Leesfragment: Levensvormen

13 september 2021 , door Lex ter Braak
|

Nu in vier Athenaeum Boekhandels: het romandebuut van Lex ter Braak, Levensvormen. Lees bij ons een fragment!

Levensvormen is een sprankelende fragmentatiebom van verhalen, een boek dat zich niet in één hokje laat onderbrengen. Een Duitse schrijver en een Nederlandse kunstenaar ontmoeten elkaar op hun beider zoektocht: hoe leg je de veranderlijke wereld vast in kunst? Als vanzelf begint er een intuïtieve en veelsoortige verzameling te groeien, variërend van bomen en bladeren tot foto’s, geschiedenissen, taal en poëzie. Het ‘verzamelen van de wereld’ zorgt voor een collectie persoonlijke, zeer uiteenlopende verhalen, fragmenten en vondsten, in ruig verband. Over de verloren tuinen van Heligan, de vleermuisbom die Japan op de knieën moest krijgen, over koning Midas en de eiken van Joseph Beuys, het verkennen van het onzichtbare en tochten van diepzee tot hooggebergte.

Lex ter Braak wisselt in Levensvormen af tussen het feitelijke en dichterlijke, en laat zien dat de Nederlandse literatuur een schrijver rijker is.

 

Omkeringen

fragmenten

Uit: Lex ter Braak, Levensvormen

#111. Leren lezen en schrijven was bij juffrouw Frieda Einhorn geen ambachtelijke oefening, het waren ondoorgrondelijke lessen van verbeelding. Ik geef toe dat het lang duurde voor ik er op die manier naar kon kijken en dat ik er tegelijk mijn twijfels over heb. Ik kan niet uitsluiten dat ik het mooier maak dan het door haar bedoeld was. Ook het feit dat Julia er nog steeds anders over denkt, voedt die tegenstem in mij.
Dat Einhorn een voornaam had en Frieda heette, was het laatste wat wij toen van haar wilden weten. Zij was een spookachtig wezen uit een andere tijd en leerde ons vanuit haar onbereikbare verte woorden spellen en letters schrijven. Oud en mager, haar grijze haar tot een lange vlecht gewikkeld handhaafde zij moeiteloos haar straffe regime van tucht en ambitie, dachten wij.
Haar lokaal was nuchter maar dat werd bij vlagen volledig overstemd door de kastanjebomen achter de ramen. Hun takken beroerden de ruiten, verfden er licht doorheen, sloegen er verwoede regenroffels op als het hard waaide en de wolken tegen het glas uiteenspatten. Meer spektakel viel er niet te beleven — tot wij op een grauwe ochtend acht vliegertouwen door de klas zagen lopen. Hoog boven de kaarsrechte rijen van onze aaneengeschoven schoolbankjes liepen die van de achtermuur naar de muur voorin. Daar stond Einhorns houten bureau op een verhoging, recht onder het zwarte schoolbord: het dagelijkse slagveld van onze angst.
De dag voor we aan onze eerste lees– en schrijfoefeningen zouden beginnen had zij eigenhandig, na schooltijd, dit netwerk van dunne touwen gespannen. In ons bijzijn hing zij de ranke, papieren vliegtuigjes met hun haakjes aan de koperen ringetjes die al om de touwtjes zaten. Elke rij kreeg haar eigen model met andere kleuren. Boven mijn rij hing het geel en zwart.
Op het eind van de dag, na het opmaken van de rekensom, schoof zij de vliegtuigjes met behulp van de raamstok iets naar voren of achteren. Het ongecontroleerde geschuif met de stok boven haar hoofd had als gevolg dat de touwtjes verslapten. Ze bogen als boekenplanken steeds verder door en belemmerden de gedroomde voortgang van de vliegtuigjes, iets wat wij moeilijk om aan te zien vonden. Sommige leerlingen beweerden dat zij vals speelde ‘net als toen’ en dat hun vliegtuig onterecht was teruggevallen. Ook al was overduidelijk dat het ongecontroleerde zwaaien van de stok het met precisie afmeten van de vliegbewegingen onmogelijk maakte.
De rij die het beste presteerde zag zich, nadat Einhorn de uitslag van haar rekensommen bekendmaakte, beloond met een centimeter voortgang van haar vliegtuig. De minst presterende rij verloor haar vliegtuig uit het zicht; onverbiddelijk manoeuvreerde Einhorn dat twee centimeter naar achteren. De andere vliegtuigjes bleven onbewogen op hun plaats hangen.
Onder de schaduw van onze vliegtuigjes lazen wij gebogen over onze dunne boekjes en met wijzende vinger hardop en schreven wij, weer gebogen, onze woorden in schriftjes met de inktlap in de hand. Boven ons hoofd hoorden wij hun roterend gebrom en scheerden in gedachten mee in hun vlucht. Lezen en schrijven werd vliegen om zo snel mogelijk bij het bord aan te komen. Het veld van de angst veranderde in een onbegrensde luchthaven van vertrekdromen.
Wel diende je eerst de woorden vlekkeloos uit te spreken en tussen de lijntjes aan elkaar geschreven te hebben — en elke dag kreeg je daar een cijfer voor: je bijdrage aan het resultaat van je rij en de vlucht van je vliegtuig. Wij verkeerden in ijle luchtspiegelingen, streefden naar het hoogste resultaat en keken elkaar op de vingers.
Ondertussen schreed juffrouw Einhorn langs de banken, bestudeerde ons schrijfwerk, tikte hier en daar op een tafeltje als waarschuwing dat het niet ging zoals zij het wenste – en bleef lang onzichtbaar achter in de klas staan. De generaal die de bewegingen van haar troepen overzag en niemand die het waagde om te kijken. Wij voelden dat zij ons een onbekende wereld van mogelijkheden in trok en dat boezemde ons angst in.
Uit: Lex ter Braak, LevensvormenDe dag dat wij het woord ‘ik’ leerden schrijven zal ik niet vergeten, en daarom schrijf ik dit. Schrijven was nog geen zacht vloeien, wij tekenden eerder, zoals kloosterlingen hun miniaturen, en vulden allen tegelijk en volgens strakke regels gelijkvormig ‘ik’ tussen de lijntjes in – de kleinste vlek was al een aanslag op de orde en diende tegen elke prijs voorkomen te worden. Wij, dertig kinderen, beten op onze tong om in deze oefening van wij ik te schrijven. Ieder van ons had het idee dat alles van haar, zijn, ik afhing. Onwetend van inflatie schreven wij het meest gebruikte woord op als was het een zeldzaamheid waar je leven van afhing.
Ik denk dat Frieda Einhorn, daar achter in de klas, tevreden tegen de muur leunde en glimlachte om de door haar opgewekte kracht van de verbeelding.

Ik begrijp nu ook waarom ik nooit heb kunnen zeggen welke rij gewonnen heeft, of er wel prijzen waren en de vliegtuigjes ooit de overkant bereikten. Evenmin weet ik wat mijn bijdrage was, of ik al dan niet tot de vertragers of versnellers behoorde.
Einhorn was het gelukt ruimte te scheppen voor de verbeelding van het woord – en wat daartoe leidde is weggedreven als de overbodig geworden zwembandjes na de laatste zwemles. Mogelijk had het gemakkelijker en meer ontspannen gekund, al kan dat perspectiefvervalsing zijn, het false flat van de rechte weg.
Of was het niet meer dan een mirage? Had zij de verbeelding zelf het woord gegeven?

 

© Copyright 2021 Lex ter Braak, Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum