Leesfragment: Wat wij willen

16 april 2021 , door Isabel Allende
|

Op 20 april verschijnt Wat wij willen, Isabel Allendes persoonlijke boek over feminisme en de vrouwen die haar leven richting gaven, van haar dochter tot haar lievelingsschrijfsters. Lees bij ons vast de eerste bladzijden!

In Wat wij willen neemt Isabel Allende ons mee op haar meest persoonlijke en emotionele reis in jaren. Ze vertelt over de belangrijke rol die het feminisme in haar leven speelt, van haar kindertijd tot nu. Ze roemt de vrouwen die haar leven richting hebben gegeven, zoals haar moeder Panchita, haar dochter Paula en haar literair agent Carmen Balcells. Maar ook schrijvers als Virginia Woolf en Margaret Atwood en vele anderen hebben haar geïnspireerd om zich in te zetten voor vrouwenrechten en om te strijden tegen achterstelling en discriminatie.

Vandaar dat ze ook met grote betrokkenheid schrijft over actuele thema's als de #MeToo-beweging en het leven in tijden van een wereldwijde pandemie. En dat alles doet Allende met die onmiskenbare passie voor het leven en de aanstekelijke overtuiging dat er ook op haar leeftijd alle tijd is voor de liefde.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Bloemblad aan zeeDe Japanse minnaar en uit Ripper. En we bespraken Het eiland onder de zee.

 

 

Ik overdrijf niet als ik zeg dat ik feminist ben sinds de kleuterschool, nog voordat het concept bekendheid kreeg in mijn familie. Ik ben geboren in 1942, dus we hebben het over het verre verleden. Ik denk dat mijn opstandigheid tegen het mannelijk gezag voortkwam uit de situatie van mijn moeder Panchita die, met twee kinderen in de luiers en een pasgeboren baby in haar armen, door haar man in de steek werd gelaten. Daardoor was Panchita gedwongen onderdak te vragen bij haar ouders in Chili, waar ik de eerste jaren van mijn kindertijd heb doorgebracht.
Het huis van mijn grootouders, in de wijk Providencia in Santiago, destijds een luxe villawijk en tegenwoordig een doolhof van winkels en kantoren, was groot en lelijk, een betonnen monster waar het altijd tochtte, met kamers met hoge plafonds, muren bedekt met het roet van de petroleumkachels, zware, roodfluwelen gordijnen, Spaanse meubels gemaakt om eeuwig mee te gaan, afschuwelijke portretten van dode familieleden en stapels stoffige boeken. Het huis had een voorname gevel. Iemand had zijn best gedaan de zitkamer, de bibliotheek en de eetkamer een elegante toets mee te geven, maar die werden weinig gebruikt. De rest van het huis was het rommelige domein van mijn oma, de kinderen – mijn twee broers en ik –, het huishoudelijk personeel, twee of drie honden van een onbestemd ras en half wilde katten die zich oncontroleerbaar voortplantten achter de koelkast; de kokkin verdronk de jongen in een emmer op de patio.
De vreugde en het licht in dat huis verdwenen met de voortijdige dood van mijn oma. Ik herinner me mijn kindertijd als een periode van angst en duisternis.
Waar ik bang voor was? Dat mijn moeder stierf en wij in een weeshuis terecht zouden komen, dat de zigeuners me stalen, dat de duivel opdook in de spiegels, kortom: te veel om op te noemen. Ik ben dankbaar voor die ongelukkige jeugd, want die heeft me stof geleverd voor het schrijven. Ik weet niet hoe romanschrijvers met een verleden van een gelukkige kindertijd in een normaal gezin het klaarspelen.
Al op heel jonge leeftijd besefte ik dat mijn moeder in het nadeel was ten opzichte van de mannen van de familie. Ze was tegen de wil van haar ouders getrouwd, ze was mislukt, precies zoals ze haar hadden gewaarschuwd, en ze had haar huwelijk nietig laten verklaren, de enig beschikbare uitweg in dat land waar echtscheiding pas in 2004 werd gelegaliseerd. Ze was er niet op voorbereid om te werken, ze had geld noch vrijheid en was het mikpunt van roddelpraatjes, want ze was behalve een gescheiden vrouw jong, knap en koket.

 

Mijn weerzin tegen het machismo ontstond in die jaren van mijn kindertijd, toen ik mijn moeder en het vrouwelijke huishoudelijke personeel als slachtoffers zag, ondergeschikt, zonder middelen van bestaan en zonder dat ze iets hadden in te brengen, mijn moeder omdat ze de conventies had getrotseerd en de anderen omdat ze arm waren. Natuurlijk begreep ik daar toen nog niets van, deze verklaring heb ik verwoord na vijftig jaar therapie, maar al kon ik het niet beredeneren, die gevoelens van frustratie waren zo sterk dat ze me voor altijd hebben getekend met een obsessie voor rechtvaardigheid en een diepgewortelde afkeer van het machismo. Die wrok was een rariteit in mijn familie, die zichzelf zag als intellectueel en modern maar volgens de huidige normen ronduit thuishoorde in het stenen tijdperk.
Panchita raadpleegde diverse artsen om uit te zoeken wat er met me aan de hand was, misschien leed haar dochter aan kolieken, of had ze een lintworm. Het koppige en provocerende in mijn karakter, dat bij mijn broers werd beschouwd als een essentiële voorwaarde van mannelijkheid, was in mij iets ziekelijks. Is dat niet bijna altijd zo? Meisjes wordt het recht ontzegd om boos te worden en te stampvoeten. Er bestonden psychologen in Chili, misschien zelfs kinderpsychologen, maar in die door taboes gedomineerde tijd was die hulp voorbehouden aan ongeneeslijke gekken en in mijn familie zelfs in die gevallen niet, om onze gekken bekommerden we ons zelf, thuis. Mijn moeder smeekte me discreter te zijn. ‘Ik weet niet waar je die denkbeelden vandaan hebt, straks denken ze nog dat je een manwijf bent,’ zei ze me ooit, zonder me de betekenis van dat rare woord uit te leggen.
Ze had reden om zich zorgen te maken. Op mijn zesde was ik door de Duitse nonnen van school gestuurd wegens ongehoorzaamheid, als een aanloop op wat mijn toekomstige koers zou zijn. Ik denk eigenlijk dat de werkelijke reden was dat Panchita voor de wet een ongehuwde moeder met drie kinderen was. Dat had de nonnen toch niet moeten choqueren, want in Chili worden de meeste kinderen buiten het huwelijk geboren, maar in de sociale klasse waartoe de leerlingen van die school behoorden, was dat niet het geval.
Ik heb mijn moeder tientallen jaren als slachtoffer gezien, maar ik heb geleerd dat een slachtoffer wordt gedefinieerd als iemand zonder controle en macht over zijn omstandigheden en ik geloof niet dat dit bij haar het geval was. Het is waar dat mijn moeder in de val leek te zitten, kwetsbaar leek en soms wanhopig, maar later veranderde haar situatie, toen ze een relatie kreeg met mijn stiefvader en ze begonnen te reizen. Ze had haar best kunnen doen om onafhankelijker te worden, het leven na te streven dat ze wilde en haar enorme potentieel te ontwikkelen in plaats van zich te onderwerpen, maar mijn mening telt niet, want ik ben van de generatie van het feminisme en ik heb kansen gekregen die zij niet had

 

Nog iets wat ik heb geleerd in die vijftig jaar therapie, is dat het ontbreken van een vader in mijn kindertijd ongetwijfeld ook heeft bijgedragen aan mijn opstandigheid. Het duurde lang voordat ik oom Ramón, zoals ik de man met wie Panchita rond mijn elfde jaar ging samenwonen altijd heb genoemd, accepteerde en ik begreep dat ik geen betere vader had kunnen hebben dan hij. Dat realiseerde ik me toen mijn dochter Paula werd geboren en hij acuut verliefd op haar werd – de liefde was wederzijds –, en ik voor het eerst de tedere, gevoelige en speelse kant zag van die stiefvader die ik de oorlog had verklaard. Mijn hele puberteit lang verfoeide ik hem en verzette ik me tegen zijn gezag, maar omdat hij een onverbeterlijke optimist is, heeft hij dat niet eens gemerkt. Volgens hem ben ik altijd een voorbeeldige dochter geweest. Oom Ramón had zo’n slecht geheugen voor negatieve dingen dat hij me toen hij oud was Angélica noemde – mijn tweede naam – en zei dat ik op mijn zij moest slapen om mijn vleugels niet te pletten. Dat bleef hij zeggen tot het einde van zijn dagen, toen dementie en levensmoeheid hem hadden gereduceerd tot een schaduw van wie hij was.
Mettertijd werd oom Ramón mijn beste vriend en mijn vertrouweling. Hij was vrolijk, bazig, trots en seksistisch, al ontkende hij dat laatste met het argument dat niemand vrouwen met meer respect behandelde dan hij. Het is me nooit gelukt hem duidelijk te maken waaruit zijn levensgrote machismo bestond. Hij had zijn vrouw, met wie hij vier kinderen had, verlaten en de nietigverklaring van zijn huwelijk waarmee hij de relatie met mijn moeder had kunnen legaliseren, heeft hij nooit gekregen. Toch weerhield dat hem er niet van om bijna zeventig jaar samen te leven, aanvankelijk onder schandaal en geroddel, al maakten later nog maar heel weinig mensen bezwaar tegen hun relatie, aangezien de normen verslapten en stellen omdat ze niet officieel konden scheiden, zonder verdere bureaucratische rompslomp samenleefden en weer uit elkaar gingen.
Panchita leed evenzeer onder de tekortkomingen van haar partner als ze zijn goede eigenschappen bewonderde. Ze nam de rol op zich van onderdanige en vaak woedende echtgenote omdat ze zich niet in staat voelde in haar eentje haar kinderen vooruit te helpen. Te worden gesteund en beschermd had een onvermijdelijke prijs.

[...]

 

Copyright © 2020 Isabel Allende
Nederlandse vertaling Rikkie Degenaar

pro-mbooks1 : athenaeum