Leesfragment: Shuggie Bain

26 januari 2021 , door Douglas Stuart
|

Nu in de boekhandels: Douglas Stuarts Booker Prize-winnende roman Shuggie Bain, vertaald door Inger Limburg en Lucie van Rooijen. Lees bij ons een recensie, de vertalerstoelichting door Limburg en Van Rooijen — en een fragment.

Hugh 'Shuggie' Bain brengt in de jaren tachtig zijn jeugd door in een vervallen sociale huurwoning in Glasgow. Agnes, zijn moeder, is alles voor Shuggie. Zij behoudt haar trots door er altijd goed uit te zien. Toch zoekt ze steeds vaker troost in drank. Shuggie probeert intussen uit alle macht normaal te zijn, ook al ziet iedereen dat hij 'anders' is dan de andere jongens. Agnes steunt haar zoon, maar haar verslaving begint alles te overschaduwen, zelfs de liefde voor haar Shuggie.

 

1992
De South Side

Een

Het was een doodgewone dag. Die ochtend had zijn geest zich van hem losgemaakt en was zijn lichaam verweesd achtergebleven. Onder de felle tl-buizen wijdde de bleke, lege huls van zijn lichaam zich werktuiglijk aan zijn vaste taken, terwijl zijn ziel boven de schappen zweefde en alleen maar aan morgen dacht. Morgen was iets om naar uit te kijken.
Nauwgezet als altijd trof Shuggie de voorbereidingen voor zijn werkdag. Alle smeersels en dips werden uit potten overgedaan in schone bakken. De spatjes werden van de randen geveegd, omdat die de illusie van versheid zouden verstoren als ze bruin werden. De plakjes ham werden kunstig gedrapeerd en gegarneerd met toefjes neppeterselie, en de olijven werden omgeschept zodat het dikke nat als slijm over het groene vel droop.
Ann McGee had het lef gehad zich die ochtend weer eens ziek te melden, wat betekende dat hem nu de ondankbare taak ten deel viel om in zijn eentje zowel zijn eigen delicatessencounter als haar grillafdeling te bedienen. Zeventig rauwe kippen, dat was toch al geen lekker begin van de dag, maar vandaag verstoorden ze ook nog eens zijn zoete dagdromen.
Hij reeg de koude, dode beesten een voor een aan een groot spit. Daar hingen ze dan keurig op een rij, als onthoofde baby’s, met hun stompe vleugels over de bolle borstkas gekruist. Er was een tijd dat hij veel voldoening zou hebben gehaald uit zo veel ordelijkheid. Die metalen pennen in het pukkelige, roze vlees duwen, dat ging eigenlijk nog wel: weerstand bieden aan de verleiding om hetzelfde te doen bij de klanten was een stuk lastiger. Met hun neus zowat tegen het hete glas gedrukt onderwierpen die elk karkas aan een grondig onderzoek. Ze wilden per se het beste exemplaar, maar hadden niet door dat alle batterijkippen identiek waren. Shuggie beet op zijn wang en onderging hun besluiteloosheid met een geforceerde glimlach. En dan begon de hele klucht pas echt. ‘Doe mij vandaag maar drie fileetjes, vijf drumsticks en één vleugel.’
Daar gaan we weer, dacht hij. Waarom kocht niemand een hele kip tegenwoordig? Zonder de andere kippen met zijn latex handschoen aan te raken, prikte hij het karkas op een vleesvork en knipte het beest daarna met een grote schaar in stukken, waarbij hij zijn best deed het vel zo min mogelijk te beschadigen. Hij voelde zich bijzonder onbehaaglijk daar in de gloed van de grill. Zijn hoofdhuid prikte van het zweet onder zijn haarnetje en zijn handen waren net niet sterk en bedreven genoeg om de rug van de kip in één keer met de botte schaar door te knippen. Hij kromde zich een beetje en spande zijn rugspieren aan om extra kracht te kunnen zetten, en al die tijd week de glimlach niet van zijn gezicht.
Als hij echt pech had, schoot hij uit met de vork, waardoor de kip op de grond smakte en wegglibberde over de groezelige vloer. Voor de vorm putte hij zich uit in verontschuldigingen en pakte hij een nieuw exemplaar, maar het vieze gooide hij niet weg. Zodra de vrouwen zich omdraaiden, legde hij het beest weer bij zijn vriendjes onder de warme gele lampen. Hij hechtte heus wel aan hygiëne, maar het waren dit soort kleine, heimelijke triomfen die voorkwamen dat hij zijn zelfbeheersing verloor. Die zeikende manwijven verdienden niet beter. Ze deden zo uit de hoogte dat zijn nekharen ervan overeind gingen staan. Op dagen dat het hem echt te gortig werd, roerde hij allerlei lichaamssappen door de taramasalata. Er gingen onwaarschijnlijke hoeveelheden van die burgerlijke derrie over de toonbank.
Hij werkte nu al ruim een jaar bij Kilfeathers. Dat was niet de bedoeling geweest. Maar hij moest toch eten en elke week de huur betalen, en deze supermarkt was het enige bedrijf dat hem wilde hebben. Kilfeather zelf was een enorme krent; hij nam alleen maar mensen aan die genoegen namen met het minimumjeugdloon en Shuggie kon hier korte diensten draaien die makkelijk te plooien waren rondom de schaarse uurtjes dat hij naar school ging. Maar hij droomde van iets beters. Als kind had hij het al heerlijk gevonden om haar te borstelen en er van alles mee te doen – alleen dan vloog de tijd voorbij. Op zijn zestiende verjaardag had hij met zichzelf afgesproken dat hij naar de kappersschool aan de andere kant van de Clyde zou gaan. Hij had alles verzameld waar hij inspiratie uit putte: nagetekende plaatjes uit de Littlewoods-catalogus en pagina’s die hij uit de kleurenbladen van de zondagskranten had gescheurd. Toen was hij naar Cardonald gegaan om te informeren naar de avondopleiding. Bij de bushalte voor de school was hij uitgestapt, samen met een groepje achttienjarigen. Ze waren ultrahip gekleed en spraken met een ronkende zelfverzekerdheid die hun zenuwen moest maskeren. Shuggie liep een stuk langzamer dan zij. Hij keek ze na toen ze naar binnen gingen en stak vervolgens de straat over voor de bus terug naar huis. De week erop was hij bij Kilfeathers begonnen.
Zijn koffiepauze verdeed hij grotendeels met het doorspitten van de kortingsbakken vol beschadigde conservenblikken. Hij vond drie vrijwel gave blikken Schotse zalm: de etiketten waren vies en gescheurd, maar de blikken zelf waren intact. Met zijn laatste restje loon betaalde hij voor de schamele inhoud van zijn mandje en hij stopte de blikken in zijn oude schooltas, die hij weer in zijn kluisje opborg. Hij sjokte de trap naar de kantine op en liep zo nonchalant mogelijk langs de tafel met studenten die de lichte zomerdiensten draaiden en zich in hun pauzes gewichtig over dikke mappen vol collegeaantekeningen bogen. Hij keek zo’n beetje langs ze heen en ging in de hoek zitten, niet bij maar wel in de buurt van de kassameisjes.
Die meisjes waren in werkelijkheid drie vrouwen van middelbare leeftijd. Ena, de haaibaai van het stel, was graatmager en had een uitgestreken gezicht met vet haar. Ze had amper wenkbrauwen, maar wel een vaag snorretje, wat Shuggie niet helemaal eerlijk vond. Hoewel Ena zelfs naar de maatstaven van dit deel van Glasgow een rauwe tante was, had ze een hart van goud, zoals je wel vaker ziet bij mensen die veel tegenslag hebben gekend. Nora, de jongste van het drietal, droeg haar haar altijd in een strakke paardenstaart. Net als Ena had ze priemende kraaloogjes, en op haar drieëndertigste had ze al vijf kinderen. De laatste van het stel was Jackie. Anders dan de eerste twee had zij daadwerkelijk vrouwelijke trekken. Jackie was een enorme kletskous, een zachte, rondborstige schommel. Shuggie vond haar het aardigst.
Hij hoorde nog net het staartje van de soap rondom Jackies laatste scharrel. Als je zin had in vrolijk gerebbel, zat je bij deze dames altijd goed. Twee keer hadden ze Shuggie meegenomen naar hun bingoavondje; terwijl zij zich gierend van het lachen volgoten met drank, zat hij erbij als een tiener die je niet alleen thuis kon laten. Hij genoot van hun gemoedelijkheid, van al die zachte lijven die tegen hem aan drukten. Hoewel hij tegensputterde, vond hij het heerlijk als ze hem betuttelden, als ze zijn haar uit zijn ogen streken of aan hun duim likten om zijn mondhoeken schoon te vegen. Voor de vrouwen betekende Shuggie mannelijke aandacht, en het maakte ze niet uit dat hij pas zestien jaar en drie maanden was. Ze hadden allemaal wel een keer geprobeerd terloops zijn pik aan te raken onder de bingotafels van La Scala. Die aanrakingen duurden te lang en waren te doelgericht om toevallig te zijn. Voor de wenkbrauwloze Ena leek het bijna een missie. Hoe meer ze op had, hoe vrijpostiger ze werd. Bij elke streling van haar beringde, knokige vingers perste ze haar dikke tong tussen haar tanden en voelde Shuggie haar blik op zijn wang branden. Toen hem ten slotte de vlammen uitsloegen van schaamte, had ze haar hoofd geschud en had Jackie twee pond over tafel naar een stralende, triomfantelijke Nora geschoven. Het was natuurlijk jammer, maar een paar glazen verder hadden ze besloten dat het geen echte afwijzing was geweest. Er was iets mis met die jongen en dus konden ze hem gewoon zielig vinden.

[...]

 

© 2020 Douglas Stuart
© 2021 Nederlandse vertaling Inger Limburg en Lucie van Rooijen / Uitgeverij Nieuw Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum