Leesfragment: Sloop

12 december 2021 , door Anna Enquist
|

14 december verschijnt de nieuwe roman van Anna Enquist, Sloop. Wij publiceren voor!

Componiste Alice Augustus, enig kind in een kil gezin, heeft van het Koninklijk Symfonie Orkest de opdracht gekregen tot het vervaardigen van een stuk voor groot orkest ter gelegenheid van het aanstaande jubileum. Ze verkeert op het toppunt van haar kunnen en haar artistieke ambities drijven haar tot misschien wel een magnum opus. Ze wordt beschouwd als een belangrijk componist, maar vrijwel niemand weet dat ze onder pseudoniem haar geld verdient met het schrijven van platvloerse reclamedeuntjes. Wat ook niet helpt: het meezeulen van een moeilijke jeugd en een woelig liefdesverleden. En ondertussen tikt en dwingt de tijd. Alice Augustus is bijna veertig en heeft een knellende kinderwens.

Sloop is een roman over kunst en liefde, scheppen en baren – en een mensenleven in al zijn aangrijpende kwetsbaarheid.

N.B. Lees ook onze voorpublicaties uit Enquists boeken TegenwindEen tuin in de winter, Want de avond en De verdovers.

 

1.

De sloopkogel is met een zware schakelketting bevestigd aan een oude autoband, die op zijn beurt met eenzelfde ketting vastzit aan de hoge hijskraan. Waarom? Veerkracht, soepelheid, zwaaimogelijkheden? Op de stellage tegen de enorme muur van donkere bakstenen is een bord vastgeschroefd: ‘J.H. Sluyk, Sloopwerken’. Beneden in de straat verzamelen toeschouwers zich: mannen in regenjassen, een moeder die een kinderwagen voortduwt, huisvrouwen met boodschappentassen die ze naast hun voeten op de grond zetten. Er stoppen auto’s. Een man met een keurige herenfiets staat stil met zijn voet op de stoeprand. Zijn aktetas hangt met de sluitklep over de stang. In de hoogte trilt de sloopkogel. De machinist trekt in zijn glazen hok aan een hendel.
Twee politiewagens rijden met vaart de straat in. De uitstappende mannen wenden zich tot de verzamelde menigte met gebaren, met open monden. Ze beginnen een wijde halve cirkel af te zetten rondom de muur, met rood-witte linten. Halfhartig, onwillig doen de kijkende mensen een stap terug, maar naar huis gaan ze niet. Er komen er steeds meer, ze klonteren op elkaar en houden hun ogen op de kogel gericht, op de muur. Daar is een meisje aan het touwtjespringen. Je ziet haar rug, het volle haar. Ze wendt zich af van de kijkers en komt tegelijkertijd op hen toe want ze is niet plat afgebeeld als op een fresco maar ze heeft volume, zij is een beeldhouwwerk, vastgeplakt op die vijfentwintig meter hoge wand. Zij is reusachtig groot en zij is klein, een jaar of tien pas. Zeer geconcentreerd is zij aan het springen, haar schoenzolen zijn zichtbaar ter hoogte van haar rokzoom, maar haar benen, in grijziger kleuren, staan tevens op de grond.
De sloopkogel begint te zwaaien in allengs wijder wordende bewegingen, bijna raakt hij de muur, nog net niet, de volgende keer misschien? Het lijkt of de toeschouwers de adem inhouden, hoofd in de nek, kin omhoog. Dan stoot de kogel met kracht tegen de rechterschouder van het kind. De mensen in de straat slaan een hand voor hun mond, voor hun ogen. Een paar bakstenen vallen al naar beneden en de politiemannen duwen de kijkers terug tot ver achter het lint. De machinist, achter zijn bedieningspaneel, kijkt met regelmatige tussenpozen op naar de kogel. Hoofd, handen, de boog van het springtouw. Het meisje is weerloos. Zij laat zich bekijken en slopen. Nu storten cascades van gebroken bakstenen neer. Haar rok, haar voeten. Het wordt licht in de donkere straat. Geruisloos en snel is de muur gevallen en staan de mensen naar de hemel te staren. Mannen met puinschuivers beginnen de brokstukken bijeen te vegen. De vrouw met de baby draait zich om, de man met de aktetas fietst weg en de auto’s rijden de straat uit. Dan gaat het beeld op zwart.
Als versteend blijft ze achter de computer zitten. Ik zou er muziek onder kunnen zetten, denkt ze. Zo’n quasi-opgewekt sovjetmelodietje, blije arbeiders, en een bijna verborgen chromatisch dalende passacaglialijn daaronder. Voor de goede verstaander. Ze is al bezig, in haar hoofd, maar het lichaam blijft zeuren. Wat heb ik gezien, wat zag ik niet? Het gezicht van het meisje. Voorgoed verloren. Welja, prikkende ogen, tranen. Armen en benen zo zwaar dat opstaan niet gaat. Aan het eind van de film, als er een plas licht op het tot dan toe zwarte tafereel valt – een triomfantelijke cadens, Esgroot? De gedachten aan de compositie helpen niet. Verdriet heeft haar in bezit genomen.
Nou ja, ís ook niet leuk, een kunstwerk vernielen. Maar daar gaat het niet om, natuurlijk. Andere, verzwegen vernielingen. Geheimen die niet opgelost zullen worden. Verman je, ga iets doen. Moet nog een cv maken voor dat cd’tje, dat was ik van plan voor ik in die zwijgende film verdwaald raakte. Ben ik al veel te laat mee. Afsluiten, nieuw bestandje openen, tikken. Haren uit je gezicht vegen.

2.

‘Alice Augustus is componist. Zij schreef kamermuziek en werken voor symfonieorkest. Haar trompetconcert wordt met regelmaat in binnen. en buitenland uitgevoerd. Voor haar oratorium De Weduwnaars ontving zij vorig jaar de prestigieuze Grote Compositieprijs. AA werkt als docent aan het stedelijk conservatorium, voor een belachelijk gering aantal uren, en vindt dat een gruwel omdat ze meestal niet weet wat ze die kinderen zou moeten vertellen. AA verdient stiekem bakken met geld omdat ze zeer korte muziekjes schrijft bij advertenties op radio en televisie. Een leugenachtige stiel — je laat de luisteraar in een paar seconden aan een geluidslandschap wennen en doorkruist dan de ontstane verwachting met een verrassende ingreep. Geen kunst, niets aan, en toch elk jaar een overdonderend bedrag aan royalty’s. AA beschouwt dit als een geheim dat haar reputatie als toonkunstenaar geen goed zou doen als het bekend werd. AA is getrouwd met Mark van der Meulen, die ook al geld als water binnensleept als fiscaal jurist bij een groot kantoor. Van muziek heeft hij geen verstand, maar dat stoort AA niet. Hij bewondert daarentegen haar vermogen om geld te verdienen met de reclamejingles. Hij kan ze ook zingen. Doet hij vaak. AA begrijpt van zíjn werk niets. Het interesseert haar totaal niet, het is een verre wereld waar zij niets mee te maken wil hebben. Het huwelijk is kinderloos.’
Ze rekt zich uit. Het opstellen van het nep-cv lucht haar op, ze voelt zich minder bewegingloos, al is de stemming nog bedrukt.
‘AA groeide op als enig kind in een ongezellig gezin’, gaat ze door. ‘Uitstekende schoolprestaties in de verkeerde vakken, vroeg opvallende muzikale begaafdheid op verkeerd gebied. Op de keukenvloer van zwart-wit geblokte tegels stelde zij als peuter een slagwerkbatterij op van omgekeerde pannen die ze met bewonderenswaardig doorzettingsvermogen uit de keukenkastjes had gesleept, aangemoedigd door Mavis, de hulp in de huishouding, die haar pollepels en schuimspanen aanreikte. Het boterkwastje, de zeepklopper.’
Ik weid wel érg uit, zo. Het beeld is aantrekkelijk, ze kan het zich verheugen op het trommelen bijna voelen. Het losbarsten in ritmische riedels, het afwisselen van de verschillende klanken – grote pan, steelpannetje, de rammel van de klopper – puur genot, pure concentratie. Dan het openvliegen van de keukendeur en het verstoorde gezicht van de moeder. Ophouden, opruimen, Mavis heeft wel wat beters te doen en jij ook. Maar Mavis stond te lachen en te dansen op haar muziek, toch? Nu bindt ze bedeesd een schort voor. Alice zoekt haar blik – geen glimlach, geen knipoog. Er is iets helemaal verkeerd. Zij, Alice, is helemaal verkeerd.
‘De componist die AA het meest bewondert is Joseph Haydn. Niet alleen om zijn onverstoorbare productie, om zijn vermogen commerciële en individuele werkzaamheden te combineren, om zijn trompetconcert.’ Ook om iets anders, dus. Haar telefoon gaat. Mark, ziet ze op het schermpje. Ze hoort zijn stem, opent een deurtje naar alledag.
‘Ben je nog aan het werk?’ vraagt hij. ‘Moet je horen, ik heb een klant binnengehaald, hij brengt z’n hele hebben en houden onder bij ons. Ik word de manager van zijn dossier. Hij heeft net getekend. Ik moet met hem eten vanavond, om het te vieren.’
‘Oké,’ zegt ze, ‘prima, gefeliciteerd. Geweldig voor je.’
Intussen razen er gedachten door haar hoofd: we zouden toch, je weet toch dat vandaag, niet drinken, we hebben een afspraak, hoe je dat vergeten kan? Ja, hij heeft een eigen leven, zoals zij ook een apart bestaan heeft, maar wat houdt het gezamenlijk leven dan in? Zo precies, zo woordelijk kan ze nu helemaal niet denken. Het gevoel dat de sloopreportage in haar wakker riep overvalt haar weer en ze zegt niets, vraagt niets, laat de kleine sprankjes woede uitdoven. Mark zal opgetogen en tevreden met zijn nieuwe klant aan de whisky gaan en zij moet de kolder van haar idiote cv gaan wissen. ‘AA wacht al jaren op een grote opdracht van het Koninklijk Symfonie Orkest of de Opera. De Weduwnaars leent zich goed voor theatrale bewerking, daar is ze van overtuigd. Een abstract orkeststuk zou nog mooier zijn. Pauken, trompetten. Vermoedelijk kan ze nog twintig jaar wachten tot zo’n opdracht naar een vrouw gaat.’
Niet zeuren nu.

[...]

 

Copyright © 2021 Anna Enquist

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum