Leesfragment: Verwilderd

24 september 2021 , door Richard Powers
|

28 september verschijnt Verwilderd, de Nederlandse vertaling van Richard Powers' voor de Booker Prize genomineerde roman Bewilderment (vertaald door Jelle Noorman). Lees bij ons een fragment!

Verwilderd gaat over astrobioloog Theo Byrne die een veelbelovende manier gevonden heeft om de hele kosmos af te speuren op zoek naar leven. Daarnaast ontfermt hij zich sinds de dood van zijn vrouw in zijn eentje over de opvoeding van zijn hoogbegaafde negenjarige zoon. Robin is een innemende, zachtmoedige jongen die graag urenlang gedetailleerde tekeningen van bedreigde dieren maakt en die van slag raakt door het minste slechte nieuws over het klimaat. Hij wil de missie van zijn overleden moeder voltooien: de natuur van de ondergang redden. Robin staat ook op het punt van school te worden gestuurd, omdat hij een klasgenoot in het gezicht heeft geslagen. Theo zal zijn heil uiteindelijk zoeken in een experimentele neurofeedbacktherapie voor hem. En ondertussen neemt hij de jongen mee naar andere planeten, terwijl hij tegen beter weten in Robins pogingen ondersteunt de aarde te redden.

Verwilderd is het relaas van de compromisloze liefde van een vader voor zijn zoon en is Richard Powers’ intiemste en aangrijpendste roman tot nu toe.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Tot in de hemel en Orfeo, en besprak Emmi Schumacher die laatste roman. Lees ook de aanbeveling door Ghizlan El Hachimi en beluister het gesprek dat ze met Powers had voor Athenaeum:

 

maar misschien vinden we ze nooit? Op een heldere herfstavond hadden we de telescoop op de veranda gezet, op de rand van een van de laatste plekken in het oosten van de vs waar het nog donker werd. Duisternis van deze kwaliteit was zeldzaam, en bij zoveel duisternis op één plek lichtte de hemel op. We richtten de buis op een opening tussen de bomen boven onze huurhut. Robin trok zijn oog weg van het vizier – mijn sombere, bijzondere bijna negenjarige, die overhooplag met deze wereld.
‘Ja, precies,’ zei ik. ‘Misschien vinden we ze nooit.’
Ik probeerde hem altijd de waarheid te vertellen als ik de waarheid wist en die niet te erg was. Hij wist toch wel wanneer ik loog.
Maar ze zijn overal, hè? Dat hebben jullie bewezen.
‘Nou, niet echt bewezen.’
Misschien zijn ze te ver weg. Te veel lege ruimte of zo.
Zijn armen draaiden als molentjes, zoals altijd wanneer zijn woorden hem in de steek lieten. Dat het tegen bedtijd liep, hielp ook niet echt. Ik legde mijn hand op zijn kastanjebruine ragebol. Haar kleur. Aly’s kleur.
‘En als we nou helemaal nooit iets horen van daarginds? Wat zou dat zeggen?’
Hij hield één hand omhoog. Alyssa zei altijd dat je hem kon horen zoemen als hij zich concentreerde. Hij kneep zijn ogen samen en staarde in het donkere bomenravijn onder ons. Zijn andere hand bewoog als een zaag over het kuiltje in zijn kin – een gewoonte waaraan hij zich overgaf wanneer hij diep nadacht. Hij zaagde zo hard dat ik moest ingrijpen.
‘Robbie. Hé! Tijd om te landen.’
Ter geruststelling schoot zijn handpalm naar voren. Niets aan de hand. Hij wilde gewoon zijn gedachten over die vraag nog even achterna, de duisternis in, zolang het nog kon.
Als we nooit iets horen, echt helemaal nooit?
Ik knikte mijn wetenschapper bemoedigend toe: rustig aan maar. Dit was genoeg sterrenkijken voor vandaag. Het was een kristalheldere avond op een plek die bekendstond om zijn regen. Boven de horizon hing een bolle, volle rode oktobermaan. Omringd door de bomen en zo scherp afgetekend dat hij bijna binnen handbereik leek, vloeide de Melkweg uit in de hemel – talloze gespikkelde mineraalafzettingen in een zwarte rivierbedding. Als je roerloos bleef zitten, kon je de sterren bijna zien rondwentelen.
Dat zou niets zeggen. Niets dat zeker is.
Ik lachte. In goede periodes maakte hij me minstens één keer per dag aan het lachen. Die tegendraadsheid. Die diepe scepsis. Hij was zo helemaal ik. Hij was zo helemaal zij.
‘Nee,’ gaf ik toe. ‘Niets dat zeker is.’
Maar als we nou wél iets horen. Dat zou pas wat zeggen!
‘Inderdaad.’ Een andere avond zou er tijd genoeg zijn om te zeggen wat precies. Nu was het bedtijd. Hij drukte zijn oog tegen de buis van de telescoop voor een laatste blik op het stralende hart van de Andromedanevel.
Mogen we vannacht buiten slapen, pap?
Ik had hem voor een week van school gehaald en meegenomen naar het bos. Er was weer heibel geweest met zijn klasgenoten en we hadden een time-out nodig. Ik kon hem moeilijk helemaal meenemen naar de Smokies en hem dan niet een nachtje buiten laten slapen.
We gingen naar binnen om de uitrusting voor onze expeditie bijeen te pakken. De benedenverdieping was één grote gelambriseerde ruimte die rook naar met baconvet bespat dennenhout. De keuken stonk naar vochtige handdoeken en pleisterkalk – de geuren van een gematigd regenwoud. Op de kastjes waren gekleurde post-its geplakt: Koffiefilters boven de koelkast. Andere schalen gebruiken a.u.b.! Een groen spiraalschrift met instructies lag opengeslagen op de gebutste eikenhouten tafel: eigenaardigheden van het sanitair, locatie van de stoppenkast, noodnummers. Elke lichtschakelaar in het huis was van een sticker voorzien: plafondlamp, trap, gang, keuken.
Ramen tot aan het plafond keken uit op wat de volgende morgen een golvende zee van eindeloze bergketens zou zijn. Aan weerszijden van de natuurstenen schouw stond een robuuste pluizige zitbank met rijen elanden, kano’s en beren op de bekleding. We trokken alle kussens eraf en legden ze buiten neer op de veranda.
Mogen we ook wat lekkers?
‘Slecht plan, jongen. Ursus americanus. Twee per vierkante mijl, en ze kunnen pinda’s ruiken van hier tot North Carolina.’
Niet! Hij stak een vinger op. Wacht, dat doet me denken!
Hij rende naar binnen en kwam terug met een kleine pocket: Zoogdieren in de Smokies.
‘Serieus, Robbie? Het is hier pikdonker.’
Hij hield een noodzaklamp omhoog, zo een die je oplaadt met een zwengel. Toen we die ochtend aankwamen, was hij er direct door gefascineerd geweest en had hij van mij een uitleg verlangd over hoe die magie werkte. Nu kon hij er geen genoeg van krijgen om zijn eigen elektronen te produceren.
We maakten het ons gemakkelijk op onze geïmproviseerde kampeerplek. Hij leek gelukkig, en dat was precies de bedoeling van dit bijzondere uitstapje. Nadat we ons hadden uitgestrekt op de bedden die we op de planken van de verzakte veranda hadden gemaakt, zeiden we samen het oude seculiere gebed van zijn moeder op en vielen we onder de vierhonderd miljard sterren van ons melkwegstelsel in slaap.

 

© 2021 Richard Powers
© 2021 Nederlandse vertaling Jelle Noorman

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum