouders deden me geloven dat wat in het verschiet lag altijd beter was dan wat we achter de rug hadden. Dat geloof ik nu niet meer, maar ik vertel je gewoon hoe het was. In Silver Wells hadden we driehonderd acres ruig land en een paar huizen en een pompstation en een zinkmijn en een zijspoor van de Tonopah & Tidewater Railroad en een winkeltje in snuisterijen en later, toen mijn vader en zijn partner Benny Austin het idee kregen dat Silver Wells een geweldige toeristische attractie was, kwamen daar nog een midgetgolfbaan en een reptielenmuseum bij en een restaurant met een paar gokkasten en twee speeltafels. Met de gokkasten werd niet veel verdiend omdat de enige persoon die erop speelde Paulette was, met geld uit de kassa. Paulette runde het restaurant en neukte met mijn vader (dat besef ik nu) en liet mij na schooltijd soms achter de kassa zitten, zogenaamd, want er waren nooit klanten. Maar de snelweg waar mijn vader op rekende kwam er niet en het geld raakte op en mijn moeder werd ziek en Benny Austin ging terug naar Vegas, ik kwam hem een paar jaar geleden tegen in de Flamingo. ‘Wat je vaders ondergang is geworden is dat hij twintig jaar vooruitliep op zijn tijd,’ zei Benny die avond in de Flamingo tegen me. ‘Het spookstadje, de midgetgolf, de blackjackautomaat, dat zie je nu overal. Harry Wyeth had een Rockefeller kunnen zijn in Silver Wells.’ ‘Er is geen Silver Wells meer,’ zei ik. ‘Het ligt midden in een militaire basis.’
‘Ik heb het over toen, Maria. Zoals vroeger.
Benny bestelde een rondje Cuba Libre, een drankje dat ik alleen mijn moeder en vader en Benny Austin heb zien drinken, en ik gaf hem een paar van mijn fiches om in te zetten en ging naar de wc en ging niet meer terug. Ik hield mezelf voor dat het was omdat ik niet wilde dat Benny zag met wat voor man ik daar was, een man die aan een dure tafel baccarat zat te spelen met honderddollarbriefjes, maar dat was niet de enige reden. Ik kan het maar beter meteen zeggen, ik heb problemen met zoals vroeger. versie van de vraag waarom een koraalslang twee gifklieren heeft. Kate heeft zacht dons op haar ruggengraat en een afwijkend chemisch stofje in haar brein. Kate is Kate. Carter herinnerde zich dat zachte dons op haar ruggengraat niet, anders had hij nooit toegestaan dat ze er naalden in staken.) Van mijn moeder heb ik mijn uiterlijk geërfd en een aanleg voor migraine. Van mijn vader heb ik mijn optimisme geërfd dat ik pas sinds kort kwijt ben.

[...]

 

Copyright © 1970 Joan Didion
Copyright Nederlandse vertaling © 2021 / Corine Kisling
bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam

pro-mbooks1 : athenaeum