Leesfragment: Praat met mij

29 maart 2021 , door T.C. Boyle
|

6 april verschijnt de nieuwe roman van T. Coraghessan Boyle, Praat met mij (Talk To Me, vertaald door Kees Mollema). Wij publiceren voor!

Ons bewustzijn is het allerbelangrijkst. We zijn altijd aanwezig, en taal is wat ons daarbij voortdrijft. Andere dieren moeten oppassen als ze bij ons in de buurt komen. Maar ook zij hebben hun bewustzijn - ze kunnen ons er alleen niet over vertellen.

Sam is een jonge chimpansee. Hij wordt getraind om te communiceren met mensen in het kader van een wetenschappelijk experiment. Een jonge academicus, Guy Schemerhorn, leidt het onderzoek. Na een optreden in een populaire tv-show waarin ook Sam zijn opwachting maakt, wil studente Aimee bij het leven van Sam en Guy betrokken raken. Tot dat moment trok dat van haar als een dwarrelend herfstblaadje aan haar voorbij, doelloos en ongrijpbaar. Het lukt: ze wordt verzorgster van Sam. En de vriendin van Guy.

Onvermijdelijk beginnen de zaken echter fout te gaan. De fondsen raken op, Sam wordt groot en onhoudbaar sterk en de verhoudingen tussen hem en zijn verzorgers beginnen te schuiven. Hij boekt zeker ook vooruitgang in het communiceren, maar de kwestie over bewustzijn en zelfbewustzijn dringt zich ook aan de lezer steeds dwingender op, tegelijk met de vraag ‘wat maakt ons menselijk?’

T.C. Boyle stelt in Praat met mij zoals in al zijn romans altijd de goede vragen, ook dit keer weer verpakt in een verrukkelijk verhaal. Boyle schrijft met veel verbeeldingskracht, scherpte en satire over de hoop, dromen én de tekortkomingen van de mens.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Wie storm zaait.

 

 

Deel 1

To Tell The Truth

 

Studeren deed ze niet. Ze zou móéten studeren, dat was ze ook van plan, en daar kon ze elk moment mee beginnen. Maar eerst moest ze wachten tot de plaat was afgelopen – de nieuwe Talking Heads, met de zwaar op de bas leunende uitvoering van ‘Take Me to the River’, waarvan ze maar geen genoeg kreeg – en langs alle zenders op de tv klikken, terwijl ze de dagelijkse dosis natriumguanylaat, geautolyseerd gistextract en geklaard kippenvet van haar Top Ramen binnenkreeg, zo ongeveer het enige wat ze de laatste tijd at. Het was goedkoop en snel klaar, en dat was het enige wat telde. Niet dat ze er gelukkig mee was – ze wist dat ze beter moest eten, maar ze had al weken niets gekookt wat ook maar een beetje gezond was, en die ene keer was het pasta geweest, met rode saus uit een potje, vergezeld van een beetje ijsbergsla en een paar augurken. Waren augurken gezond? Ze voorkwamen scheurbuik, had ze ergens gelezen. Columbus nam ze om die reden mee aan boord van de Niña, de Pinta en de Santa Maria, maar goed, ze zat niet op een schip op zee maar in haar studentenflatje, en tijd was een probleem. En wilskracht. Werk, studeren, werk, studeren – het was alsof ze verwoed peddelde op een hometrainer, maar nergens heen ging.
De Top Ramen (limoen-garnaalsmaak) kookte op het fornuis. Haar boeken lagen uitgespreid op de oude hutkoffer van het Leger des Heils die ze als salontafel gebruikte. Ze zou tegelijkertijd eten en studeren, dan misschien nog een blokje om, en daarna verder studeren tot het tijd was om naar bed te gaan, iets wat ze de laatste tijd tussen elf en twee deed, afhankelijk van hoe erg ze zich verveelde en hoe hopeloos haar behoefte aan een academische titel op dat moment leek. Maar eerste pakte ze haar afstandsbediening, gewoon om te kijken wat er te zien was, en het scherm kwam tot leven met een scrum van ijverige, gehelmde figuren op noppen die achter een kleine, bruine bal aan renden over een grote, glanzende grasmat. Ze klikte nog eens: een sitcom. Nog een keer: het nieuws. Nog eens: een spelshow.
De spelshow kende ze nog van toen ze thuis woonde en zodra het logo op het scherm verscheen, werd ze even door weemoed bevangen: hoe ze samen met haar zus liggend op het vloerkleed van de woonkamer haar huiswerk deed, hun moeder die in haar luie stoel zat, rammelend met de ijsblokjes in haar tweede of derde wodka met soda, met één Lark tussen haar lippen en een andere smeulend in de asbak. De troostende banaliteit van het programma, alles vooraf gerepeteerd en zoals altijd, het panel met beroemdheden van wie niemand ooit had gehoord, afgezien van Kitty Carlisle, die haar best deed grappig en verfijnd over te komen, en de Amerikaanse middenklasse een kijkje bood in een wereld vol martini’s, limousines en dikke lagen make-up. Drie mannen kwamen tevoorschijn uit de schaduw en stelden zichzelf voor. Elke man beweerde Guy Schermerhorn te zijn – twee waren wat ouder en droegen een bril, een jongere man deed het zonder – waarna ze achter de desk voor deelnemers gingen zitten, aan de rechterkant van het podium. Het panel met beroemdheden zat tegenover hen, links op het podium, en het was hun taak te bepalen wie van de drie de waarheid sprak, wie de échte Guy Schermerhorn was.
Ze had geen tijd hiervoor, maar toch wel, zo bleek. Want de introductie die door de presentator werd opgelezen was nogal ongewoon. Guy Schermerhorn was niet de doodnormale echtgenoot van een actrice die als hyperseksueel werd gezien, of een autocoureur die je alleen zou herkennen met zijn helm op, of de ontdekker van een nieuw element in het periodieke systeem, maar een onderzoeker die beweerde dat hij apen leerde praten. Ze had daarover gehoord; dat deden ze toch ook hier, aan de universiteit van Santa Maria? En bij nader inzien kwam de jonge vent, degene in het midden, haar bekend voor, alsof ze hem op de campus had gezien, maar of dat het geval was of niet, ze wist zeker dat hij de waarheid sprak. De andere twee kwamen weliswaar gewichtiger over, maar dat lag aan hun bril en het leeftijdsverschil, en de producers wisten natuurlijk dat bedrog de uitgelezen manier was om de kijkers én de panelleden zo lang mogelijk in het onzekere te houden, anders zou er niemand meer kijken.
Bill Cullen – ook hij droeg een bril, met glazen die zo dik waren dat zijn ogen levensgroot leken – was als eerste aan de beurt en hij stelde een vraag aan Guy Schermerhorn nummer 1, die links zat. ‘Goed, wat was het eerste wat de aap zei? Ik neem aan dat hij ofwel zei: “Heb je een sigaret?” of “Kan ik een kwartje lenen om mijn advocaat te bellen, om te zorgen dat ik weer vrijkom?”’
Het publiek lachte. Guy Schermerhorn nummer 1 lachte ook, keek toen weer ernstig en zei: ‘In feite praten ze niet – het lijkt meer op gebarentaal.’
‘O? Werkelijk?’ Bill Cullen leunde naar voren over de lange desk waarachter het panel zat. Hij genoot hiervan, genoot ervan om te laten zien hoe grappig hij was aan al die Amerikanen in hun huiskamers en verheugde zich erover dat hij een bekendheid was en zij niet. ‘Hoe zeg je: “Schenk voor mij een martini in, zonder ijs, met twee olijven?”’
Alweer lachte het publiek. Maar Guy Schermerhorn nummer 1 ontweek de vraag met een eigen spitsvondigheid, alsof hij auditie deed voor een plek in het panel. ‘We proberen hen te ontmoedigen om te drinken,’ zei hij en hij keek bloedserieus in de camera, maar het punt was dat hij geen poging deed gebarentaal te spreken, wat voor Aimee genoeg zei, zelfs als ze niet al had besloten dat het nummer 2 moest zijn.
Nu was de beurt aan Kitty Carlisle, die er in haar wijde jurk leeftijdloos uitzag, hoewel de huid van haar hals zo strak als een biljartlaken was getrokken. Ze wierp een steelse blik op de camera en wendde zich tot nummer 3. ‘Kunt u voor ons iets voordoen in gebarentaal – als het tenminste gebarentaal is dat u gebruikt?’
Nummer 3 knikte.
‘Bijvoorbeeld… O, ik weet ’t niet: “Drink je je koffie zwart of met melk en suiker?”’
De man hield beide handen ter hoogte van zijn borstkas en Aimee dacht even dat ze het fout had gezien, dat dit de echte Guy Schermerhorn was, maar toen liet hij ze slapjes op de desk zakken en zei: ‘We geven ze geen koffie.’
‘Krijgen ze ’t zeker van op hun heupen?’ zei de presentator en iedereen lachte. Hij zat midden op het podium, achter zijn eigen desk, met een kale kop die glansde onder de studiolampen. Aimee herinnerde zich niet meer hoe hij heette, niet dat het iets uitmaakte. Ook hij was een beroemdheid.
Kitty Carlisle kon het niet laten het voorzetje in te koppen. ‘En cafeïnevrije koffie dan?’ vroeg ze aan niemand in het bijzonder – ze flapte het er gewoon uit – voordat ze zich met een vorsende blik richtte op de middelste deelnemer, Guy Schermerhorn nummer 2. ‘En u, nummer 2 – kunt u ons laten zien hoe je zegt: “Hoe drink je je koffie? Zwart of met melk en suiker?”’ En met een snelle blik op de camera: ‘Ik bedoel, voor het geval dat er op een avond een aap blijft eten…’
Guy Schermerhorn nummer 2 – hij was de echte Guy Schermerhorn, daar twijfelde Aimee niet meer aan – was achter in de twintig of misschien een vroege dertiger en had lang haar, met een scheiding iets links van het midden, dat hij had weggestopt achter zijn oren. Zijn ogen schoten even heen en weer, maar werden toen meteen onverzettelijk kalm. Hij gebruikte alleen zijn vingers (het werd vingerspelling genoemd, leerde ze later), en bewoog ze zo snel en behendig dat hij net een klarinettist leek die Vlucht van de hommel repeteerde zonder instrument.
Kitty Carlisle zei: ‘Dat was ofwel het meest verbazingwekkende dat we ooit in dit programma hebben gezien, of klinkklare onzin. Was het dat, nummer 2?’
Nummer 2 schudde zijn hoofd en toen kregen de andere panelleden de kans de drie mannen te bevragen, hoewel het daarna eigenlijk geen uitdaging meer was, en er werden drie stemmen uitgebracht op Guy Schermerhorn nummer 2, tegen één stem op nummer 1 (door Bill Cullen) en geen enkele op nummer 3. Maar wacht even, wacht, het was nog niet voorbij. In plaats van dat de echte Guy Schermerhorn opstond en een buiging maakte, kwam er een verrassing…
De gordijnen achter het podium weken uiteen en een chimpansee in een luier en een poloshirt met afgeknipte mouwen kwam tevoorschijn. Hij sleepte niet met zijn knokkels over de vloer, maar liep op zijn achterpoten, waggelend als een peuter, en dat was hij ook nog, zo bleek. Hij keek naar het publiek, dat een kreet had geslaakt toen hij verscheen, toen naar het panel en de drie deelnemers, waarna hij een laag geluid liet horen en op een drafje over de vloer schoot – nu wel met behulp van zijn knokkels – over de lage desk sprong en precies op de schoot van de middelste deelnemer terechtkwam, alsof er ooit enige twijfel was geweest. Hij plofte niet zozeer neer, maar omhelsde Guy Schermerhorn als een geliefde, zoende hem op zijn lippen, draaide toen zijn hoofd en keek in de camera, alsof dit alles de normale gang van zaken was. Hij bewoog zijn handen, eerst naar de camera, toen naar Guy Schermerhorn, die het gebaar nadeed of een ander gebaar maakte, alsof hij begreep wat de chimpansee wilde zeggen en de chimpansee ook hem begreep, alsof ze op dit moment werkelijk communiceerden, terwijl het hele land toekeek.
De presentator, met een grijns zo breed als het televisiescherm, kon het niet laten de man met de aap op schoot nog een vraag te stellen: ‘Wat zei hij nou?’
‘Hij zei dat hij een cheeseburger wil.’
Het publiek brulde het uit.
‘Heeft hij een naam?’ wilde de presentator weten, volledig van zins het spel mee te spelen, met de grijns vastgeplakt op zijn gezicht. De camera draaide naar het publiek, een menigte van opengesperde ogen en open monden, en toen weer terug naar Guy Schermerhorn.
Guy Schermerhorn sprak hardop mee, terwijl hij de vraag in gebarentaal aan de chimpansee stelde: hoe heet je?
De chimpansee – hij zag er schattig uit, als een pop met te grote oren die tot leven was gekomen – gebaarde snel iets met een hand en gaf een tikje tegen zijn oor, alsof hij een vlieg verjoeg, waarna Guy Schermerhorn het vertaalde. ‘Hij heet Sam.’
Maar de chimpansee – Sam – was nog niet klaar. Hij gooide er nog een opmerking uit, iets ter verbetering of een aanvulling, de gebaren zo snel dat je ze niet kon volgen, totdat Guy Schermerhorn ze vertraagd herhaalde. ‘En hij wil weten’ – hij liep de gebaren een voor een na, met zijn wijsvinger en duim tegen zijn wang, een vinger die in zijn borstkas prikte en hield toen zijn hand vóór hem, met een golvende beweging – ‘“Wanneer mag ik weer naar huis?”’ Hij wachtte even en toen maakte de echte en authentieke Guy Schermerhorn nog een gebaar, en wreef zijn beide handpalmen horizontaal over elkaar: ‘“Naar bed.”’

[...]

 

© T. Coraghessan Boyle
Vertaling © Kees Mollema

pro-mbooks1 : athenaeum