Leesfragment: Ieder een lichaam

17 september 2021 , door Olivia Laing
|

Vanaf vandaag in de Athenaeum Boekhandels: Olivia Laings Ieder een lichaam. Over verzet, verlangen en vrijheid (Everybody: A Book About Freedom, vertaald door Henny Corver). Lees Daan Stoffelsens bespreking en lees de eerste pagina's op Athenaeum.nl.

In Ieder een lichaam onderzoekt Olivia Laing wat het betekent om een lichaam te hebben, aan de hand van haar eigen ervaringen en de levens van de meest fascinerende denkers uit de twintigste eeuw. Ieder een lichaam is een volmaakt oorspronkelijke reflectie op vrijheid en lichamelijkheid van een schrijver met een onafhankelijke geest, oog voor complexiteit en een glasheldere pen. Want ook in het tijdperk van technologisering en automatisering blijft het lichaam een bron van kracht en verzet die de wereld kan veranderen.

  • ‘Met een even persoonlijke als onderzoekende blik analyseert Olivia Laing haar onderwerpen; kunst, literatuur en het leven van de makers. Zo maakt ze op wonderschone manier voelbaar dat kunst niet losstaat van “het leven” maar diepe verbinding zoekt met onze emoties en ervaringen. Olivia Laing is een van de origineelste schrijvers van deze tijd.’ – Wieteke van Zeil

N.B. Eerder bespraken we Laings roman Crudo, en haar essays Het uitstapje naar Echo Spring en Naar de rivier.

 

1
De bevrijdingsmachine

In het laatste jaar van de twintigste eeuw zag ik in een apotheek voor natuurgeneesmiddelen in Brighton een advertentie hangen. Die was roze, met een zelfgetekende guirlande van hartjes eromheen, en beweerde uit de losse pols dat elk symptoom, van hoofdpijn tot verkoudheid en van woede tot depressie, werd veroorzaakt door energieblokkades als gevolg van vroegere trauma’s, en dat die energie met lichaamspsychotherapie weer in beweging te brengen en af te voeren was. Een nogal controversiële uitspraak, wist ik, maar wel intrigerend, dat idee van het lichaam als opslagplaats van emotionele nood. Al sinds mijn kindertijd had ik het gevoel dat ik iets in me opgesloten hield, dat ik ongelukkig was zonder te weten waarom en waardoor. Ik was zo verkrampt, zo verstijfd, dat ik als een dichtklappende muizenval terugschrok als iemand me aanraakte. Er zat iets vast en ik had een nerveuze drang om het los te krijgen.
Anna, de therapeut, hield praktijk in een armoedig kamertje op de zolder van haar huis. In de hoek stond een professioneel ogende massagetafel, maar verder straalde het vertrek, met her en der truttige sierkussens, vooral sjofele huiselijkheid uit. Vanuit mijn stoel keek ik op een kast vol zoveelstehands speelgoed en poppetjes die klaarstonden om te worden ingezet bij gestaltpantomimes. Soms pakte Anna een grijnzend aapje en drukte het tegen haar borst, waarbij ze met een hoog, lispelend stemmetje in de derde persoon over zichzelf sprak. Ik voelde er niets voor om het spel mee te spelen, te doen alsof in de lege stoel tegenover me een familielid zat, of met een honkbalknuppel een kussen te lijf te gaan. Ik was me te bewust van mezelf, zag pijnlijk scherp hoe belachelijk ik overkwam. Maar hoe gênant ik Anna’s potsierlijke gedoe ook vond, ik voelde ook maar al te goed dat zij een vrijheid bezat waartoe ik geen toegang had.
Als het even kon opperde ik een massage in plaats van praten. Ik kon mijn kleren gewoon aanhouden. Anna hing een stethoscoop om haar hals en bewerkte allerlei onverwachte plekken op mijn lichaam. Ze kneedde ze niet, maar gaf mijn spieren opdracht om te ontspannen. Af en toe boog ze voorover en beluisterde mijn buik met haar stethoscoop. Bijna altijd ervoer ik dan een gevoel van door mijn lichaam stromende energie, vanuit mijn onderbuik langs mijn benen omlaag, waar het als kietelende kwallendraden bleef hangen. Het was een prettig gevoel, niet per se seksueel, maar alsof er een hardnekkig obstakel was losgekomen. Ik praatte er nooit over en Anna vroeg er nooit naar, maar het was een van de redenen waarom ik naar haar toe bleef gaan: om dat nieuwe, levende, trillende lichaam te ervaren.
Ik was tweeëntwintig toen ik Anna voor het eerst bezocht, een periode dat het lichaam in al zijn facetten me enorm bezighield. Het discours over het lichaam, met name in de populaire cultuur, heeft vaak de vorm van een sterk afgebakende set thema’s, in hoofdzaak over hoe het lichaam er vanbuiten uitziet of hoe je het op en top gezond kunt houden. Het lichaam als een set oppervlakken, van meer of minder aantrekkelijk aanzicht. Het volmaakte, onhaalbare lichaam, zo glad en glanzend dat het bijna buitenaards lijkt. Hoe je het moet voeden, hoe je het moet verzorgen, de vele onthutsende manieren waarop het afwijkt of tekortschiet. Maar het element van het lichaam dat mij vooral boeide was de ervaring ín een lichaam te leven, iets te bewonen dat zo catastrofaal kwetsbaar was, dat zo willekeurig aan genot en pijn, haat en begeerte onderworpen kon zijn.
Ik was in de jaren tachtig opgegroeid in een lesbisch gezin, onder de knoet van Artikel 28, een homofoob wetsartikel dat leerkrachten verbood ‘de aanvaardbaarheid van homoseksualiteit als gepretendeerde gezinsrelatie’ uit te dragen. Het besef dat de staat zo over jouw gezin dacht was een harde leerschool in hoe lichamen in een normatieve hiërarchie geordend zijn, hoe hun vrijheden gegund of juist beknot worden op grond van attributen waar ze zelf niets aan kunnen doen, van huidskleur tot seksuele geaardheid. Elke therapiesessie voelde ik de erfenis van die periode in mijn eigen lichaam als harde knopen van schaamte en angst en woede die lastig te benoemen waren, laat staan te ontwarren.
Enerzijds had mijn jeugd me geleerd dat het lichaam een object is waarvan de buitenwereld bepaalt hoe vrij het mag zijn, maar anderzijds dat het lichaam zelf een middel tot vrijheid kan zijn. Op mijn negende liep ik mee in mijn eerste Gay Pride. De kracht van die stroom lichamen die over Westminster Bridge trok nestelde zich ook in mij, een somatische ervaring die volkomen nieuw voor me was. Ineens werd me duidelijk dat we door met ons allen lijfelijk de straat op te gaan de wereld konden veranderen. Als puber, beangstigd door het schrikbeeld van de naderende apocalyps van de klimaatverandering, werd ik actief in de milieuprotestbeweging. Ik stortte me er zo hartstochtelijk in dat ik de universiteit verruilde voor een boomhut in een bos in Dorset dat moest wijken voor een nieuwe rondweg.
Ik vond het geweldig, daar in het bos, al was het inzetten van mijn lichaam als instrument van verzet behalve stimulerend ook loodzwaar. De wetgeving werd voortdurend aangescherpt. De politie greep steeds harder in; diverse kennissen wachtte een langdurige celstraf op grond van het fonkelnieuwe misdrijf ‘huisvredebreuk met provocatie’. Vrijheid had een prijs, en het leek erop dat die prijs, door die constante dreiging van verlies van lijfelijke vrijheid, ook een fysieke kant had. Net als bij veel medeactivisten doofde bij mij het heilige vuur. In de zomer van 1998 vulde ik op een begraafplaats in Penzance een inschrijfformulier in voor een studie natuurgeneeskunde. Toen ik bij Anna in therapie ging, zat ik in mijn tweede jaar.
Destijds wist ik het nog niet, maar het soort therapie dat zij beoefende was in de jaren twintig ontwikkeld door Wilhelm Reich, een van de merkwaardigste, maar ook meest vooruitziende denkers van de twintigste eeuw, een man wiens hele leven in het teken stond van de complexe relatie tussen lichaam en vrijheid. Reich gold een tijdlang als de briljantste protegé van Sigmund Freud, der beste Kopf, het beste stel hersens, in de psychoanalyse. Als jong analyticus in Wenen, vlak na de Eerste Wereldoorlog, kreeg hij het vermoeden dat zijn patiënten hun vroegere ervaringen in hun lichaam meedroegen; hun emotionele pijn had de vorm van een soort gespannenheid die hij vergeleek met een pantser. In tien jaar tijd ontwikkelde hij een revolutionair systeem van lichaamsgerichte therapie, waarbij hij zich vooral richtte op de kenmerkende lichaamshoudingen van zijn patiënten. ‘Hij luisterde, observeerde; vervolgens bevoelde, betastte en toucheerde hij,’ schreef zijn zoon Peter later, ‘vanuit zijn fenomenale intuïtie voor waar in het lichaam de herinneringen, de haat, de angst gestold waren.’ Tot Reichs verrassing ging dit deblokkeren van emoties vaak gepaard met een aangenaam ruisend gevoel dat hij ‘stromen’ noemde; hetzelfde onmiskenbare gevoel dat ik op Anna’s massagetafel had ervaren.
Reichs patiënten waren vaak gewone arbeiders. Via hun verhalen kwam hij tot het besef dat de problemen die hij bij hen waarnam, de psychische verwarring, niet alleen een gevolg waren van wat ze in hun jeugd hadden meegemaakt, maar ook van maatschappelijke factoren als armoede, woningnood, werkloosheid en huiselijk geweld. Ieder individu, zo werd hem duidelijk, was onderworpen aan grotere krachten, die even heft ige problemen konden veroorzaken als Freuds centrale aandachtsgebied, de gezinsdynamiek. In de jaren tussen de wereldoorlogen trachtte Reich, niet bang om het groots aan te pakken, twee grote systemen voor de diagnostiek en behandeling van de ongelukkige mens te integreren door het gedachtegoed van Freud en dat van Marx in een productieve dialoog te wringen. Hun volgelingen namen hem dat niet in dank af.
In Reichs opvatting van vrijheid speelde seksualiteit een centrale rol. In 1930 verhuisde hij naar Berlijn, een stad waar het gistte en broeide. Een stad gevangen tussen twee catastrofes, waar uit de puinhopen van de Eerste Wereldoorlog een woud aan nieuwe opvattingen over seksualiteit was ontsprongen. Door seks te ontdoen van eeuwen van repressie en schaamte zou er een heel nieuwe wereld ontstaan, was Reichs overtuiging. Aan zijn activiteiten in Berlijn zou echter abrupt een eind komen na de machtsovername door Hitler in het voorjaar van 1933. Die herfst schreef hij vanuit Denemarken, waarnaar hij was uitgeweken, Die Massenpsychologie des Faschismus, een fascinerende analyse van de manier waarop Hitler inspeelde op onbewuste seksuele angsten, zoals angst voor besmetting en bezoedeling, om antisemitische sentimenten op te zwepen. Het eerste boek dat ik van Reich heb gelezen is People in Trouble [oorspronkelijke titel Menschen im Staat], het relaas van zijn politieke lotgevallen in Wenen en Berlijn. Ik had het in de jaren negentig op de kop getikt op de levendige zondagsmarkt voor het station van Brighton, eerlijk gezegd alleen omdat het dezelfde titel had als een roman die ik erg goed vond. Het was geschreven in de jaren vijftig, maar deed me denken aan mijn begintijd als activist, de spanningen en frustraties van het actievoeren voor politieke verandering. Reich was geen mooischrijver zoals Freud, en zijn argumenten waren minder beheerst of weldoordacht dan die van zijn leermeester. Vaak had hij iets snoeverigs, iets paranoïde zelfs, maar hij had ook een urgentie die me enorm aansprak. Het was alsof hij, over zijn aantekenboek gebogen, vanaf het slagveld allerlei gewaagde mogelijkheden schetste om het leven van echte mensen vrijer te maken. Zijn ideeën klonken zo relevant voor mijn eigen tijd dat ik niet begreep waarom ik nog nooit van hem had gehoord, niet in activistische kringen en ook niet in mijn opleiding. Pas veel later zou me duidelijk worden dat hij zo weinig respect geniet en besproken wordt omdat de excessen van de tweede helft van zijn leven de eerste helft zijn gaan overschaduwen. De radicale, scherpzinnige inzichten met betrekking tot seksualiteit en politiek die hij voor de oorlog in Europa had ontwikkeld zijn vrijwel geheel ondergesneeuwd geraakt door de veel brisantere opvattingen die hij in zijn jaren van ballingschap ontwikkelde, van pseudowetenschappelijke theorieën over ziekte tot een ruimtekanon waarmee je het weer kon beïnvloeden.

[...]

 

© 2021 Olivia Laing
© 2021 Nederlandse vertaling Henny Corver

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum