Leesfragment: Booth

10 augustus 2022 , door Karen Joy Fowler
|

8 september verschijnt Karen Joy Fowlers nieuwe roman Booth in de vertaling van Lucie van Rooijen en Inger Limburg. Het staat al op de longlist van de Booker Prize 2022. Lees bij ons een fragment.

Een meeslepende pageturner over een beruchte familie en een land in verandering.

Aan het begin van de negentiende eeuw verhuist de excentrieke Britse theateracteur Junius Booth met zijn vrouw naar Amerika. Ze betrekken een boerenhoeve ten noorden van Baltimore en krijgen tien kinderen, waarvan er zes overleven. Junius Booth is de pater familias, kostwinner en gevierd Shakespeare-acteur, maar hij is even instabiel als geniaal. De kinderen groeien op in de aanloop naar de Amerikaanse burgeroorlog. De jongens worden net als hun vader acteur, wat de Booths tot een beroemde en toonaangevende theaterfamilie maakt. Maar achter de schermen beginnen schandalen, triomfen en rampen hun tol te eisen, met als ultiem dieptepunt de schokkende moord op Lincoln door de jongste zoon John.

Booth is een uiterst verrassend en meeslepend portret van een beruchte familie en een land in verandering.

 

1822

De mensen die er wonen noemen het de boerderij, hoewel het terrein voor de helft vol staat met bomen en overgaat in een dicht woud. Van een perceel niet veel verderop is er een blokhut met twee kamers op twee verdiepingen naartoe gebracht, op rollen ingesmeerd met reuzel. De muren zijn wit gesausd, de luiken rood geschilderd. Aan de ene kant wordt er een keuken aangebouwd, aan de andere kant een slaapkamer en een zolder. De aanbouwsels spreiden zich als vleugels uit vanaf de woonkamer. Veel stelt de blokhut niet voor met zijn lage plafonds, miezerige ramen en scheve trap, en het heeft een hoop geld gekost om hem te verplaatsen; elke man en elke os uit de omtrek moest ervoor worden ingehuurd. Daardoor was bij de buren de indruk ontstaan dat de nieuwe eigenaar niet goed wijs is, en er is nooit aanleiding geweest dat idee bij te stellen.
De blokhut staat nu naast Beech Spring, een bron met water zo helder dat je het niet eens kunt zien. Maar, en de buren vermoeden dat die verplaatsing vooral daarmee te maken had, het is nu ook een geheime blokhut, afgeschermd van de wind en de weg door een wal van eiken-, beuken-, walnoten- en tulpenbomen. Toch weet iedereen dat hij er staat; iedereen heeft immers geholpen hem daarheen te brengen.
De directe buren zijn de familie Woolsey aan de ene en de familie Rogers aan de andere kant. Bel Air, waar het districtsbestuur zetelt, ligt drie mijl verderop; de grote stad Baltimore ligt dertig hobbelige mijlen per koets naar het zuiden en westen.
Het terrein wordt ontgonnen. Er komen perzik-, appel- en perengaarden, velden met maïs, zoete sorghum, gerst en haver, een moestuin met radijzen, bieten en uien. Bij de voordeur wordt een jong kersenboompje geplant, dat liefdevol wordt verzorgd. Er verrijzen een graanschuur, opslagschuur, melkschuur en stallen. Er worden drie grote zwarte newfoundlanders aangeschaft om het terrein te bewaken. Overdag liggen ze aan de ketting en ’s avonds worden ze losgelaten. De buren zeggen dat ze vals zijn.
De zigzaghekken worden gerepareerd en er komen nieuwe bij. Eens in de week worden de brieven bezorgd door een postknecht te paard, die ze al langsrijdend over het hek gooit en op twee vingers fluit, waarop de honden aan hun ketting rukken en uitzinnig beginnen te janken.
Er trekt een geheim gezin in de geheime blokhut.

Zestien jaren gaan voorbij. Het gezin groeit, krimpt, groeit. In 1838 bedraagt het kindertal negen, met inbegrip van het kind dat op komst is en de vier die dood zijn. Uiteindelijk zullen het er tien worden.
Deze kinderen hebben:
Een beroemde vader, een Shakespeare-acteur die vaker op tournee is dan thuis.
Een grootvader van vaderskant, zo mager als een lat, met lang wit haar in een vlecht en kleren die ook al vijftig jaar uit de mode zijn: een kniebroek en schoenen met gespen. Hij is uit Londen gekomen om te helpen tijdens de lange periodes dat de vader van huis is. Voorheen was hij een advocaat die zo sterk sympathiseerde met de Amerikaanse Revolutie dat het grensde aan landverraad en die bezeten was van alles wat met Amerika te maken had. Wie in Londen bij hem thuis kwam, moest een buiging maken voor het portret van George Washington. Nu hij eenmaal hier woont, vindt hij het verschrikkelijk. Hij vergelijkt de boerderij met het eiland van Robinson Crusoë, zichzelf met een schipbreukeling op de verlaten kust. Hij is zelden nuchter en daardoor minder behulpzaam dan gehoopt.
Een verdraagzame moeder, een bedeesde donkerharige schoonheid die ooit als jonge vrouw huisgekweekte bloemen had verkocht op Drury Lane. Ze had hun vader voor het eerst op de planken gezien als koning Lear en toen ze hem later ontmoette, bleek hij tot haar verbazing jong en knap te zijn. Pas nadat hij daar op die straat in Londen de Huilt, huilt, huilt-monoloog had afgestoken, wilde ze geloven dat hij dezelfde man was.
‘Wanneer mag ik je mee uit nemen?’ had hij gevraagd, nog geen twee minuten nadat ze hem had verteld hoe ze heette. ‘Morgen?’ En zij had zichzelf verrast door ja te zeggen.
Tijdens hun kortstondige verkeringstijd had hij haar drieënnegentig liefdesbrieven gestuurd en zijn boodschap kracht bijgezet met zijn ambitie en hartstocht, met de gedichten van Lord Byron en de belofte van avontuur. Al snel besloot ze met hem weg te lopen, eerst naar Madeira en van daaruit naar Amerika.
Die belofte van avontuur was misschien eerder een vage toespeling geweest. Pas nadat ze allebei hun familie in Engeland hadden achtergelaten, pas nadat ze hun eerste kind hadden gekregen, pas nadat ze in Maryland waren aangekomen en een pachtovereenkomst op het stuk grond hadden gesloten met een termijn van duizend jaar, pas nadat hij die blokhut had laten verplaatsen, pas toen vertelde hij dat hij negen maanden per jaar zonder haar op tournee zou zijn. Negen maanden per jaar zou ze hier met zijn dronken vader opgescheept zitten.
Wat wilde ze dan, vroeg hij, zonder haar de tijd te gunnen om te antwoorden; hij wist precies wanneer hij wel of geen stilte moest laten vallen. Als ze te eten wilden hebben, moest hij op tournee. En hij kon haar en de baby natuurlijk niet meenemen. Niets is erger dan getrouwd zijn met een zuur, klagerig serpent, zei hij tot besluit, bij wijze van dreigement. Dat was wel het laatste waar hij zin in had.
En nu woont ze dus al zestien jaar op de boerderij. Al zeventien jaar draagt of zoogt ze vrijwel continu een kind. Pas over drie jaar zal ze daarmee klaar zijn.
Later zal ze aan haar kinderen vertellen dat de gedichten van Byron de doorslag hadden gegeven. Dat bedoelt ze als waarschuwing, maar ze weet dat het niet als zodanig zal worden opgevat. Al haar kinderen zijn dol op mooie liefdesverhalen.
Geen van de kinderen weet dat zij zelf een geheim zijn. Dat komt later als een grote schok. Ze hebben geen reden tot argwaan. Het is net als met de geheime blokhut: iedereen die ze kennen, weet dat ze er zijn.

 

☆<br

Is het dan zo dwaas om te verwachten dat er op zeker moment in ons midden een man zal opstaan die beschikt over een geniale geest, gepaard aan voldoende ambitie om die genialiteit ten volle te ontplooien? En op het moment dat zo iemand zich aandient, zal het volk zich moeten verenigen, zich moeten verplichten aan de overheid en de wet, en blijk moeten geven van algemene intelligentie om hem te stuiten.
– Abraham Lincoln, 1838

In januari 1838 houdt Lincoln op het Young Men’s Lyceum in Springfield zijn eerste grote rede. Hij zal een maand later negenentwintig worden en is net verkozen voor een derde termijn in het Congres van Illinois. Daarvoor had hij al gewerkt als boer, kantoorklerk, postdirecteur, landmeter, legerkapitein en jurist.
Twee gruwelijke moorden, de eerste op een zwarte man, de tweede op een witte, vormen de aanleiding voor deze toespraak. De eerste betrof de zesentwintigjarige Francis McIntosh, die in St. Louis was gelyncht. McIntosh was aan een boom vastgebonden en levend in brand gestoken. De jury die bijeen was geroepen, had van de rechter opdracht gekregen niet de meute als schuldige aan te wijzen, maar de abolitionisten die de boel hadden opgehitst. Een van hen had hij bij naam genoemd: dominee en krantenredacteur Elijah Lovejoy uit St. Louis. Daarop was Lovejoy naar Alton in Illinois gevlucht, waar hij alsnog was gelyncht. Bij de rechtszaak daarover werd de jury voorgezeten door iemand die zelf aan de lynchpartij had deelgenomen en werd de rechter opgeroepen als getuige à décharge. In geen van beide zaken werd er iemand schuldig bevonden.
De dood van de witte man, Lovejoy, heeft nationale gevolgen. Dit zou het moment zijn geweest waarop John Brown besloot zijn leven te wijden aan het uitroeien van de slavernij. Maar op Lincoln maken beide moorden diepe indruk. In zijn rede noemt hij twee mogelijke bedreigingen voor de republiek. Ten eerste de wetteloosheid van de meute, ten tweede de eerzuchtige dictator die vroeg of laat onherroepelijk zal aantreden. Het gevaarlijkst wordt het als de meute en de dictator zich verenigen.

 

© 2022 Karen Joy Fowler
© 2022 Nederlandse vertaling Lucie van Rooijen en Inger Limburg / Nieuw Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum