Leesfragment: Willem Drees

13 september 2021 , door Jelle Gaemers
| | |

Willem Drees. Daadkracht en idealisme van Jelle Gaemers is genomineerd voor de Libris Geschiedenisprijs 2021! Lees bij ons een fragment.

Willem Drees is de biografie van een strijdbare idealist en daadkrachtig bestuurder. Drees is hét gezicht van het tijdvak van de naoorlogse wederopbouw. Als minister-president gaf hij tien jaar lang, van 1948 tot 1958, leiding aan het economisch herstel en de sociale vernieuwing die ons land welvarend maakten. Het waren ook moeilijke jaren, waarin Nederland op pijnlijke wijze afscheid nam van Indonesië en de grootste crisis in de monarchie doormaakte. Behoedzaam loodste Drees het schip van staat langs deze klippen. Alom geroemd om zijn bekwaamheid als premier en gewaardeerd vanwege zijn eenvoud en integriteit groeide Drees uit tot een van de groten uit de geschiedenis. Nog altijd vormt hij de maatstaf van staatsmanschap in de Nederlandse politiek. Maar er bestaat ook een sterk vertekend beeld van een even gemoedelijke als saaie ‘Vader Drees’ met zijn voorliefde voor mariakaakjes. In deze toegankelijke biografie maakt Jelle Gaemers korte metten met dergelijke mythen en misverstanden. Het resultaat is een scherp portret van Drees als een strijdbare socialist en daadkrachtig bestuurder. De levensbeschrijving is gebaseerd op de grote vijfdelige biografie die Gaemers samen met Hans Daalder schreef, aangevuld met nieuwe gegevens uit onbekende bronnen, zoals de ultrageheime ‘zuurkastnotulen’ over de Greet Hofmans-affaire.

 

Puinruimer en opbouwer

– Minister –

In de drukke en verwarrende dagen en weken na de capitulatie gebeurde er van alles tegelijk. De Vertrouwensmannen werden aan de kant geschoven, ondergrondse organisaties doken op en konden vrijelijk bijeenkomen, de sdap herrees en Het Vrije Volk verscheen, het kabinet-Gerbrandy nam ontslag en Drees werd aangewezen als een van de twee kabinetsformateurs. Elke beschrijving die enige ordening in die gebeurtenissen aanbrengt, schiet tekort in het weergeven van de bonte, soms chaotische werkelijkheid van alledag.
Voor de Vertrouwensmannen brak op 5 mei 1945 het uur van de waarheid aan: ze zouden het landsbestuur op zich nemen in afwachting van de komst van de regering. Van werkelijk regeren zou echter geen sprake zijn en het bewind was van zeer korte duur. Het college trad in de openbaarheid op 6 mei, toen het op uitnodiging van oud-burgemeester S.J.R. de Monchy aanwezig was bij het hijsen van de Nederlandse vlag boven het stadhuis van Den Haag. Bosch van Rosenthal las de proclamatie voor die het college had opgesteld en die ook in een Buitengewone Staatscourant werd gepubliceerd.
Vertrouwensmannen voerden besprekingen, verzonden telegrammen en wachtten, net als de rest van de bewoners van het westen, op de komst van de geallieerde troepen. Op 8 mei trok de Prinses Irene Brigade Den Haag in onder toejuichingen van de bevolking. In hun kielzog volgde de leiding van het Militair Gezag en daarmee kwam ook de deceptie. In een pijnlijk gesprek onder vier ogen met Bosch van Rosenthal deelde generaal H.J. Kruls mee dat híj de regering vertegenwoordigde en dat de taak van de Vertrouwensmannen op het moment van de capitulatie was beëindigd. Bosch berustte daarin.
De volgende dag vergaderden de Vertrouwensmannen samen met vertegenwoordigers van het Militair Gezag om zaken over te dragen en uitleg te geven over hun voorgenomen maatregelen en adviezen aan de regering. Langs die weg zou toch veel van het hun voorbereidende werk gerealiseerd worden. Het kabinet-Gerbrandy besloot op 16 mei (nog in Londen) dat Vertrouwensmannen individueel, dus niet als college, in voorkomende gevallen van advies konden dienen, al heeft dit in de praktijk weinig betekend. Een week later vergaderde de ministerraad voor het eerst weer op Nederlands grondgebied. Hij ontving de Vertrouwensmannen in zijn midden die na korte toespraken over en weer onder applaus werden bedankt.
Een van Drees’ hoofdtaken uit het laatste bezettingsjaar liep dus al kort na de bevrijding ten einde. Des te meer tijd had hij voor een andere werkzaamheid: de leiding bij de heroprichting van de sdap en de daaraan verwante organisaties. Daags na de capitulatie namen sdap’ers de gebouwen van De Arbeiderspers en andere partijorganisaties weer in bezit. Drees dacht hier anders over dan enkele meer formeel gezinde partijgenoten, die regeringsbesluiten of rechterlijke beslissingen wilden afwachten: ‘Ik heb mij eenvoudig op het standpunt gesteld, dat wij, waar het mogelijk was, moesten terugnemen wat ons ontroofd was.’
Al op 7 mei verscheen met enig kunst- en vliegwerk het eerste nummer van Het Vrije Volk, gedrukt op persen die nog met de hand en met een tandem werden aangedreven. De krant verscheen op miniatuurformaat en in een beperkte oplage, alleen voor de straatverkoop, maar toch: ‘de stem van de sociaal-democratie kan zich weer in vrijheid doen horen’, aldus Drees in een van de eerste nummers. Op 9 mei verspreidde de partij in een grote oplage een manifest dat hij had geschreven als waarnemend voorzitter van het partijbestuur.
Twee weken na de capitulatie, op 19 mei, kwam dat partijbestuur voor het eerst bovengronds bijeen. Drees zat de vergadering voor, aangezien Vorrink nog niet uit Sachsenhausen was teruggekeerd. Wie ook ontbrak, was Albarda, die zich met zijn vrouw had verenigd in de Achterhoek en daar verstoken was van de oude contacten. Gebrek aan vervoersmiddelen, kapotte bruggen en beperkingen opgelegd door het Militair Gezag maakten langere binnenlandse reizen in de eerste weken na de bevrijding nauwelijks mogelijk. ‘Ik weet hier bijna niets,’ zo schreef Albarda aan Drees. ‘Wat maakt het gemis aan goede communicatiemiddelen het politiek leven moeilijk!’ De inmiddels achtenzestigjarige Albarda keerde niet meer terug in een leidende rol in de partij.
De sdap stond voor de uitdaging niet alleen van herstel, maar ook van vernieuwing. Hierover was men het eens, al moest de tijd uitwijzen hoe. Als leidraad daarbij konden volgens het partijbestuur verschillende geschriften van Drees dienen die in juni 1945 als brochure werden uitgegeven onder de titel Op de kentering. Het democratisch socialisme en de toekomst. Het ging met name om zijn illegale publicaties Na vijftig jaar, Ordening en socialisatie en Enige richtlijnen voor het in Nederland na de bevrijding te voeren beleid. De uitgave bevestigde Drees’ positie als een van de leidende figuren van de partij. Voor het brede publiek vond Voskuil, die de inleiding bij de brochure schreef, het toch ook nog nodig Drees te introduceren: ‘De schrijver, wiens gezag voor de oorlog in brede kring ook buiten de rijen der sociaal-democratie erkend werd, is in de tijd der bezetting, mede door zijn leidende positie in de verzetsbeweging, een nationale figuur geworden.’
Op 14 mei bood het kabinet-Gerbrandy zijn ontslag aan bij koningin Wilhelmina nu zijn taak als ‘oorlogskabinet’ erop zat. Kort daarvoor had de vorstin al advies gevraagd over de personen die ze bij de formatie zou moeten horen. Deze adviseurs van het eerste uur waren Willem Schermerhorn en Lambert Neher. Dat zij Schermerhorn raadpleegde, ligt voor de hand omdat hij als voorman van de Nederlandse Volksbeweging (NVB) de exponent was van het vernieuwingsstreven dat Wilhelmina zelf ook koesterde. Neher was een belangrijke representant van het door de koningin zo hooggeschatte verzet. Hij was lid geweest van de Contact-Commissie van de Illegaliteit en van het College van Vertrouwensmannen.
Schermerhorn en Neher noemden tal van personen uit verschillende maatschappelijke sectoren en uit de illegaliteit. Als representant van de politieke partijen wezen beiden op Drees, die eventueel namen van andere politici zou kunnen noemen. Voor de geestelijke vernieuwing was vooral Schermerhorn zelf de meest aangewezen persoon. Op 17 mei ontving de koningin Drees in audiëntie. De omstandigheden waaronder het bezoek plaatsvond, waren tekenend voor de eerste periode vlak na de bevrijding. De koningin had haar intrek genomen in een villa, Anneville, bij Breda. De autotocht daarheen voerde Drees door half Nederland omdat alleen bij Arnhem en Nijmegen bruggen over de grote rivieren bruikbaar waren. Onderweg aanschouwde hij de verwoestingen door oorlogsgeweld, vooral bij Arnhem.
Drees voerde een lang gesprek met de koningin over de politieke verhoudingen, de illegaliteit, de NVB en zijn bezwaren tegen het driemanschap van de Nederlandse Unie. Hij adviseerde raadpleging van de leden van het Politiek Convent, de communist Gerben Wagenaar, Schermerhorn en Sieuwert Bruins Slot (Trouw) als vertegenwoordiger van de illegaliteit. De koningin stond afwijzend tegenover het horen van de voorzitters van de Kamers, maar zou het overwegen, en Bosch van Rosenthal wilde ze niet ontvangen omdat de lijst te lang zou worden. Het was duidelijk dat ze weinig animo had om deze representanten van het oude bestel te vragen. Na een gezamenlijke lunch sprak Drees nog met prinses Juliana die een voedselpakket maakte voor hem en zijn gezin. De lange terugtocht voerde langs Beekbergen, waar prins Bernhard verbleef, en Paleis Het Loo om benzine te tanken. Om half twee ’s nachts was Drees terug in Voorburg.
Naar goed constitutioneel gebruik vatte Drees zijn adviezen schriftelijk samen in een memorandum. Hij stelde hierin voorop de wenselijkheid van ‘een beleid dat nuchtere werkelijkheidszin paart aan hoog idealisme’. Voorlopig zouden hooggespannen verwachtingen immers stuiten op uiterst beperkte mogelijkheden. Wel zou een groots en tot de verbeelding sprekend program van herstel en wederopbouw uitzicht moeten bieden op nieuwe maatschappelijke verhoudingen. ‘De wederopbouw moet het begin zijn van een economische en sociale omvorming, die zo moet worden aangepakt, dat allen gevoelen dat een grote vernieuwing tot stand komt, al zal de volle verwerkelijking slechts geleidelijk kunnen plaats hebben.’
Het was van het grootste belang dat het nieuwe kabinet door een brede samenstelling het vertrouwen genoot van een zo groot mogelijk deel van de bevolking. Daarbij diende men rekening te houden met drie groepen: de politieke partijen, de NVB en het politiek geïnteresseerde deel van het verzet, al zou niet elk van die partijen of groepen erin vertegenwoordigd kunnen zijn. Hij achtte het goed mogelijk dat leidende figuren uit deze drie groepen tot samenwerking konden komen op basis van een programma in de bovenbedoelde zin. Voor zijn gedachten over de inhoud van zo’n programma verwees hij naar zijn als bijlage toegevoegde illegale geschriften. Die gaven zijn eigen standpunten weer als sociaaldemocraat, maar toch zo dat op belangrijke onderdelen overeenstemming mogelijk moest zijn.
Al direct na zijn bezoek aan de koningin deden bij geruchte twee namen van mogelijke formateurs de ronde: Schermerhorn en Drees. De vicepresident van de Raad van State, Frans Beelaerts van Blokland, noemde in zijn advies aan de koningin hen ook, waarbij hij een lichte voorkeur had voor Drees vanwege diens politieke ervaring. De koningin was juist meer onder de indruk van Schermerhorn. Over Drees schreef ze in haar gespreksaantekeningen: ‘Drees niet vernieuwd, maar bekwaam, zou goed gaan als bestuurder, geen perspectief, geen geest[elijke] inhoud, wél fatsoenlijk, geen geestelijke bewogenheid. Invloed van Sch[ermerhorn] zoude prevaleeren over Drees.’ Haar twijfel of Drees wel vernieuwd was, uitte ze in een gesprek met Neher, die antwoordde: ‘Majesteit, hij was altijd al nieuw.’
De koningin nodigde Schermerhorn en Drees uit om op 28 mei naar Anneville te komen. Die dag voerde ze een gesprek met hen gezamenlijk en met elk afzonderlijk. Op de aan hen gezamenlijk gestelde vraag wie van de twee kabinetsformateur zou moeten zijn, wilden ze geen antwoord geven. Toen ze hun in de afzonderlijke gesprekken vroeg of ze de formatie sámen op zich wilden nemen, zeiden ze allebei ja. Drees liet het minister-presidentschap over aan Schermerhorn, onder meer omdat die als ‘vernieuwer’ acceptabeler zou zijn. Bovendien had hij zijn zinnen al gezet op het ministerschap van Sociale Zaken.
Binnen drie weken hadden Schermerhorn en Drees hun team rond. Het was breed samengesteld, al waren de antirevolutionairen niet vertegenwoordigd. De samenwerking ketste af omdat de antirevolutionaire leiders Schouten en De Wilde niet konden instemmen met de door de formateurs gewenste samenstelling van het noodparlement (waarover later meer). Drees heeft het afhaken van de arp in 1945 betreurd wegens de gevolgen voor de politieke verhoudingen ook in latere jaren. Suggesties achteraf dat de formateurs de antirevolutionairen bewust hadden gemarginaliseerd, wees hij resoluut van de hand.
De Communistische Partij van Nederland (cpn) ontbrak eveneens, waar Drees minder rouwig om was. Vanwege de belangrijke rol van de communisten in het verzet hadden de formateurs een plaats in het kabinet aangeboden aan Gerben Wagenaar. Het zou echter een ministerschap zonder portefeuille zijn (met als taak de afwikkeling van het verzet), want een departement wilden ze een communist toch niet toevertrouwen. De communisten eisten echter een tweede zetel in het kabinet met de portefeuille Voedselvoorziening, wat Schermerhorn en Drees weigerden.
Het kabinet had een progressief en ‘vernieuwd’ accent. Drie posten in de sociaaleconomische sector waren in handen van sdap’ers: Sociale Zaken (Drees), Handel en Nijverheid (Hein Vos, een van de opstellers van het Plan van de Arbeid) en Landbouw en Voedselvoorziening (Sicco Mansholt). Drie ministers maakten deel uit van de Gestelse ‘kerngroep’ van de Volksbeweging: naast Schermerhorn ook Johann Logemann (Overzeese Gebiedsdelen) en Piet Lieftinck (Financiën). Drees kende de laatstgenoemden goed van hun verblijf in Buchenwald. Ook minister van Onderwijs Gerard van der Leeuw (chu) behoorde onmiskenbaar tot de vernieuwers.
Continuïteit was er op het gebied van defensie en buitenlandse zaken, waarvoor ministers uit het laatste kabinet-Gerbrandy aanbleven, met uitzondering van De Quay (de voormalige leider van de Nederlandse Unie) die op een veto van Drees stuitte. Aanvankelijk had Drees ook politieke bezwaren tegen Louis Beel, de zittende katholieke minister van Binnenlandse Zaken, maar aanvaardde hem nadat andere kandidaten voor die post waren afgevallen. Hier kreeg hij geen spijt van: met Beel zou een goede werkverhouding ontstaan, die alleen door conflicten over de Indonesische kwestie op de proef zou worden gesteld.
Het ministerschap bracht voor Drees het voordeel dat aan de ‘inkwartiering’ in Voorburg snel een einde kwam. Omdat zijn eigen huis in de Van Bleiswijkstraat schade had opgelopen in de Hongerwinter en tijdelijk onbewoonbaar was, kreeg hij met voorrang een huurwoning toegewezen: Beeklaan 502, een ruim herenhuis tegenover het Tehuis voor ouden van dagen dat hij als wethouder had opgericht. Die woning beviel zo goed dat hij er is blijven wonen.

[...]

 

© 2021 Jelle Gaemers en Boom uitgevers Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum