Leesfragment: Hier komen wij vandaan

16 augustus 2021 , door Leonieke Baerwaldt
|

24 augustus verschijnt Hier komen wij vandaan van Leonieke Baerwaldt. Lees bij ons een fragment!

Een moeder en dochter leiden een zwervend bestaan, een fabrieksarbeider droomt erover een tropische-vissenwinkel te beginnen, twee geliefden besluiten samen een huis te bouwen en de kleine zeemeermin treft de harde werkelijkheid aan terwijl ze haar prins zoekt.

Leonieke Baerwaldt werd geïnspireerd door sprookjes van Andersen en Grimm, verhalen over mensdieren en diermensen en door alles in het water. Hier komen wij vandaan is een intens en bijzonder debuut van een verrassende nieuwe stem in de literatuur.

 

I

‘Als wij sterven worden we zeeschuim,’ zei haar oma. ‘Knisperende vlokken op het water. Daarna verdwijnen we in de maalstromen. Bij de mensen gaat dat anders. Zij hebben een ziel, die stijgt naar de sterren. Wie weet wat daar te halen valt.’
‘Wat zijn sterren?’ vroeg de kleine zeemeermin.
‘Sterren,’ mijmerde haar oma, ‘zijn het mooiste dat je ooit zult zien.’

De kleine zeemeermin wilde naar boven, naar de mensen, naar de sterren. Ze wilde een ziel. Ze wilde niet verdwijnen in de maalstromen.

Onder water werd veel gezongen. Zo ook over de dag dat de kleine zeemeermin haar naam kreeg, een naam die niet in mensentaal was uit te drukken. Ze kwam ter zee tijdens een laatste krachtige perswee, de jammerkreten van haar moeder echoden door de hoge hallen van het paleis waar haar vader machteloos afwachtte tot hij het nieuws kreeg dat hij er een dochter bij had, maar dat hij zijn vrouw verloren was.
‘Ik nam je in mijn armen, toonde je aan je zussen. Het nieuwe leven voor het oude,’ zong haar oma.
Het koninkrijk verstilde. De oesterschelpen die het sponzen dak sierden sloten hun lichtroze monden en slikten hun parel in, de waterplanten verwelkten en de wieren lagen futloos op de zeebodem.

Lang duurde deze stilte niet en alles kwam algauw weer tot bloei. Het gouden stemgeluid van de meisjes vulde de hallen van het paleis met vreugde. Want de levenden overstemmen uiteindelijk altijd de doden.

De kleine zeemeermin bracht bijna al haar tijd door in haar tuin. Daar, achter een haag van vuurrode bladeren, beschermd door koralen waaiers, lag een vreemde verzameling voorwerpen. Telkens wanneer schepen vergingen zonken er spullen haar wereld binnen. Dat wat de mens in zee verloor was voor de zeemeermin van onschatbare waarde. Bestek, batterijen, autobanden. Een marmeren torso vol vastgezogen zeepokken. Het sprak tot de verbeelding. Ze fantaseerde over een wereld die zo anders was dan die waarin ze zelf rondzwom.
‘Stel je er niet te veel van voor,’ zeiden haar zussen. ‘Het verveelt snel.’
Ze waren allemaal al boven geweest. Zij nog niet, ze was de jongste.

Haar zussen vertelden over havens vol schepen groter dan walvissen. Drukke steden die eruitzagen als lichtgevende riffen. ‘Het lawaai van de stad is overdonderend,’ zeiden ze. ‘Alles maakt geluid. Wij zwemmen liever de rivieren op, waar het kalmer is en waar je de wind hoort ruisen door de toppen van de bomen.’
Ze spraken over bladeren die van de takken hingen als geschubde vissenlijven, gewassen die zaden droegen die eruitzagen als zee-egels. Ze beschreven hoe landkoeien niet veel verschilden van zeekoeien, behalve dat ze bedekt waren met een dikke laag stugge haren. En ze raakten niet uitgepraat over de kleinere dieren die door de lucht zwommen met hun vreemde, gevederde vinnen. Over de mensen waren ze kort en bondig: ‘Mensen zijn smerig.’
‘En de sterren?’ vroeg de kleine zeemeermin. ‘Hebben jullie de sterren gezien?’
‘Oma is al lang niet meer boven geweest. Er valt daar geen ster meer te bekennen.’
‘Hoe is dat mogelijk?’ vroeg ze teleurgesteld.
Haar zussen haalden hun schouders op. ‘Er hangt te veel tussen mens en hemel in.’
‘Ik geloof er niks van,’ riep de kleine zeemeermin. ‘Ik móét naar boven!’
‘Sorry, zus. Je zult nog even moeten wachten.’

 

Copyright © 2021 Leonieke Baerwaldt

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum