Leesfragment: Wolkenstad

02 oktober 2021 , door Anthony Doerr
|

5 oktober verschijnt Anthony Doerrs nieuwe grote roman Wolkenstad (Cloud Cuckoo Land, vertaald door Marga Blankestijn). Wij publiceren voor.

Wolkenstad is een betoverende roman over de kracht van boeken, een lofzang op het menselijk vermogen om generatie op generatie verhalen over te dragen.

Vijf buitenbeentjes proberen de wereld rondom hen te begrijpen. In Constantinopel in 1453, in een bibliotheek in het huidige Idaho en op een interstellair schip in de verre toekomst jagen ze ieder hun dromen na terwijl ze vechten om te overleven.

Anna, Omeir, Seymour, Zeno en Konstance worden verbonden door één gehavend exemplaar van een tweeduizend jaar oude Griekse tekst - het eeuwenoude verhaal van Aethon, die ernaar verlangt om in een vogel te veranderen en naar een utopisch paradijs te vliegen.

Doerr heeft een werk gecreëerd dat onze onderlinge verbondenheid weerspiegelt - met andere volkeren en met elkaar, met degenen die voor ons leefden en degenen die hier zullen zijn nadat wij verdwenen zijn.

N.B. Lees ook een fragment uit Doerrs roman Als je het licht niet kunt zien.

 

Proloog
Voor mijn liefste nichtje, in de hoop dat dit je gezondheid en licht brengt

 

De argos
Missiejaar 65
Dag 307 in de eerste kluis

 

Konstance

Een meisje van veertien zit in kleermakerszit op de vloer van een rond vertrek. Een wolk van krullen omkranst haar hoofd, haar sokken zitten vol gaten. Dit is Konstance.
Achter haar, in een doorschijnende buis van bijna vijf meter hoog die van de vloer tot het plafond reikt, hangt een machine gevormd door triljarden gouden draden, niet dikker dan een mensenhaar. Elk filament kronkelt om duizenden andere heen in verbijsterend complexe verwikkelingen. Af en toe gloeit er ergens een bundeltje op aan het oppervlak van de machine, nu eens hier, dan weer daar. Dit is Sybil.
Elders in het vertrek staan een opblaasbaar bed, een recycletoilet, een voedselprinter, elf zakken Voedingspoeder en een multidirectionele loopband die de omvang en de vorm heeft van een autoband en een Pasganger wordt genoemd. Licht komt van een cirkel dioden in het plafond; het vertrek heeft geen zichtbare uitgang.
Het grootste deel van de vloer ligt bezaaid met bijna honderd schematisch geordende stukjes papier die Konstance uit lege zakken Voedingspoeder heeft gescheurd en met zelfgemaakte inkt heeft beschreven. Sommige staan vol met haar handschrift, op andere staat een enkel woord. Zo is er eentje met de vierentwintig letters van het Oudgriekse alfabet erop. Op een andere staat:

In het millennium voorafgaand aan 1453 werd de stad Constantinopel drieëntwintig keer belegerd, maar geen vijand wist de landmuren ooit te doorbreken.

Ze buigt voorover en pakt drie stukjes papier uit de puzzel voor haar. Achter haar flakkert de machine.
Het is al laat, Konstance, en je hebt de hele dag nog niets gegeten.
‘Ik heb geen honger.’
Wat denk je van een lekkere risotto? Of gebraden lamsbout met aardappelpuree? Er zijn nog een heleboel combinaties die je niet hebt geprobeerd.
‘Nee, dank je, Sybil.’
Ze kijkt op het eerste velletje en leest:

Het verloren Griekse prozaverhaal Wolkenkoekoeksstad door de schrijver Antonius Diogenes, over de reis van een herder naar een utopische stad in de wolken, werd waarschijnlijk tegen het einde van de eerste eeuw geschreven.

Het tweede:

Uit een negende-eeuwse Byzantijnse samenvatting van het boek weten we dat het begon met een korte proloog waarin Diogenes zich tot een ziek nichtje richtte en schreef dat hij het komische verhaal dat erop volgde niet zelf had verzonnen, maar had ontdekt in een graftombe in de oude stad Tyrus.

Het derde:

Op het graf, zo schreef Diogenes aan zijn nichtje, stond ‘Aethon: was tachtig jaar mens, een jaar ezel, een jaar zeebaars en een jaar kraai.’ In de graftombe beweerde Diogenes een houten kist te hebben gevonden met het opschrift: ‘Vreemdeling, wie je ook bent, maak dit open en leer wonderbaarlijkheden.’ Toen hij de kist openmaakte, vond hij vierentwintig cipressen houten tabletten, waarop het verhaal van Aethon geschreven stond.

Konstance sluit haar ogen en ziet de schrijver in de donkere grafkelder afdalen. Ziet hem de vreemde kist bestuderen bij het fakkellicht.
De dioden in het plafond dimmen en de muren verkleuren van wit naar amber en Sybil zegt: Het is bijna GeenLicht, Konstance.
Behoedzaam loopt ze tussen de blaadjes papier op de vloer door naar haar bed en haalt daar de resten van een lege zak onder vandaan. Met haar tanden en haar vingers scheurt ze er een lege rechthoek af. Ze schudt een schepje Voedingspoeder in de voedselprinter en drukt wat knoppen in, waarna het apparaat twee eetlepels donkere vloeistof uitspuugt in de bijbehorende kom. Dan pakt ze een stukje polytheenslang waarvan ze het uiteinde tot een punt heeft geslepen, doopt haar zelfgeknutselde pen in haar zelfgeknutselde inkt, buigt zich over het lege papier en tekent een wolk. Opnieuw doopt ze haar pen in de inkt.
Boven op de wolk tekent ze de torens van een stad, dan vogels in de vorm van kleine stipjes die rond de torens wervelen. Het vertrek wordt nog donkerder. Sybil flakkert. Konstance, ik moet er echt op aandringen dat je iets eet.
‘Dank je, Sybil, ik heb geen honger.’
Ze pakt een rechthoek met een datum erop – 20 februari 2020 – en legt die naast een andere waar Folio A op staat. Links daarvan legt ze haar tekening van een wolkenstad. Heel even lijken de drie velletjes in het afnemende licht omhoog te zweven en op te gloeien.
Konstance gaat weer op haar hurken zitten. Ze heeft deze ruimte al bijna een jaar niet verlaten.

 

Een
Vreemdeling, wie je ook bent, maak dit open en leer wonderbaarlijkheden

Wolkenkoekoeksstad door Antonius Diogenes, Folio A

De codex van Diogenes meet dertig bij tweeëntwintig centimeter. Er zijn slechts vierentwintig foliofs bewaard gebleven, hier gelabeld van A tot Ω, vol wurmgaatjes en voor een groot deel uitgewist door schimmel. Alle folio's zijn min of meer beschadigd. Het handschrift is regelmatig en helt naar links. Uit de vertaling van 2020 door Zeno Ninis.
… hoelang hadden die cipressenhouten tabletten al in die kist liggen schimmelen, wachtend op ogen om ze te lezen? Al weet ik zeker dat je zult twijfelen aan de waarheid van de zonderlinge gebeurtenissen die ze beschrijven, lief nichtje, ik heb geen woord weggelaten bij het overschrijven. Misschien zwierven de mensen in vroeger tijden werkelijk als beesten over de aarde en zweefde er inderdaad een vogelstad in de wolken, tussen de rijken van mensen en goden. Of misschien heeft de herder, net als alle maanzieken, zijn eigen waarheid wel verzonnen, en dan was het toch waar, voor hem. Maar laten we nu zijn verhaal lezen en zelf een oordeel vellen over de gezondheid van zijn verstand.

 

Stadsbibliotheek van Lakeport
20 februari 2020
16.30 uur

 

Zeno

Hij loopt met vijf elfjarige vijfdeklassers naar de stadsbibliotheek door gordijnen van vallende sneeuw. Hij is een tachtiger in een linnen jas, zijn schoenen sluiten met klittenband en over zijn stropdas schaatsen tekenfilmpinguïns. Al de hele dag welt er blijdschap in zijn borst, en nu, om halfvijf ’s middags op een donderdag in februari, nu hij de kinderen over de stoep vooruit ziet rennen – Alex Hess met zijn ezelskop van papier-maché, Rachel Wilson met een plastic zaklamp, Natalie Hernandez met een draagbare speaker – dreigt hij te kapseizen van genoegen.
Ze lopen langs het politiebureau, langs het kantoor van de plantsoenendienst, langs Eden’s Gate Makelaardij. De stadsbibliotheek van Lakeport is een victoriaans herenhuis van twee verdiepingen met een puntgevel op de hoek van Lake en Park, dat na de Eerste Wereldoorlog aan de stad werd geschonken. De schoorsteen staat scheef, de dakgoten zijn verzakt en in drie van de vier ramen in de voorgevel worden barsten bij elkaar gehouden met verpakkingstape. Er ligt al een paar centimeter sneeuw op de jeneverbes struiken naast het pad en boven op de boekeninleverbus op de hoek, die beschilderd is om op een uil te lijken.
De kinderen rennen over het pad, springen de veranda op en geven om beurten een high five aan Sharif, de kinderbibliothecaris, die naar buiten is gekomen om Zeno de trap op te helpen. Sharif draagt limoengroene oordopjes en in het haar op zijn armen glinstert knutselglitter. Op zijn t-shirt staat: i like big books and i cannot lie.
Binnen veegt Zeno de condens van zijn bril. Op de voorkant van de informatiebalie zitten papieren hartjes geplakt en op een ingelijst borduurwerk aan de muur erachter staat: hier worden vragen beantwoord.
Op elk van de drie beeldschermen op de computertafel kronkelen gelijktijdige screensaverspiralen. Tussen de plank met luisterboeken en twee sjofele armstoelen druppelt een radiatorlek tussen de plafondplaten door in een grote plastic afvalbak.
Plip. Plop. Plip.
De kinderen strooien overal sneeuw rond als ze de trap op stormen naar de kinderboekenafdeling en Zeno en Sharif glimlachen samen als ze hun voetstappen op de bovenste traptrede tot stilstand horen komen.
‘Joh,’ zegt de stem van Olivia Ott.
‘Allemachtig,’ zegt de stem van Christopher Dee.
Sharif neemt Zeno bij de elleboog terwijl ze de trap beklimmen. De toegang tot de tweede verdieping is geblokkeerd door een goudgeschilderde triplexwand, en in het midden, boven een kleine halfronde deur, heeft Zeno geschreven:

Ὦ ξένε, ὅστις εἶ, ἄνοιξον, ἵνα μάθῃς ἃ θαυμάζεις

De vijfdeklassers staan voor het triplex en de sneeuw op hun jassen en rugzakken smelt en iedereen kijkt naar Zeno en Zeno wacht tot zijn adem de rest van hem heeft ingehaald.
‘Weet iedereen nog wat er staat?’
‘Natuurlijk,’ zegt Rachel. ‘Duh,’ zegt Christopher.
Natalie staat op haar tenen en wijst beurtelings elk woord aan.
‘“Vreemdeling, wie je ook bent, maak dit open en leer wonderbaarlijkheden.”’
‘Jeetjemekreetje,’ zegt Alex, zijn ezelskop onder zijn arm. ‘Het is net alsof we zo meteen het boek ín gaan lopen.’
Sharif doet het licht uit in het trappenhuis en de kinderen verdringen zich bij de kleine deur in de rode weerschijn van de exit-lamp. ‘Klaar?’ roept Zeno, en vanachter het triplex roept Marian, de bibliotheek directrice: ‘Klaar!’
Een voor een lopen de vijfdeklassers door het ronde deurtje de kinderboekenafdeling op. De planken, tafels en zitzakken waar de ruimte normaal gesproken mee gevuld is, zijn tegen de muren geschoven en ervoor in de plaats staan dertig klapstoelen. Boven die stoelen hangen tientallen met glitter bestrooide kartonnen wolken met draden aan de dakspanten. Voor de stoelen bevindt zich een klein podium en achter het podium, op een linnen doek dat de hele achterwand beslaat, heeft Marian een wolkenstad geschilderd.
Overal rijzen gouden torens op, bezaaid met honderden kleine vensters en bekroond met wimpels. Rond de torenspitsen wervelen dichte zwermen vogels – kleine bruine gorzen en grote zilverarenden, vogels met lange gebogen staarten en andere vogels met lange gekromde snavels, vogels uit de echte wereld en fantasievogels. Marian heeft de plafondlampen uitgedaan en in de straal van een enkele karaokelamp op een standaard fonkelen de wolken en glinsteren de zwermen en lijken de torens wel van binnenuit verlicht.
‘Het is…’ zegt Olivia.
‘… mooier dan ik…’ zegt Christopher.
‘… Wolkenkoekoeksstad,’ fluistert Rachel.
Natalie zet haar speaker neer en Alex springt het podium op en Marian roept: ‘Voorzichtig, de verf kan hier en daar nog nat zijn.’
Zeno laat zich in een stoel op de eerste rij zakken. Telkens wanneer hij met zijn ogen knippert, schuift er een herinnering langs de binnenkant van zijn oogleden: zijn vader valt in een sneeuwbank, een bibliothecaresse trekt de lade van een kaartenbak open, een man in een oorlogsgevangenenkamp krast Griekse letters in het stof.
Sharif neemt de kinderen mee achter de coulissen om te laten zien waar hij drie boekenkasten heeft verschoven om een ruimte te creëren vol rekwisieten en kostuums, en Olivia trekt een latex kapje over haar haar om er kaal uit te zien en Christopher sleept een magnetrondoos die beschilderd is om op een marmeren sarcofaag te lijken naar het midden van het podium en Alex steekt een hand uit om een toren van de geschilderde stad aan te raken en Natalie laat een laptop uit haar rugzak glijden. Marians telefoon trilt. ‘De pizza’s zijn klaar,’ zegt ze in Zeno’s goede oor. ‘Ik loop er even heen om ze op te halen. Ik ben in een mum van tijd terug.’
‘Meneer Ninis?’ Rachel tikt op Zeno’s schouder. Haar rode haar zit in twee vlechtjes en haar grote ogen stralen. ‘Hebt u dit allemaal gebouwd? Voor ons?’

 

© Anthony Doerr, 2021
© Vertaling uit het Engels: Marga Blankestijn, 2021
© Nederlandse uitgave: The House of Books, Amsterdam 2021

pro-mbooks1 : athenaeum