Leesfragment: Van muur tot muur

09 september 2021 , door Jonathan Holslag
|

Nu bij de Athenaeum Boekhandels: Jonathan Holslags nieuwe boek Van muur tot muur. De wereldpolitiek sinds 1989 (World Politics Since 1989), vertaald door Aad Janssen en Pon Ruiter. Lees bij ons een fragment!

Het jaar 1989 luidde een nieuwe periode van vrijheid en welvaart in. Dertig jaar later lijkt dit gouden tijdperk voorbij. Waar ging het mis? Hoe kan het dat het ideaal van globalisering en van internationale verbondenheid teloorging? Jonathan Holslag navigeert langs de kalme zeeën en kolkende stromen die de wereldpolitiek sinds 1989 gekend heeft. Hij vertelt hoe de westerse hegemonie ten onder ging aan groeiend consumentisme, ongelijke handel en halfbakken diplomatieke betrokkenheid. Holslag laat zien hoe tegelijkertijd andere machten, zoals China en Rusland, konden groeien. Met verve ontrafelt hij de draden van dit verhaal, en toont dat het niet zozeer de ambitie van China, de sluwheid van Poetin of de hebzucht van Afrikaanse heersers was die tot deze donkerte geleid heeft; het was de onkunde van het Westen.

Van muur tot muur is een magistraal geschreven boek dat diepgaande vragen stelt. Hoe zijn we op dit punt gekomen? En welke lessen kunnen we leren van de politieke arrogantie en zelfgenoegzaamheid in onze recente geschiedenis?

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Vlaanderen 2055 en Onmogelijke vrede. China’s moeizame opmars in Azië.

 

De slinger

Mauerspechte, werden ze genoemd. In de winter van 1989 stortten honderden van die muurspechten zich op de Berlijnse Muur. Met hamers en beitels gingen ze de imposante barrière van beton en prikkeldraad te lijf. Een jaar later kwam het hele IJzeren Gordijn tussen de Sovjet-Unie en het Westen omlaag. Het was een aangrijpende gebeurtenis. ‘Ik heb er een tweede hart bij gekregen,’ schreef een studente in haar dagboek. ‘Kan bijna geen adem meer halen.’ Daarna ging de wereld een periode in waarin de openheid groeide, politieke breuklijnen vervaagden, reisbeperkingen verdwenen en handelsbarrières werden neergehaald. Dit was de tijd van de mondialisering, van steeds hechtere onderlinge banden, van handel en welvaart, van een groei die in het teken stond van de overtuiging dat ook de nog resterende bastions van autocratie plaats zouden maken voor vrijheid.
De opkomende mondialisering leek iedereen kansen te bieden. Groeilanden, zoals Zuid-Korea, China en Vietnam, kregen toegang tot de technologie, het kapitaal en de consumentenmarkt van rijke samenlevingen, zoals de Verenigde Staten, West-Europa en Japan. Rijke burgers deden hun voordeel met goedkope artikelen, van speelgoed tot mobiele telefoons, terwijl hun landen zich specialiseerden in dienstverlening. Landen in Afrika, Latijns-Amerika en het Midden-Oosten profiteerden van de groeiende vraag naar grondstoffen en van buitenlandse investeringen. Handel werd de motor achter specialisatie, en specialisatie joeg overal de groei nog aan. Er waren nog wel gevaren, zeker. Maar iedereen verwachtte dat landen daardoor juist zouden worden aangezet tot samenwerking. Dat gold voor het terrorisme, voor piraten die een bedreiging waren voor de internationale scheepvaart, voor criminelen die misbruik probeerden te maken van digitale netwerken. En voor pandemieën.
Deskundigen hadden het over gemeenschappelijk optreden om digitale veiligheid te borgen, over wereldwijd verhandelde goederen en diensten, die een gemeenschappelijke aanpak gewenst maakten. Als je een tiener zou vragen wat het grootste probleem was waar de wereld mee zat, zou die naar alle waarschijnlijkheid over vervuiling of klimaatverandering beginnen.
Als er concurrentie was, zou dat een vreedzame strijd om connectiviteit zijn, waarbij de hoofdrol was weggelegd voor multinationals en start - ups in plaats van overheden en militairen. Containerschepen, niet vliegdekschepen, zouden bepalend zijn voor het lot van grootmachten. Goedkope vliegtickets maakten korte stadsvakanties betaalbaar. Het internetverkeer nam enorm toe. De mondiale economische productie steeg sterk. Extreme armoede werd teruggedrongen. In de pers verschenen verhalen over een renaissance in Afrika. ‘De komst van China heeft Afrika een betere infrastructuur bezorgd en de maakindustrie daar een stevige impuls gegeven,’ ronkte een tijdschrift. ‘Enthousiast omhelst Afrika de technologie, en daardoor neemt de groei sterk toe.’ India met zijn honderden miljoenen armen zou een glorieuze toekomst tegemoet gaan. De mondialisering zou een gouden tijd inluiden, of in elk geval het einde betekenen van de ijzertijd.

Een gemiste kans

Maar de slinger zwaaide de andere kant op. In 2019 waren er opnieuw protesten in de schaduw van een indrukwekkende muur. Hij werd opgericht langs de duizenden kilometers lange grens tussen de Verenigde Staten en Mexico. Het was een zoveelste mijlpaal in de wereldgeschiedenis, de overgang van een periode van openheid naar een nieuwe periode van fragmentatie. Niet langer had iedereen de mond vol van mondialisering, maar juist van het tegenovergestelde daarvan, over soevereiniteit en autonomie. Het Verenigd Koninkrijk besloot uit de Europese Unie te vertrekken. In de Verenigde Staten ging president Trump tekeer tegen kosmopolitisme. De vier jaar die hij aan de macht was, waren een turbulente periode: hij kreeg twee impeachmentprocedures aan zijn broek, voerde een onbeschaamd nationalistisch beleid, deed veel te weinig aan de verwoestende coronapandemie en trad keer op keer onbehouwen op. Toch had het maar een haar gescheeld of hij was in november 2020 herkozen, en veel Amerikanen bleven hem steunen. Het Westen, hart van de wereldorde, voorvechter van de liberale waarden, was op drift geraakt. Nooit was de fragmentatie zo groot geweest.
Overal waren nationalisme en autoritaire regeringsvormen in het offensief. In het democratische India wakkerden hindoe-nationalistische politici het ressentiment aan tegen een minderheid van 200 miljoen moslims. In Zuid-Afrika maakte de nalatenschap van vrijheidsstrijder Nelson Mandela plaats voor nationalisme en xenofobie. Strijd om grondgebied werd steeds vaker onbelangrijk gevonden, maar toch viel Irak Koeweit binnen, botsten India en Pakistan over Kasjmir, annexeerde Rusland de Krim, een strategisch belangrijk schiereiland in de Zwarte Zee, en ging China steeds verder bij zijn pogingen om zich alle zeeën om het land toe te eigenen. Ook andere territoriale conflicten bleven spanningen opleveren. De wereld bewoog zich van de ene muur naar de andere.
In 2020 werd deze ontwikkeling nog versneld door de Covid-19 pandemie. De Wereldgezondheidsorganisatie werd een slagveld tussen China en de Verenigde Staten, tot Washington zijn lidmaatschap opzegde. Die nationalistische houding bleek ook uit het feit dat Duitsland de export van medische apparatuur vertraagde. De grootmachten sloegen de handen niet ineen, maar begonnen juist een propagandaoorlog. De steeds zwakkere positie van landen als Italië en het Verenigd Koninkrijk bleek uit hun catastrofale aanpak van de ramp. In de Verenigde Staten protesteerden rechtse milities tegen maatregelen van de centrale overheid om het virus een halt toe te roepen. ‘Tirannen krijgen de strop,’ schreeuwden demonstranten voor het Senaatsgebouw van de staat Michigan. Corona was niet de oorzaak van de neergang van het politieke bestel. Dat bestel was er ook voor corona al beroerd aan toe. In de Verenigde Staten zwoeren meer dan honderd gewapende groepen dat ze de strijdbijl zouden opnemen om te voorkomen dat een Democraat terug zou keren in het Witte Huis en daar de gelegenheid zou krijgen om, zoals ze zeiden, het communisme een kans te geven en een poging te doen om het wapenbezit aan banden te leggen. Door de nederlaag die Trump bij de verkiezingen leed, werd het trumpisme er juist feller op.
De terugkeer van muren en nationalisme valt niet te verklaren aan de hand van afzonderlijke gebeurtenissen zoals het aantreden van Trump, het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie of de coronapandemie. In de volgende hoofdstukken zal een diepgaander soort fragmentatie worden belicht. Voor het ogenblik kunnen we volstaan met de vaststelling dat in de jaren negentig de economische mondialisering én de democratisering sterk in opkomst waren. In het decennium daarna, tussen 2000 en 2009, groeide de economische mondialisering nog door, maar kwam de democratisering tot stilstand. Tussen 2010 en 2020 stagneerde de economische groei en kreeg de democratie klappen. Tegelijkertijd namen de militaire uitgaven toe, tot ze de records uit de Koude Oorlog overtroffen. Er kwamen ook steeds meer gewapende conflicten.
Wat is er gebeurd? Hoe is het verloren gegaan, dat sprankje hoop dat brute machtspolitiek plaats zou kunnen maken voor een heilzame wereldorde? Hoe was het mogelijk dat juist uit een tijd van mondialisering zoveel nationalisme voortkwam? Die vraag is het uitgangspunt van dit boek. Het opvallendste aan de periode van mondialisering, dus de grofweg dertig jaar tussen 1989 en 2020, is dat we een kans hebben gemist. In die periode was wel sprake van sterke groei, maar die was niet genoeg om het dode gewicht van machtspolitiek en eigenbelang te overwinnen.
Een van de redenen daarvoor was dat het Westen wel enorme macht had, maar vaak wijsheid ontbeerde: de wijsheid om maatschappelijke cohesie in stand te houden, de wijsheid om de rijkdom uit het verleden te gebruiken voor het opbouwen van een aantrekkelijke economische toekomst en de wijsheid om op mondiaal gebied macht prudent in te zetten. Het was alsof westerse samenlevingen, na een moeizame tocht omhoog, een tocht die in het teken had gestaan van hard werken en opoffering, de zegeningen van hun triomf vanzelfsprekend waren gaan vinden. Verder had het Westen ook geen ideeën over hoe het nu verder moest, over wat de volgende fase in de ontwikkeling zou moeten zijn. Een voormalige Zuid-Koreaanse minister zei een keer tegen me: ‘Ik zie de wereld als een berg. Landen als het mijne en China werken zich omhoog. Maar als we bijna boven zijn, zien we dat jullie aan het picknicken zijn, dat jullie je rijkdom aan het opeten zijn en geen zin meer hebben om door te klimmen naar nieuwe hoogten. Maar jullie zijn wel boos dat er anderen in de buurt komen. Jullie geven je leidende rol op en nemen het anderen kwalijk dat ze ambitieus zijn.’ De drie decennia relatieve vrede in het Westen waren uitgedraaid op een gemiste kans, een politieke en diplomatieke crisis, die ook tot op zekere hoogte de beschaving bedreigde.
Zoals zo vaak in de geschiedenis zijn juist in een tijd van welvaart de eerste tekenen van de neergang aan te wijzen. ‘Mensen wier welvaart achteruitgaat, kunnen zich niet gemakkelijk losmaken van de vooroordelen die rijkdom steevast aankleven.’ Enerzijds lukte het het Westen niet om de historische bronnen van zijn welvaart veilig te stellen en nieuwe bronnen te ontwikkelen, anderzijds waren anderen afgunstig op die welvaart en zetten ze op geslepen wijze politieke middelen in om profijt te trekken van de westerse kortzichtigheid. Een groot deel van de problemen waarmee het Westen nu te maken heeft, valt te verklaren uit het feit dat dat Westen zich juist toen het er in de mondiale politiek om spande zelfgenoegzaam in zijn welvaart heeft gewenteld en geen oog had voor de groeiende problemen. Toen de veranderde mondiale constellatie uiteindelijk tot het Westen doordrong, reageerde dat sterk nationalistisch, wat de problemen nog verergerde. Nationalistische maatregelen moesten de schijn ophouden van een krachtdadige aanpak, maar bevatten niets wat die kracht daadwerkelijk terugbracht. Burgers werden niet opgeroepen om hun verantwoordelijkheid te nemen. Die verantwoordelijkheid werd juist op anderen afgeschoven. De westerse democratie werd een broeihaard van demagogie.

[...]

 

Copyright © 2021 Jonathan Holslag
Copyright Nederlandse vertaling © 2021 Aad Janssen en Pon Ruiter

pro-mbooks1 : athenaeum