Leesfragment: Anders. Gender door de ogen van een primatoloog

24 mei 2022 , door Frans de Waal
| | |

24 mei verschijnt het nieuwe boek van Frans de Waal: Anders. Gender door de ogen van een primatoloog (Different: Gender Through the Eyes of a Primatologist), met foto’s en tekeningen van de auteur, en vertaald door Albert Witteveen. Lees bij ons een fragment.

In Anders buigt de wereldberoemde primatoloog Frans de Waal zich over verschillen in sekse en gender bij de mens en andere dieren. Hij maakt hierbij gebruik van zijn grote kennis van onze naaste verwanten: chimpansees en bonobo’s. Wat is het geheim van de door vrouwen geleide vreedzame samenleving van bonobo’s? En wat kunnen wij mensen leren van mannelijke dominantie en territorialiteit bij chimpansees? Tegenwoordig wordt vaak beweerd dat genderverschillen het resultaat zijn van sociale vorming, maar De Waal toont aan dat het een biologische basis heeft. Hij behandelt onderwerpen als genderidentiteit, seksualiteit, gendergerelateerd geweld, vriendschap en zorgzaamheid, en laat overtuigend zien dat de evolutionaire biologie bijdraagt aan een genuanceerder cultureel begrip van gender.

N.B. Lees ook Harm Hendrik ten Napels bespreking van Mama’s laatste omhelzing, die van Esther Wils en een fragment uit dat boek.

 

Inleiding

De droevigste dag van mijn leven begon met een telefoontje waarin ik te horen kreeg dat mijn favoriete chimpanseeman dodelijk was toegetakeld door twee rivalen. Nadat ik op mijn fiets naar de Koninklijke Burgers’ Zoo in Arnhem was gesneld, trof ik daar Luit zittend in een plas bloed aan, terwijl hij met zijn hoofd mismoedig tegen de tralies van zijn nachthok leunde. Normaal was hij altijd wat terughoudend, maar nu zuchtte hij diep toen ik zijn hoofd streelde. Het was echter te laat. Hij stierf diezelfde dag op de operatietafel.
De rivaliteit onder mannelijke chimpansees kan zo fel worden dat ze elkaar doden, en dat gebeurt niet alleen in de dierentuin. Er is inmiddels een dozijn rapporten over hooggeplaatste mannen in het wild die zijn gedood tijdens een vergelijkbare machtsstrijd. In hun pogingen zich naar de top te werken maken en verbreken mannen opportunistische allianties, verraden elkaar, en beramen aanvallen. Jazeker, beramen, want het was geen toeval dat de aanval op Luit plaatsvond in het nachtverblijf, waar drie volwassen mannen apart werden gehouden van de rest van de kolonie. Het had allemaal heel anders kunnen verlopen op het grote beboste eiland van de bekendste chimpanseekolonie ter wereld. Chimpanseevrouwen aarzelen niet om tussenbeide te komen bij conflicten onder mannelijke rivalen. Mama, de alfavrouw, kon niet voorkomen dat de mannen politieke spelletjes speelden, maar ze stelde een grens bij bloedvergieten. Als zij ter plekke was geweest, zou ze ongetwijfeld haar bondgenoten hebben opgetrommeld om tussenbeide te komen.
Luits voortijdige dood raakte me diep. Hij had een enorm vriendelijke persoonlijkheid, die als leider vrede en harmonie had gebracht. Daarnaast was ik diep teleurgesteld. Tot dan toe waren de gevechten die ik had meegemaakt altijd geëindigd in verzoening. Rivalen kusten en omhelsden elkaar na elke schermutseling en konden uitstekend met hun onenigheid omgaan. Of dat dacht ik tenminste. Volwassen chimpanseemannen gedragen zich meestal als vrienden, waarbij ze elkaar vlooien en vrolijk met elkaar ravotten. Het rampzalige gevecht leerde me dat de zaken ook uit de hand kunnen lopen en dat diezelfde mannen in staat zijn elkaar doelbewust te doden. Veldwerkers hebben gevechten in het bos in vergelijkbare bewoordingen beschreven. De aanvallen doen zo doelbewust aan dat we van ‘moord’ kunnen spreken.
Deze felle agressie van mannen heeft een vrouwelijk equivalent, maar de omstandigheden die woede bij vrouwen losmaken zijn volslagen anders. Zelfs de grootste man weet dat elke moeder in een woeste razernij zal ontbranden als hij een vinger uitsteekt naar haar kinderen. Ze wordt zo onbevreesd en driftig dat niets haar kan tegenhouden. De felheid waarmee een moederaap haar kind verdedigt, is sterker dan die waarmee ze zichzelf verdedigt. De moederlijke beschermingsdrang is zo’n universeel kenmerk onder zoogdieren dat we er grappen over maken, zoals toen de Amerikaanse kandidaat voor het vicepresidentschap Sarah Palin zichzelf een ‘Mama Grizzly’ noemde. Met deze reputatie in gedachten tekende Gary Larson een cartoon waarin een zakenman met een aktetas een lift binnenstapt waar achterin een grote en een kleine beer staan. Het bijschrift luidt: ‘Een tragisch voorval deed zich voor toen Conroy, met zijn gedachten bij zijn werk, in de lift stapte – pal tussen een vrouwelijke grizzlybeer en haar jong’.
In de jungle van Thailand was de grootste vrees van de fandi’s – jagers die vroeger wilde olifanten vingen voor het zware werk in de bosbouw – niet dat er een olifant met grote slagtanden in hun val zou zitten. Een grote olifantenstier was minder gevaarlijk dan een kalfje dat gevangenzat terwijl zijn moeder binnen gehoorafstand rondliep. Heel wat fandi’s hebben het leven verloren door in razernij ontstoken olifantkoeien.
Bij onze eigen soort is de verdediging door een moeder van haar kinderen zo voorspelbaar dat koning Salomo er volgens de Hebreeuwse Bijbel volledig op vertrouwde. Toen hij werd geconfronteerd met twee vrouwen die allebei beweerden de moeder van een baby te zijn, vroeg hij om een zwaard. Hij stelde voor de baby in tweeën te splijten zodat de vrouwen ieder een helft konden hebben. De ene vrouw accepteerde de uitspraak, maar de andere protesteerde en verzocht de baby dan maar liever aan de andere vrouw te geven. Zo wist de koning wie de echte moeder was. De Britse detectiveschrijver Agatha Christie stelde: ‘Zoals de liefde van een moeder voor haar kind is er niets anders op de wereld. Deze liefde kent geen wet, geen medelijden, verzet zich overal tegen en verplettert alles wat op haar pad komt meedogenloos.’
Terwijl we bewondering hebben voor moeders die het voor hun kinderen opnemen, hebben we weinig op met de vechtlust van menselijke mannen. Jongens en mannen veroorzaken vaak confrontaties, doen stoer, verbergen hun zwakheden en zoeken het gevaar op. Niet iedereen vindt dit een aantrekkelijke kant van mannen, en sommige deskundigen keuren dit soort gedrag af. Ze spreken van een ‘traditionele ideologie van masculiniteit’, wat niet echt als een compliment is bedoeld. In een document uit 2018 definieerde de American Psychological Association (apa) deze ideologie als een denkwijze die was gericht op ‘antivrouwelijkheid, prestatie, vermijding van tekenen van zwakte, avontuur, risico en geweld’. Het streven van de apa om mannen van deze ideologie te redden blies nieuw leven in de discussie over ‘toxische masculiniteit’, maar leidde ook tot verzet tegen de algehele afkeuring van typisch mannelijk gedrag.
Het is gemakkelijk te begrijpen waarom de mannelijke en de vrouwelijke patronen van agressie zo verschillend worden beoordeeld: alleen de eerste zorgen voor problemen in de maatschappij. Met mijn afschuw voor de dood van Luit wil ik hier mannelijke rivaliteit niet als onschuldig vermaak neerzetten. Maar wie zegt dat die rivaliteit het product van een ideologie is? Dat is wel een heel forse aanname, waarbij ervan uit wordt gegaan dat we macht hebben over ons eigen gedrag en dat zelf kunnen vormgeven. Als dat zo zou zijn, zou het dan niet volkomen anders moeten zijn dan dat van de meeste andere soorten? Maar dat is nauwelijks het geval. Bij de meeste zoogdieren streven de mannen naar status of een territorium, terwijl de vrouwen hun kinderen fel verdedigen. Of we dit gedrag nu goedkeuren of afkeuren, het is voor beide geslachten altijd de weg geweest naar een genetische nalatenschap.
Ideologie heeft er weinig mee te maken.

*

Sekseverschillen in het gedrag van dieren en mensen roepen vragen op die de kern vormen van vrijwel elke discussie over gender bij de mens. Is het verschil in gedrag tussen mannen en vrouwen natuurlijk of kunstmatig? Hoe anders is dat gedrag eigenlijk? En zijn er slechts twee genders, of meer?
Maar voordat we dieper ingaan op dit onderwerp, wil ik eerst duidelijk maken waarom ik hierin geïnteresseerd ben en waar ik sta. Het is niet mijn doel bestaande genderrelaties te rechtvaardigen via een beschrijving van ons erfgoed als primaten, en evenmin denk ik dat alles prima is zoals het is. Ik erken dat vrouwen aan het kortste eind trekken in onze samenleving en vrijwel elke andere. Vrouwen hebben moeten vechten voor elke verbetering, van het recht op onderwijs tot stemrecht, en van gelegaliseerde abortus tot gelijke lonen. Dit zijn geen kleine verbeteringen. Sommige rechten zijn pas kortgeleden in de wacht gesleept, sommige roepen nog steeds verzet op, en sommige rechten werden binnengehaald maar liggen opnieuw onder vuur. Dit alles vind ik bijzonder oneerlijk, en ik beschouw mezelf dan ook een feminist.
Minachting voor de aangeboren vermogens van vrouwen kent in het Westen een lange traditie die minstens tweeduizend jaar teruggaat. Op deze manier heeft men genderongelijkheid altijd gerechtvaardigd. De negentiende-eeuwse Duitse filosoof Arthur Schopenhauer dacht bijvoorbeeld dat vrouwen hun leven lang kinderen blijven, die in het heden leven, terwijl mannen het vermogen hebben om vooruit te denken. Een andere Duitse filosoof, Georg Wilhelm Friedrich Hegel, meende dat ‘mannen corresponderen met dieren, en vrouwen met planten’. Vraag me niet wat Hegel hiermee bedoelde, maar de Britse moraalfilosoof Mary Midgley heeft opgemerkt dat de zwaargewichten van het westerse denken de meest dwaze overpeinzingen hebben geproduceerd als het om vrouwen gaat. Op dat punt is hun gebruikelijke verschil van mening in geen velden of wegen te bekennen: ‘Er kunnen niet veel zaken zijn waarover Freud, Nietzsche, Rousseau en Schopenhauer het van harte met elkaar eens zijn en ook nog met Aristoteles, de apostel Paulus en Thomas van Aquino, maar hun opvattingen over vrouwen liggen opmerkelijk dicht bij elkaar.’
Zelfs mijn geliefde Charles Darwin ontkwam niet aan deze trend. In een brief aan Caroline Kennard, een Amerikaanse voorvechtster van vrouwenrechten, zei Darwin over vrouwen: ‘Volgens mij is het vanuit de erfelijkheidswetten gezien een groot probleem dat ze ooit de intellectuele gelijken van de man worden.’
Dit alles in een tijdperk waarin ongelijkheid in het onderwijs een gemakkelijke verklaring voor de geopperde intellectuele verschillen kon leveren. Wat Darwins ‘erfelijkheidswetten’ betreft, kan ik alleen maar zeggen dat ik mijn hele carrière heb gewijd aan de bestudering van dierlijke intelligentie en dat ik nooit een verschil tussen de seksen heb geconstateerd. Aan beide kanten hebben we briljante en minder briljante individuen, maar ondanks honderden studies van anderen en mijzelf zijn er geen cognitieve verschillen aan het licht gekomen. Weliswaar is er geen gebrek aan verschillen in gedrag tussen mannelijke en vrouwelijke primaten, maar de evolutie van hun geestelijke vermogens moet gelijke tred hebben gehouden. Ook bij onze soort blijkt dat zelfs cognitieve domeinen die vanouds met het ene en niet het andere gender worden geassocieerd, zoals een talent voor wiskunde, niet te onderscheiden zijn naar gender als dit wordt getest bij een populatie van voldoende omvang.7 Het hele idee dat het ene gender geestelijk superieur is aan het andere, krijgt geen steun vanuit de moderne wetenschap.
Een tweede kwestie die moet worden opgehelderd, is de stereotiepe visie op onze medeprimaten die soms wordt aangehaald om ongelijkheid in de menselijke samenleving te rechtvaardigen. In de populaire verbeelding ‘bezit’ een mannelijke baasaap de vrouwen, die hun leven wijden aan het produceren van baby’s en het opvolgen van zijn bevelen. De belangrijkste inspiratie voor deze visie was een onderzoek onder bavianen van een eeuw geleden, dat, zoals ik nog zal toelichten, grote tekortkomingen kende en aanleiding was voor een dubieuze metafoor.8 Helaas trof deze het grote publiek als een pijl met weerhaken, die onmogelijk te verwijderen bleek ondanks alle bewijzen voor het tegendeel die we sindsdien hebben vergaard. Dat mannelijke suprematie de natuurlijke orde is, werd in de vorige eeuw steeds maar weer herhaald door een reeks populaire schrijvers, terwijl ook een boek uit 2002, King of the Mountain van de Amerikaanse psychiater Arnold Ludwig, nog steeds stelt:

De meeste mensen zijn sociaal, psychologisch en biologisch geprogrammeerd met de behoefte aan een enkele dominante mannelijke figuur om hun gemeenschapsleven te besturen. En deze programmering correspondeert sterk met hoe bijna alle gemeenschappen van antropoïde primaten worden geleid.

Een van mijn doelen hier is om lezers te bevrijden van dit idee van de obligate mannelijke opperheer. Het oorspronkelijke onderzoek onder primaten betrof een soort waarmee we niet bijzonder nauw verwant zijn. Wij behoren tot een kleine familie van mensapen, of hominiden (grote staartloze primaten), niet tot de gewone en doorgaans kleinere apen met staarten, zoals de bavianen. Door onze nauwste verwanten, de mensapen, te bestuderen krijgen we een genuanceerder beeld, waarin mannen minder macht uitoefenen dan gedacht.

[…]

 

© 2022 Frans de Waal
© 2022 Nederlandse vertaling Albert Witteveen

pro-mbooks1 : athenaeum