Leesfragment: Slaap vatten

05 februari 2021 , door Bregje Hofstede
|

5 februari verschijnt Bregje Hofstedes nieuwe boek Slaap vatten, over insomnia en hoe beter te leren slapen. Wij publiceren voor.

Slapeloosheid vraagt niet om de juiste kruidenthee, maar om een eerlijke blik op ons eigen leven. Iedereen kent ze wel, tips om beter te slapen: veel bewegen en ’s avonds geen koffie meer en ook geen blauw licht. Maar wat als dat niet helpt? Bregje Hofstede, gecertificeerd insomniac, dook in de slaapwetenschap. Ze woelde, onderzocht, experimenteerde en groef steeds dieper naar de achterliggende oorzaken van onze slechte nachtrust. En die zijn anders dan je denkt. Op haar eigen beeldende wijze vertelt ze de belangrijkste dingen die ze ontdekte – en hoe het kan dat ze nu weer slaapt. 'Slaap werd een interesse, misschien wel een obsessie. Het was alsof ik was verlaten door een geliefde om wie ik nooit veel gemaald had – totdat hij vertrok, en ik moest vaststellen dat ik niet zonder kon. En hoe verleidelijk ik ook kirde, terug kwam hij niet.'

De boeken van Bregje Hofstede (1988) werden genomineerd voor diverse prijzen. Met haar roman Drift stond ze op de Libris-shortlist 2019. Ze schrijft voor De Correspondent.

N.B. We publiceerden eerder voor uit Drift (lees ook Yvette Slotema's boekverkopersbespreking) en Hofstedes debuut De hemel boven Parijs.

 

 

00:00

STERREN KIJKEN

 

Ik was elf toen ik voor het eerst de Melkweg zag. Dat was op een zomernacht op de Peloponnesos, een dunbevolkt stuk van Griekenland, waar ik met mijn ouders en zusjes op vakantie was.
’s Avonds, na een dag aan zee, wandelden we de heuvel op, naar een krakkemikkig restaurantje dat verloren lag tussen de olijfboomgaarden. Het was al laat, we hadden honger, en de ondergaande zon gaf ons benen van twintig meter lang om sneller boven te zijn.
Terwijl we de gebraden kip aten die ‘tante Niki’ ons voorzette, kroop de nacht de heuvels op. En tegen de tijd dat we onze vingers aflikten was het terras tussen de olijfbomen veranderd in een oranje vlot op een gitzwarte zee.
We knipten een zaklamp aan en waadden de nacht in.
Het was een donkerder donker dan ik ooit had meegemaakt. Nergens was een mens te zien, de hobbelige weg was onverlicht. Het intense zwart om ons heen was zo vol van het geluid van cicaden dat het één een deel van het ander leek. Oorverdovend donker.
De felle lichtbundel die voor ons uit danste over het pad verlichtte de stappen van mijn ouders, maar voor ons, die een paar meter achter hen aan hobbelden, was het moeilijk om de grond onder onze voeten te zien. Een voor een eisten mijn zusjes en ik de zaklamp op en we droegen hem om beurten, totdat hij, onhandig weggegrist en weer teruggegrepen, op het pad viel en doofde.
We tastten rond naar de lamp. Net als de keien gloeide hij nog van het verdwenen licht, maar hij wilde niet meer aan.
Toen de nagloed van de lichtbundel op ons netvlies was gedoofd, bleek het lamplicht te zijn verkruimeld en omhoog gezweefd. Boven ons verschenen ontelbaar veel sterren, en daar midden tussendoor liep een witte veeg.
Mijn vader vergat zijn ergernis om de kapotte lamp en legde ons uit wat we zagen. Die lichtende band die de hemel omspant lijkt een streep, zei hij, maar eigenlijk bestaat hij uit honderden miljarden sterren. Die zijn deel van de Melkweg, het sterrenstelsel waar ook onze eigen zon zich in bevindt. Hij vormt een heel grote spiraal, en daarvan zie je een stukje. De zon is een van de miljarden sterren in die spiraal. En de aarde is dan weer een klein stukje rots dat om die ene ster heen draait.
Het kostte me moeite om te geloven wat hij zei: dat de Melkweg er altijd was, maar dat je
hem thuis alleen niet zag. Ik vond het gek dat iets zo onbevattelijk groots, dat ook nog licht geeft, toch aan het zicht kon worden onttrokken, door straatlantaarns, koplampen, portiekverlichting. Dat je iets zo fundamenteels onzichtbaar kunt maken met iets zo onbelangrijks.
Ik sliep goed in die tijd. Gedachteloos. Ik sliep zoals ik ademde.

Twintig jaar later liep ik op een zomernacht door Amsterdam. Het was al laat en ik was net voor sluitingstijd op weg naar de supermarkt. Brommers zoemden langs in de vuilgele schemer.
Bij Albert Heijn in de Sarphatistraat zocht ik in de felverlichte schappen naar iets om de nacht mee door te komen. Het was alweer weken geleden dat ik goed had geslapen, mijn ogen waren droog van vermoeidheid. Ik had gelezen dat het kon helpen om ’s avonds nog iets eiwitrijks te eten. Hoe meer eiwit, hoe langzamer je het verteert, en hoe kleiner de kans dat je ’s nachts wakker wordt van een rommelende maag. Of het waar was wist ik niet, maar ik wilde alles proberen.
Knipperend las ik de etiketten.
Eiwit. Vet, waarvan verzadigd.
Dertig was ik, en bang voor de nacht zoals ik als kind nooit was geweest. Ik zocht iets om me ’s nachts aan vast te houden. Pilletjes, poeders, oordopjes, avondthee, goede gewoontes. Elke ‘oplossing’ was een lichtbundel die ik volgde tot hij doofde, waarna ik weer op zoek moest naar iets anders.
Die avond kocht ik speciale kwark met extra eiwit. 12,5 gram per honderd gram.
Ergens wist ik wel dat de oplossing voor mijn slapeloosheid niet in grammen lag. Ergens wist ik dat ik iets over het hoofd zag. Maar ik had geen idee wat ik dán moest doen. Alle tips die ik kon vinden had ik geprobeerd.
Ik liep met mijn aankoop naar buiten en keek niet naar boven. Tussen de straatlantaarns was nooit veel te zien. Hoogstens een maan, nauwelijks sterren, zeker geen Melkweg.


Inmiddels weet ik dat zo’n 40 procent van de mensheid de Melkweg nooit ziet. De lichtvervuiling is te groot. Tussen ons en de sterren zit van alles in de weg: satellieten, straatverlichting, het verzamelde schijnsel van al onze schermen, lampen en neonreclames.
Sommige mensen vinden dat erg. Ze richten verenigingen op zoals de International Dark Sky Association. Ze wijzen op de negatieve gevolgen van al dat nachtelijke zwerflicht voor allerhande dieren en ze claimen het recht om ’s nachts de sterren te kunnen bekijken. Inclusief de Melkweg, die flard van het sterrenstelsel waar we zelf deel van zijn.
In feite claimen ze het recht om het grotere geheel te zien.
Ik heb jaren slecht geslapen. Een groot deel van mijn twintigerstijd voerde ik een loopgravengevecht met de nacht, waarin ik elke terreinwinst die ik boekte ook al snel weer prijsgaf. Het leek alsof ik er nooit uit zou komen. Op slechte dagen was de vermoeidheid een muur waar ik nauwelijks overheen kon kijken.
Slaap werd een interesse, misschien wel een obsessie. Het was alsof ik was verlaten door een geliefde om wie ik nooit veel gemaald had – totdat hij vertrok en ik moest vaststellen dat ik niet zonder kon. En hoe verleidelijk ik ook kirde, terug kwam hij niet.

Van die slapeloosheid kwam ik pas af toen ik accepteerde dat mijn probleem niet te maken had met slaap. Met de manier waarop ik het slapen zelf aanpakte, met de praktische elementen van de nacht: slaaplekkerthee, slaaptabletjes, mijn slaapkamer, met welke ‘slaaphygiëne’ ik me voorbereidde op het bed. Ik staarde me blind op de nacht, maar het probleem lag in het hele etmaal: in mijn dagen en de manier waarop ik ze besteedde. Pas toen ik mijn slapeloosheid ging zien als een signaal, een uitnodiging om beter te kijken en groter te denken, vond ik opnieuw de weg door mijn nachten.
Ik leerde dat ik mezelf de vraag moest stellen wat er in mijn leven onbewust zó schuurde dat het me wakker hield – en dat ik daar iets aan moest doen. Niet mijn nachten moesten op de schop, maar mijn dagen. Eigenlijk: mijn leven. Het is een inzicht dat zo voor de hand ligt dat ik me bijna geneer om het op te schrijven. En toch is het een conclusie die voor mij, hoeveel ik ook las over slaap, pas na lang puzzelen helder werd. Een conclusie die je zelden leest, omdat ze niet past in de huidige kijk van de wetenschap, met haar grote voorliefde voor het neurologische en mechanische. Die kijk kan ons veel leren over slaap, maar hij is onvolledig. Chronische slaapproblemen zijn vaak niet het gevolg van een gebrekkige slaaphygiëne, en dus ook niet op te lossen met een ander avondritueel of een ander matras. Slechte nachten zijn het gevolg van je dag. En meer nog, van de wereld waarin die dag plaatsvindt.
Mij heeft het een klein decennium gekost om hierachter te komen, en als iemand me tien jaar geleden had gezegd dat ik alle vierentwintig uur van mijn dagelijks leven moest heroverwegen om ’s nachts te kunnen slapen, had ik diegene niet geloofd. Daarom neem ik jullie graag mee op mijn reis naar de slaap.
In werkelijkheid duurde die jaren; hier is hij samengebald tot één symbolisch etmaal. Dat etmaal begint met een slapeloze nacht, en de psychologische strijd met slaap die daarbij hoort. Vervolgens bespreek ik in het ochtendlicht van de (neuro)wetenschap de biologie van het wakker liggen. De namiddag brengt een omslagpunt: namelijk het inzicht dat slapeloosheid een signaal kan zijn dat er niet iets mis is in je brein, maar meer algemeen in je leven. De avonduren ten slotte besteed ik aan manieren om aan dat signaal gehoor te geven. Namelijk door te heroverwegen hoe je je verhoudt tot fundamentele thema’s als geld, tijd, de plek waar je leeft, je ego en de mensen om je heen.
Als je dit boekje hebt opgepakt, dan ben je waarschijnlijk net als ik bekend met het holst van de nacht. Een leuke plek om af en toe te bezoeken, met vrienden, op een met drank doordrenkte avond; maar een hell-hole als je er telkens opnieuw alleen in vastzit. Waarschijnlijk heb je, net als ik, alles geprobeerd om beter te slapen – maar lig je alsnog wakker. In dat geval nodig ik je uit om me te volgen op mijn zoektocht dwars door de nacht. En om verder te kijken, de slaaphygiëne voorbij. Want als ik in al mijn gebroken nachten één ding heb geleerd, is het dit: ook bij slaapproblemen is het cruciaal om het grotere geheel te zien.

[...]

 

© 2021 Bregje Hofstede

pro-mbooks1 : athenaeum