Leesfragment: Slavernij en beschaving

21 november 2021 , door Karwan Fatah-Black
| |

23 november verschijnt het nieuwe boek van Karwan Fatah-Black, Slavernij en beschaving. Geschiedenis van een paradox. Wij publiceren voor.

Slavernij en beschaving van Karwan Fatah-Black, auteur van Eigendomsstrijd, is een kleine geschiedenis van een paradox.

Weinig historische onderwerpen zorgen voor meer discussie dan het slavernijverleden. Waarom is er debat over iets waar iedereen tegen is? Waarom worden beelden van slavenhandelaren van hun sokkel getrokken terwijl de slavernij allang is afgeschaft? En hoe komt het dat in onze huidige samenleving nog steeds miljoenen mensen onvrij zijn? In Slavernij en beschaving onderzoekt Karwan Fatah-Black hoe het denken over slavernij zich door de eeuwen heen heeft gevormd. Zijn analyse begint in de klassieke oudheid, voert de lezer van de islamitische wereld naar onze eigen geschiedenis en leidt tot een ontluisterende conclusie: meer dan we willen toegeven zijn denkpatronen uit de koloniale tijd tegenwoordig nog altijd aanwezig.

Met dooddoeners en vergoelijkingen gaan we het echte gesprek uit de weg. Het wordt tijd om de ambities van de afschaffers van weleer nieuw leven in te blazen en de doorwerking van deze geschiedenis onder ogen te zien. Slavernij en beschaving van Karwan Fatah-Black is een prikkelende, scherpe kijk op onze omgang met het slavernijverleden.

N.B. Lees ook een fragment uit Eigendomsstrijd op Athenaeum.nl.

 

Inleiding

‘Was dat nou zo moeilijk?’ verzuchtte Mercedes Zandwijken in de studio van Radio 1. We zaten daar op 1 juli 2021 voor begeleidend commentaar tijdens de live-uitzending van de jaarlijkse herdenking van het slavernijverleden. De Amsterdamse burgemeester Femke Halsema had zojuist bij de herdenking in het Oosterpark namens het stadsbestuur excuses aangeboden voor de betrokkenheid bij slavernij van haar voorgangers. Zandwijken vulde de stilte die na de plechtige speech was gevallen. Terwijl op dat moment, zoals ik later hoorde, op veel plekken de tranen bij mensen over de wangen liepen, wist Zandwijken zich snel te herpakken. Met haar vraag raakte ze de kern van waar ik mij over verbaas in het landelijke debat over het slavernijverleden en waar dit boek over gaat: waarom is slavernij zo’n hot issue en worden mensen nerveus als het besproken wordt?
Het zal niemand zijn ontgaan, weinig historische onderwerpen zorgden de afgelopen tien jaar voor meer publieke discussie dan het slavernijverleden. Ik hoor mensen vaak zeggen dat slavernij een ‘gevoelig onderwerp’ is. Dat is zo’n cliché dat we ons nauwelijks nog realiseren hoe vreemd het is om dat te zeggen. Hoe kan een onderwerp gevoelig zijn als de wereldwijde consensus is dat slavernij een kwaad is dat moet worden uitgebannen? Dat er formeel consensus is blijkt wel uit het standpunt van de Verenigde Naties en het Internationaal Strafhof: slavernij is een misdaad tegen de menselijkheid. Dat is geen nieuw en modieus inzicht van de vn, maar een kwalificatie die al bij de oprichting in 1948 werd overgenomen uit de processen van Neurenberg, kort na de oorlog. Het is bovendien geen standpunt dat sindsdien ter discussie is komen te staan. Er zou geen aanleiding moeten zijn om omzichtig met slavernij om te springen of er al te lang over te debatteren.
En toch, wie de dringende behoefte voelt om zijn afkeer van slavernij uitdrukkelijk uit te dragen kan op stevige weerstand rekenen. In maart 2020 riep Peter Nicolaï (PvdD) in de Eerste Kamer de regering op om excuses te maken voor de koloniale slavernij en ‘een wet aan te nemen waarbij rekenschap wordt afgelegd voor het slavernijverleden’. Zijn voorstel haalde het niet, want hoewel slavernij universeel wordt afgewezen, voelde een meerderheid zich niet genegen om excuses voor historische slavernij wettelijk vast te leggen. Ook een motie van d66-Kamerlid Rob Jetten om excuses te maken voor het slavernijverleden haalde het in juli 2020 niet. In reactie op Nicolaïs oproep kondigde minister Kajsa Ollongren (d66) in juni 2020 aan te laten onderzoeken of in de Nederlandse wet verankerd kan worden dat de trans-Atlantische slavernij een misdaad tegen de menselijkheid was. Dit was allemaal erg merkwaardig. Waarom onderzoek doen voordat kan worden vastgelegd wat al vrij lang algemeen geaccepteerd is? Waarom gaan we omzichtig te werk als het om het slavernijverleden en de erfenis van die geschiedenis gaat? Waarom altijd die bezwerende formule dat niemand zich schuldig hoeft te voelen over de trans-Atlantische slavernij?
Als slavernij voor politieke botsingen zorgt gaat het meestal niet over hedendaagse vormen van slavernij, zoals die bij de bouw van stadions voor het wk voetbal in Qatar, het verdwijnen van jongeren uit Nederlandse opvangcentra of de uitbuiting van sekswerkers, maar juist om een specifieke vorm van slavernij uit het recente verleden: de geracialiseerde productieslavernij in de plantagekolonies rond de Atlantische Oceaan. Het is telkens weer die specifieke vorm van slavernij die de aanleiding is voor gedoe. Er ontstaat ophef als iemand continuïteit suggereert tussen het slavernijverleden en de huidige samenleving. In juni 2020 kreeg burgemeester Halsema kritiek van cda-Kamerlid Chris van Dam. Hij stelde dat het ‘niet neutraal’ was van de burgemeester dat ze bij de grote demonstratie op de Dam uit solidariteit met de Black Lives Matter-beweging een button had gedragen die de slavernijgeschiedenis in herinnering roept. Van Dams standpunt werd door Amsterdamse gemeenteraadsleden van cda en Forum voor Democratie overgenomen. De burgemeester voelde zich vervolgens genoodzaakt om de gemeenteraad eraan te herinneren dat de verwerping van slavernij niet politiek verkaveld is. Daar hoefden de raadsleden natuurlijk niet aan herinnerd te worden, dat wisten ze heus wel. Hun pijn zat ergens anders. Ze waren gekrenkt omdat Halsema een verband suggereerde tussen het antizwartracisme waartegen de demonstranten zich uitspraken en de koloniale slavernij waar Amsterdam nauw bij betrokken was.
Dit boek gaat over dat gekrenkte gevoel en daarmee over de vraag waarom het Atlantische slavernijverleden een onderwerp van oververhitte maatschappelijke discussie is, terwijl niemand zal zeggen een voorstander van slavernij te zijn. De discussie is geen oppervlakkige cultuurstrijd, maar een uiting van een moeizame maar gestage erkenning van de plaats die raciale slavernij en racisme in de westerse beschaving hebben. Dit gaat over meer dan een paar straatnamen en standbeelden. Zoals het voormalige cda-Kamerlid Kathleen Ferrier zei toen ze een exemplaar van het Amsterdamse onderzoek naar het slavernijverleden in ontvangst nam: ‘Het gaat om onze ziel.’ Het gesprek over de manier waarop slavernij deel is van de Nederlandse geschiedenis en cultuur is meer dan de vraag of een lijst met koloniale gruwelijkheden wel lang genoeg is. Of dat die te veel of te weinig aandacht krijgt. Hoe we ons verhouden tot slavernij gaat over het zelfbeeld dat westerse samenlevingen hebben. Nu het koloniale verleden verder van ons af komt te staan en postkoloniale migranten geen tweederangs burgerschap meer accepteren, groeit de behoefte aan bezinning op wat er toen heeft plaatsgevonden en hoe dat de wereld heeft gevormd.
Er zit een behoorlijke vertraging tussen het moment dat slavernij in de loop van de achttiende, negentiende en twintigste eeuw werd ingeperkt en het moment dat samenlevingen zich in de eenentwintigste eeuw rekenschap gaan geven van hun aandeel in deze geschiedenis. Geen enkele vn-lidstaat staat toe dat iemand dusdanig verheven is dat hij of zij andere mensen in bezit mag hebben. Het strookt niet met de grondslagen van de moderne samenlevingen wereldwijd, ongeacht of ze democratisch of autoritair zijn. Er kan discussie zijn over de vraag of sommige staten hun gevangenen niet als eigendom beschouwen, of dat Noord-Korea burgers als slaven gebruikt, maar dat zijn betwistbare gevallen in een wereld die slavernij verwerpt. Of het nu gaat om nationalisten, socialisten, liberalen, confessionelen of zelfs theocraten, over slavernij zijn ze het eens: mensen als privébezit hebben deugt niet. Burgerschap achten we niet meer verenigbaar met het gelijktijdig bestaan van slavernij. Het zou afbreuk doen aan de legitimiteit van een staat als dergelijke onderwerping zou worden toegestaan. De kaders waarbinnen over slavernij wordt gedacht zijn over de hele wereld tamelijk eenvormig, en dat zijn ze al zo’n honderd jaar. Slavernij ging in relatief korte tijd, tussen eind achttiende eeuw en midden twintigste eeuw, van een juridisch legitieme institutie naar een wereldwijd gecriminaliseerde praktijk. Toch begint de bezinning op de onvolkomenheden van de afschaffing en de negatieve doorwerking van slavernij pas in deze eeuw tot de maatschappelijke mainstream door te dringen.
Misschien is de algemene afwijzing deel van het probleem: omdat men in woord zo collectief en absoluut afstand heeft genomen van slavernij, is de suggestie dat dat verleden doorwerkt een grote belediging en een maatschappelijk taboe. De erfenissen van dit verleden zijn nog op veel manieren terug te vinden. Wie het waagt te beweren dat er continuïteit is tussen het verleden van slavernij en het heden krijgt de wind van voren.

[...]

 

© 2021 Karwan Fatah-Black

pro-mbooks1 : athenaeum