Leesfragment: Het verhaal van William

19 oktober 2021 , door Elizabeth Strout
|

Nu in de Athenaeum Boekhandels: de nieuwe roman van Elizabeth Strout, Het verhaal van William (Oh, William!, vertaald door Barbara de Lange). Lees bij ons de bespreking door Emmi Schumacher én de eerste pagina’s!

Het verhaal van William gaat over Lucy Barton: wonend in New York, succesvol schrijfster en de moeder van twee volwassen dochters. Haar tweede echtgenoot is onlangs overleden. William is altijd een raadsel voor haar geweest. Ze is ooit met goede reden bij hem weggegaan. Toch hebben deze twee in al die jaren sinds hun scheiding een hechte, vriendschappelijke band met elkaar gehouden. Het verbaast Lucy dan ook niet wanneer William haar vraagt samen met hem een familiegeheim te onderzoeken dat hij onlangs heeft ontdekt. Een geheim dat een geheel nieuw licht zal werpen op alles wat William meende te weten over de mensen die hem het meest na staan, en onvermijdelijk ook over hemzelf.

N.B. Lees dus ook Emmi Schumachers bespreking. Eerder besprak ze Olive, Again en publiceerden we voor uit Strouts romans Ik heet Lucy Barton en Niets is onmogelijk.

 

Ik wil graag iets vertellen over mijn eerste echtgenoot, William.
William heeft de laatste tijd een paar heel trieste dingen meegemaakt – hij is niet de enige – maar ik wil daar toch iets over zeggen, ik voel me er haast toe gedwongen; hij is nu eenenzeventig.
Mijn tweede echtgenoot, David, is vorig jaar overleden, en in mijn verdriet om hem had ik ook verdriet om William. Verdriet is zoiets – o, het is zoiets éénzaams; dat is het beangstigende ervan, denk ik. Het is alsof je langs de glaswand van een heel hoog gebouw naar beneden glijdt terwijl niemand je ziet.
Maar ik wil het hier over William hebben.

===

Zijn volledige naam is William Gerhardt, en toen we trouwden nam ik zijn achternaam aan, ook al was dat in die tijd niet in de mode. Mijn kamergenote op de universiteit zei: ‘Neem je zijn achternaam aan, Lucy? Ik dacht dat jij een feminist was.’ En ik zei dat het me niet interesseerde of ik feministisch was; ik zei dat ik mezelf niet meer wilde zijn. In die tijd geloofde ik dat ik er genoeg van had mezelf te zijn, ik wilde al mijn hele leven lang niet mezelf zijn – dat dacht ik toen – en daarom nam ik zijn naam aan en was ik elf jaar lang Lucy Gerhardt, maar het heeft me nooit echt gezind, en vrijwel direct na de dood van Williams moeder ging ik naar het registratiebureau voor motorrijtuigen om mijn eigen naam weer op mijn rijbewijs te krijgen, ook al was dat minder gemakkelijk dan ik had verwacht: ik moest eerst bepaalde officiële documenten overleggen, maar dat heb ik gedaan.
Ik werd weer Lucy Barton.
We waren bijna twintig jaar getrouwd toen ik bij hem wegging en we hebben twee dochters, en we gaan nu al heel lang als vrienden met elkaar om – hoelang weet ik niet precies. Er bestaan veel verschrikkelijke verhalen over echtscheidingen, maar afgezien van het moment dat we uit elkaar gingen hoort het onze daar niet bij. Ik dacht weleens dat ik zou sterven van verdriet om onze scheiding, en om het verdriet dat mijn dochters ervan hadden, maar ik ben niet gestorven, ik ben er nog, en William ook.

Omdat ik schrijver ben moet ik dit haast wel als een roman opschrijven, maar het is allemaal waar – zo waar als ik het maar maken kan. En ik moet zeggen – ach, wat is het moeilijk om te weten wat je moet zeggen! Maar wanneer ik iets over William vermeld is het omdat hij het me zelf heeft verteld of omdat ik het met eigen ogen heb gezien.

Ik laat dit verhaal daarom beginnen op het moment dat William negenenzestig was, nu nog geen twee jaar geleden.

===

Een beeld:
Sinds een tijdje had Williams laboratoriumassistente de gewoonte hem ‘Einstein’ te noemen, en William kreeg daar kennelijk een enorme kick van. Ik vind helemaal niet dat William op Einstein lijkt, maar ik snap wat die jonge vrouw bedoelt. William heeft een dikke snor met grijs tussen het wit, maar het is wel een min of meer bijgehouden snor en hij heeft een dikke bos wit haar. Het is wel kort, maar staat toch van zijn hoofd af. Hij is lang en kleedt zich smaakvol. Daarbij heeft hij niet de enigszins waanzinnige blik die Einstein, volgens mij, leek te hebben. Williams gezicht staat vaak gesloten, met een onverzettelijk vriendelijke uitdrukking, afgezien van die heel enkele keer dat hij met zijn hoofd achterover oprecht moet lachen; dat heb ik hem al heel lang niet meer zien doen. Hij heeft bruine ogen die groot zijn gebleven; niet bij alle mensen blijven de ogen groot als ze ouder worden, maar bij William wel.

Goed –
William stond elke ochtend op in zijn riante appartement aan Riverside Drive. Stel je hem voor – als hij het donzen dekbed in het overtrek van donkerblauw katoen terugsloeg, met zijn vrouw nog in slaap in hun brede tweepersoonsbed, en naar de badkamer ging. Hij was stram, elke ochtend. Maar hij had oefeningen en die deed hij in de woonkamer, op zijn rug op het grote zwart met rode tapijt met boven hem de antieke kroonluchter: hij trapte met zijn benen in de lucht alsof hij fietste en strekte ze daarna naar links en naar rechts. Vervolgens ging hij in de grote bruine stoel zitten, bij het raam dat uitkeek op de Hudson, om op zijn laptop het nieuws te lezen. Op een gegeven moment kwam Estelle dan uit de slaapkamer en zwaaide slaperig naar hem, waarna ze hun dochter Bridget ging wekken, die tien was, en nadat William had gedoucht ontbeten ze met hun drietjes aan de ronde tafel in de keuken; William hield van deze vaste gewoonte en zijn dochter was een kwebbelkous, wat hij ook fijn vond; het was alsof je naar een vogeltje luisterde, zei hij een keer, en haar moeder was ook een kwebbelkous.
Eenmaal uit het appartement wandelde hij dwars door Central Park en nam vervolgens de metro richting Downtown om bij 14th Street uit te stappen en het laatste stuk naar de New York University lopend af te leggen; hij hield van die dagelijkse wandeling, ook al viel hem wel op dat hij niet zo snel was als de jonge mensen die hem passeerden, hem aanstotend met hun zakken eten of met hun wandelwagens en twee kinderen, of in hun sportlegging en met oortjes in en hun yogamatje aan een elastieken band om hun schouder. Hij vond het bemoedigend dat hij veel mensen kon inhalen – de oude man met zijn rollator of een vrouw die met een stok liep of zelfs gewoon iemand van zijn eigen leeftijd die blijkbaar niet zo snel was als hij – en daardoor voelde hij zich gezond en fit en haast onkwetsbaar in een wereld van niet-aflatend verkeer. Hij was er trots op dat hij meer dan tienduizend stappen per dag zette.
William voelde zich (bijna) onkwetsbaar, dat wil ik maar zeggen.

Soms dacht hij op die ochtendwandelingen: O, God, dat had ik zelf kunnen zijn, die man die daar in zijn rolstoel in de ochtendzon in Central Park zat, met een verzorgster die op een bankje naast hem op haar mobieltje zat te tikken terwijl het hoofd van de man op zijn borst hing, of die daar! – met een door een beroerte verdraaide arm, een mank been… Maar dan dacht William: Nee, zo ben ik niet.
Zo was hij inderdaad niet. Hij was, zoals ik al zei, een lange man, wiens gewicht niet met de jaren was toegenomen (afgezien van een klein buikje dat je amper zag als hij aangekleed was), een man die al zijn haar nog had, wel wit nu, maar nog dik, en hij was – William. En hij had een vrouw, zijn derde, tweeëntwintig jaar jonger dan hij. En dat was niet niets.

Maar ’s nachts had hij vaak angstaanvallen.

[...]

 

© 2021 Elizabeth Strout
© 2021 Nederlandse vertaling Barbara de Lange

pro-mbooks1 : athenaeum