Leesfragment: VICTORIEN, ik hou van je

19 augustus 2021 , door Kees 't Hart
|

24 augustus verschijnt het nieuwe boek van Kees 't Hart, victorien, ik hou van je. Verhalen en ontboezemingen. Wij publiceren voor uit het titelessay.

In victorien, ik hou van je verplaatst Kees ’t Hart ons onder meer naar een eindexamenfeest in Nijmegen in de jaren tachtig en naar de wereld van lezingen en congressen, zingt hij de lof van het Noorden, predikt hij de waarheid over Gorter en Bordewijk, bezoekt hij met Alina een instituut voor jeugddelinquenten, maakt hij een reis met het muziekgezelschap van Toon Tellegen, poseert hij voor een halfzusje, leest hij gedichten voor aan de Syrische grootvader van een garagemonteur en koopt hij in Ieper een speelgoedmitrailleur. Altijd nieuwsgierig, altijd verlangend naar betere herinneringen. Lichtpuntjes zien, daar doet hij het voor.

N.B. Eerder publiceerden we van Kees 't Hart De ziekte van Weimar, WederzijdsHotel Vertigo en Teatro Olimpico voor op Athenaeum.nl.

 

victorien, ik hou van je

Wie tussen 1980 en 1992, van dat laatste jaar ben ik niet zeker, aan de Waalkade bij Nijmegen vlak bij de brug stond, kon daar op een van de onderste ijzeren bogen waarop de rijweg rust, de volgende tekst zien staan: ‘victorien, ik hou van je’ (zonder punt). Die komma stond er wel. In onhandige witte kledderletters geschreven. Het werd er in 1980 op gekalkt. Tenminste, dat denk ik. Ik zag het er staan op een maandagavond in juli in 1980, de avond voor het begin van de Nijmeegse Vierdaagse, toen ik met mijn broer aan de Waalkade tussen honderden Vierdaagsefeestneuzen belandde. Ik wilde helemaal niet met hem mee, maar hij vertelde dat het aan de kade enorm gezellig was. En dat klopte. Hij zou de volgende dag de Vierdaagse mee gaan lopen. Voor het eerst. Ik vond het gênant. Je loopt als Nijmegenaar, of bewoner van Nijmegen of ex-bewoner, niet de Vierdaagse mee. Dat doe je niet, je maakt je belachelijk, het is vernederend, de Vierdaagse is iets voor niet-Nijmegenaren. Naar de intocht op de Sint Annastraat ben ik nooit gaan kijken toen ik er woonde.
We gingen er al vroeg weg, mijn broer wilde het vuurwerk op de Goffertweide nog zien, daar had ik geen zin in. Al die Vierdaagserituelen, ik had er meer dan genoeg van. Mijn hele jeugd stond er bol van. Mijn broer startte de volgende dag om halfvijf ’s ochtends, laat kon hij het dus niet maken. We liepen langs de Waalkade op weg naar het Kelfkensbos, waar de auto stond. Toen was er nog geen garage onder Museum Het Valkhof. Achter ons het feestgedruis. Disco, denk ik. En de Waal, de Waal, zij stroomde majestueus glanzend voort en voort. Als een episch gedicht. Schitterende rivier, een droom van een rivier, in de winter van 1963 kon je op ijsschotsen naar de overkant lopen, dat heb ik niet gedaan, ik heb het wel gezien. Voor ons op de heuvel lag de Belvédère. De Waalbrug was verlicht.
Toen zag ik het staan, in glinsterend licht, onhandige letters, oplichtend in de schemering: ‘victorien, ik hou van je’. Op de ijzeren boog waarop de weg rustte. Ik hield mijn broer tegen en wees, ons gesprek moet daarna ongeveer als volgt gegaan zijn.
‘Zie je dat?’
‘Wat?’
‘Die tekst daar.’
‘Die staat er al een paar maanden.’
Mijn broer woont nog steeds in de buurt van Nijmegen en komt ook nu nog graag met vrienden bij elkaar in de benedenstad. Herinneringen ophalen. Eerst naar de rommelmarkt bij de Stevenskerk en dan naar beneden, een café opzoeken. Hij weet alles over Nijmegen, toen ook al.
‘Ik kende een Victorien,’ zei ik, ‘en die woonde daar aan de Waalkade.’
Ik wees.
‘Ik kwam er vroeger,’ zei ik. ‘We hadden daar een geweldig eindexamenfeest en daarvoor was ik er ook een paar keer even.’
‘Hoe heette ze?’
‘Victorien Hoekstra.’
‘Hoekstra?’
‘Ja, Hoekstra.’
‘Je hebt daar aan de Waalkade de ijzerwarenhandel Hoekstra,’ zei hij, ‘groothandel, ik ken ze wel.’
Dit verbaasde me niet, hij kent ook nu nog bijna iedereen. Bovendien was hij directeur van een groot lasbedrijf in Nijmegen en Tiel. Hij moet de Hoekstra’s beroepsmatig gekend hebben.
‘Waren ze een klant van je?’
‘Nee, te duur. Ik wist niet dat hij een dochter had.’
‘Ja, Victorien. En nog een zus ook.’
‘“victorien, ik hou van je”.’
Hij las het pesterig voor.
‘Wel iets voor jou om het erop te kalken,’ zei hij. ‘Het staat er al een tijdje, ik denk vanaf begin dit jaar.’
‘Ik heb het er niet op geschreven,’ zei ik.
In 1980 woonde ik in Amsterdam. Het leek me sterk dat Dolf het erop had geschreven, die ‘ging’ min of meer met haar toen ik Victorien kende, maar erg lang duurde dat na het examen niet meer. Later in Amsterdam hoorde ik hem niet meer over haar.
We staarden er peinzend naar. Het viel niet mee die tekst daar te krijgen, dacht ik, dat was zeker. Je kon bij de boog alleen via de kleine jachthaven komen, maar dan nog was het ingewikkeld. De omgeving van de Waalbrug en zeker de onderkant was moeilijk te bereiken, je had ladders nodig, misschien een hoogwerker, maar hoe kreeg je die daar? Alarmbellen zouden onmiddellijk afgaan, dat kon niet missen. Misschien was een van de schilders via de weg op de boog geklommen, dat kon ook, en had een ander de verfpotten en de kwasten aan hem of haar gegeven. Ik heb er nu ik dit schrijf, in september 2020, maar even een recente foto van de brug bij gehaald, de tekst stond dus op die boog daar onder de weg.

Uit: Kees 't Hart, VICTORIEN, ik hou van je. De Waalbrug

En de tekst zag er ongeveer zo uit, maar dan waren de letters wit, groter, en het handschrift was anders, ik heb maar even een tekening gemaakt:

Uit: Kees 't Hart, VICTORIEN, ik hou van je. De tekst waar het essay om draait.

‘Het kan geen toeval zijn,’ zei ik, ‘die tekst was voor Victorien Hoekstra. Ze woonde daar, ze kon hem altijd zien.’
‘Maar hij staat er nog niet zo lang,’ zei mijn broer, ‘woonde ze daar dan nog? En wie hield zoveel van haar? Wanneer kende je haar?’
‘Tussen 1962 en 1964.’
‘Het is nu 1980.’
‘Ja, ze is vast allang verhuisd.’

Zo moet het gesprek ongeveer gegaan zijn. Had ik toen al het idee om onderzoek naar die tekst te doen? Nee, hij verbaasde me, dat wel, ik wilde het weten, het kon geen toeval zijn, waarom stond het daar? En ik dacht zeker terug aan dat examenfeest in 1964. Bij Victorien. En haar zus. Hoe heette die ook weer, ook in 1980 wist ik het niet meer. Haar naam zal wel opduiken naarmate ik verder kom met dit verslag. Of wat is het. Sinds ik die tekst in 1980 daar zag, bleef ik er af en toe aan terugdenken. En aan dat feest.
victorien, ik hou van je’, zonder punt.
‘Victorien’ in hoofdletters, zo kwam de liefde natuurlijk het mooist naar voren. De schilder had kunnen volstaan met alleen ‘victorien’ met drie uitroeptekens erachter. De letters waren ruw, onhandig, in grote haast erop gesmeten, overal spetters. Ik ga proberen verderop in dit verslag een betere foto van de Waalbrug op te nemen, een close-up van de onderbogen, maar ik weet niet of dat gaat lukken. Misschien is er ergens op internet nog een foto uit 1980 waarop de tekst zelfs te zien is. Niemand peinsde erover die zin weg te schilderen. Hij stond er jarenlang, hoorde ik later van mijn broer. Het was te duur hem over te schilderen, de gemeente wachtte blijkbaar tot er groot brugonderhoud kwam. Of was dat iets voor het Rijk? Zorgt het Rijk voor het onderhoud van bruggen? Laat het maar staan, zeiden ambtenaren vast en zeker tegen elkaar, zo ging het natuurlijk. Vanaf de brug is het niet te zien, dus wat maakt het uit? Bovendien was het een mooie tekst die iedereen graag las, ook al in 1980. Kijk, zie je dat daar staan? Ja, mooi. Woont er in de buurt iemand die Victorien heet? Zal haast wel. Wat zal die ervan gedacht hebben?
Jij hebt nog nooit zoiets voor me gedaan. Dat zou mijn vrouw vast zeggen als ze het gezien had. O, dus je wilt dat ik iets dergelijks op de Eiffeltoren of zo schilder? Ja, op z’n minst. Je denkt dat de schilder het echt meende? Ja, anders doe je niet zoveel moeite, het was echte liefde van die schilder.
In 1980 deed ik er dus verder niks mee, ik dacht er geen moment aan het uit te zoeken. Hoe heette haar zus ook weer, dat vroeg ik me af en toe wel af. Ik ging naar de intocht van mijn broer kijken, ergens in de buurt van Malden, waar hij toen woonde en nog steeds woont. Ik gaf hem bloemen, ja, gladiolen, ook dat nog. Een voormalige Nijmegenaar die op de laatste dag van de Vierdaagse, tijdens de intocht nota bene, gladiolen geeft aan een Vierdaagsewandelaar. Hoe diep kun je zinken?
Maar een paar weken later belde ik Dolf erover op, in 1980 dus, toen had ik nog contact met hem, nu allang niet meer, ik heb geen adres meer van hem. Hij vertelde dat hij wel iets wist over die tekst, iemand had hem erover gebeld, nee, niet Victorien. Gezien had hij hem niet. Wist je trouwens dat je haar naam niet als ‘Victorien’ schrijft? Het is ‘Victorine’. Met i-n-e. Nee, dat wist ik niet meer. Zo vast gingen ze niet met elkaar, beweerde hij. Hij wist niet meer zeker of hij verliefd op haar was geweest, ze had een te smalle mond, zei hij, maar dat had er verder niks mee te maken. Dit soort details zei hij erbij, ik liet hem maar wat praten. Hij had er in ieder geval niets mee te maken gehad. Hij had Victorine in 1980 al jaren niet meer gesproken. Oude vriendinnetjes, daar werd zijn toenmalige vriendin zenuwachtig van, dus had hij alle contacten verbroken. Hij zou informeren, hij kende een van haar broers, daarmee had hij in Amsterdam op rugby gezeten, ook al zag hij die ook niet meer. Volgens hem ging het over een andere Victorien, die je wel met i-e-n schreef. Hij had Victorine na eind 1964, toen hij naar Amsterdam ging, in ieder geval nooit meer gezien, wel af en toe nog via de telefoon gesproken, om een of andere reden legde hij daar steeds de nadruk op. Echt nooit meer gezien, hooguit gesproken. Heb jij haar zus nog gezien? Nee, niet meer, zei ik. Aardige ouders had ze, ja, aardige ouders. En broers. Ja, en broers. Misschien hadden die er iets mee te maken.
‘Ik vind het wel een mooie tekst,’ zei ik, denk ik. Of zoiets.
Ja, hij ook. In 1964. Victorine Hoekstra. Ze zat bij ons in de klas, tussen 1962 en 1964, ik was niet verliefd op haar. Dat was het en ik vergat het verder. Hoe zal ik haar in dit verslag verder noemen. Victorien of Victorine? Victorine dan maar. Dolf sprak ik daarna nooit meer.

[...]

 

Copyright © 2021 Kees ’t Hart

pro-mbooks1 : athenaeum