Leesfragment: De grote cirkel

28 juni 2022 , door Maggie Shipstead
|

Vanaf vandaag in onze boekhandels: Maggie Shipsteads voor de Booker Prize- én de Women’s Prize genomineerde grote roman De grote cirkel (Great Circle, vertaald door Marion Drolsbach en Lucie Schaap). Lees Leon Verschoors aanbeveling en een fragment.

Nadat de tweeling Marian en Jamie Graves in 1914 als baby’s zijn gered in een schipbreuk, worden ze opgevoed door hun excentrieke oom in Montana. Tijdens een ontmoeting met enkele piloten die over de stad vliegen in versleten dubbeldekkers, begint Marians levenslange fascinatie voor vliegen. Op haar veertiende stopt ze met school en vindt ze een onwaarschijnlijke en gevaarlijke beschermheer, een rijke dranksmokkelaar. Hij zorgt voor een vliegtuig en vlieglessen, in ruil voor haar diensten. Met zijn hulp kan Marian haar droom waarmaken maar de deal zal haar voor altijd blijven achtervolgen, zelfs als zij eenmaal de wereld rondreist, hoog in de lucht.

In 2014 wordt Hadley Baxter gecast om Marian te spelen in een film die draait om haar verdwijning op Antarctica. Hadley wil zichzelf en haar carrière opnieuw definiëren, nadat ze jarenlang de hoofdrol heeft gespeeld in een romantische filmfranchise. Ze dompelt zich volledig onder in het karakter van Marian, waardoor de parallellen tussen hun levens zichtbaar worden. Hun verhalen leggen de honger naar zelfbeschikking van beide vrouwen in totaal verschillende geografische gebieden en tijden bloot.

N.B. Lees dus Leon Verschoors aanbeveling van De grote cirkel.

 

Als je een bol met een scherp mes dwars doormidden snijdt in twee gelijke helften, vormt de omtrek van elk snijvlak een grootcirkel: dat wil zeggen, de grootste cirkel die je over een bol kunt trekken.

De evenaar is een grootcirkel. Alle lengtegraden vormen met hun spiegelbeeld ook grootcirkels. De kortste verbinding tussen twee punten op een bol zoals de aarde is altijd een boog die een deel is van een grootcirkel.

Door twee recht tegenover elkaar liggende punten, zoals de noordpool en de zuidpool, loopt een oneindig aantal grootcirkels.

Kaart van Marians vlucht, 1950. Uit: Maggie Shipstead, De grote cirkel.

 

Little America III, Rossijsplateau, Antarctica
4 maart 1950

Ik ben geboren om te zwerven. Ik ben gevormd naar de aarde zoals een zeevogel naar een golf. Er zijn vogels die vliegen tot ze sterven. Ik heb mezelf een belofte gedaan: mijn laatste afdaling zal geen machteloze tuimelpartij zijn, maar een stootduik als van een jan-van-gent, een doelbewuste duik recht op iets diep in zee af.
Ik sta op het punt te vertrekken. Ik zal proberen de cirkel van onderaf opwaarts te trekken, zodat het einde samenvalt met het begin. Ik had liever gehad dat de lijn een gladde meridiaan was, een volmaakte, strakgespannen ring, maar noodzaak bepaalde dat onze koers meanderde: de toevallige spreiding van eilanden en vliegvelden, de brandstof die het vliegtuig nodig had.
Ik heb nergens spijt van, maar zou dat wel hebben als ik het toestond. Ik mag alleen denken aan het vliegtuig, de wind en de kust, zo ver weg, waar weer land begint. Het klaart iets op. We hebben het lek zo goed mogelijk gerepareerd. Binnenkort vertrek ik. Ik heb een hekel aan de nimmer eindigende dag. De zon omcirkelt me als een roofvogel. Ik verlang naar een rustmoment van sterren.
Cirkels zijn wonderbaarlijk omdat ze eindeloos zijn. Alles wat eindeloos is, is wonderbaarlijk. Maar eindeloosheid is ook een kwelling. Ik wist dat de horizon nooit gevat zou kunnen worden en toch joeg ik hem achterna. Wat ik gedaan heb is dwaas, maar ik kon niet anders.
Het is niet zoals ik had verwacht, nu de kring bijna gesloten is, er tussen begin en einde alleen nog een laatste, angstwekkende watervlakte ligt. Ik dacht dat ik zou geloven dat ik de wereld had gezien, maar er is te veel wereld en te weinig leven. Ik dacht dat ik zou geloven dat ik iets had voltooid, maar nu betwijfel ik of er wel iets is wat voltooid kan worden. Ik dacht dat ik niet bang zou zijn. Ik dacht dat ik meer zou worden dan ik ben, maar in plaats daarvan weet ik dat ik minder ben dan ik dacht.
Het is niet de bedoeling dat iemand dit ooit leest. Mijn leven is mijn enige bezit.
Maar toch, maar toch, maar toch.

 

Laatste aantekening uit De zee, de lucht, ertussen de vogels: het verloren logboek van Marian Graves. Uitgegeven door D. Wenceslas & Sons, New York, 1959.

 

 

Los Angeles December 2014

Ik wist alleen maar wie Marian Graves was omdat een vriendin van mijn oom me als kind altijd in de bibliotheek dropte en ik daar een keer lukraak een boek pakte waarvan de titel Onverschrokken dames van de lucht luidde of zoiets. Mijn ouders waren opgestegen in een vliegtuig en nooit teruggekeerd en naar bleek had een behoorlijk percentage van de onverschrokken dames hetzelfde lot getroen. Daarmee was mijn interesse gewekt. Misschien was ik op zoek naar iemand die me vertelde dat omkomen bij een vliegtuigramp geen nare dood was. Als iemand dat trouwens werkelijk tegen me had gezegd, zou ik hebben gedacht dat hij uit zijn nek lulde. In het hoofdstuk over Marian stond dat ze grootgebracht was door haar oom en toen ik dat las, kreeg ik kippenvel, want ik ben óók grootgebracht (nou ja) door mijn oom.
Een aardige bibliotheekmevrouw zocht Marians boek voor me op – De zee, de lucht, enzovoort – en ik bestudeerde het aandachtig als een astroloog die een sterrenkaart raadpleegt, in de hoop dat Marians leven op een of andere manier het mijne zou verklaren, me zou vertellen wat ik moest doen en hoe ik moest zijn. Het meeste wat ze schreef ging mijn pet te boven, al wakkerde het wel een vage wens aan om mijn eenzaamheid om te zetten in avontuur. Op de eerste pagina van mijn dagboek schreef ik in vette hoofdletters: ik ben geboren om te zwerven. Daar bleef het bij, want wat kun je daarna nog schrijven als je tien bent en je de hele tijd ofwel in het huis van je oom in Van Nuys bent ofwel auditie doet voor reclamespotjes op televisie? Nadat ik het boek had teruggebracht, vergat ik Marian min of meer. Vrijwel alle onverschrokken dames van de lucht zijn eigenlijk vergeten. In de jaren tachtig had je een enge tv-docu over Marian en op internet zit een handjevol verstokte Marian-fans nog steeds allerlei theorieën uit te venten, maar ze is niet beklijfd zoals Amelia Earhart. Mensen dénken tenminste dat ze weten wie Amelia Earhart was, al is dat niet waar. Dat is niet echt mogelijk. Dat ik zo vaak in de bibliotheek werd gedumpt pakte uiteindelijk in mijn voordeel uit, want terwijl andere kinderen op school waren, zat ik op de ene na de andere klapstoel in de ene na de andere gang bij zowat elke auditie in Los Angeles en omgeving voor jonge witte meisjes (of jonge meisjes van een niet-gespecificeerd ras, wat ook wit betekent), vergezeld door deze of gene oppas of vriendin van mijn oom Mitch, twee categorieën die nu en dan overlapten. Ik denk dat de vriendinnen soms aanboden om voor me te zorgen in de hoop dat hij hen als moederlijk zou beschouwen, waarvan ze meenden dat het hun kansen verhoogde om in aanmerking te komen als echtgenote, maar dat was niet echt een goede strategie om het vuurtje brandende te houden bij ome Mitch.
Toen ik twee was, stortte de Cessna van mijn ouders in Lake Superior. Daar gaat men tenminste van uit. Er is nooit enig spoor teruggevonden. Mijn vader, de broer van Mitch, bestuurde het vliegtuig, mijn ouders waren onderweg naar een romantisch uitje in de verafgelegen blokhut van een vriend om, zoals Mitch het formuleerde, weer tot elkaar te komen. Zelfs toen ik nog heel jong was, zei hij altijd dat mijn moeder maar bleef rondneuken. Zijn woorden. Als je het mij vraagt geloofde Mitch niet in een kindertijd. ‘Maar ze wilden ook niet zonder elkaar,’ zei hij dan. Mitch had iets met slagzinnen. Hij was ooit begonnen als regisseur van sentimentele films voor televisie met titels als Love Takes a Toll (over een tolwegambtenaar) en Murder for Valentine’s Day (drie keer raden).
Mijn ouders hadden me uit logeren gegeven bij buren in Chicago, maar in hun testament lieten ze me na aan Mitch. Er was ook verder niet echt iemand. Geen andere ooms of tantes en mijn grootouders waren een combinatie van dood, vervreemd, afwezig en onbetrouwbaar. Mitch was de kwaadste niet, maar had wel dat opportunistische soort instinct dat Hollywood kenmerkt, dus na een paar maanden zorgde hij via een connectie bij wie hij nog iets tegoed had dat ik in een appelmoesreclame kon .gureren. Vervolgens regelde hij een agent voor me, Siobhan, waarna ik zo regelmatig moest opdraven voor reclamespotjes, gastoptredens en televisiefilms (ik speelde de dochter in Murder for Valentine’s Day) dat ik zover ik me kan herinneren altijd bezig ben geweest met acteren of pogingen daartoe. Ik vond het doodnormaal: steeds weer een plastic pony in een plastic stal zetten terwijl de camera’s draaiden en een of andere onbekende volwassene je vertelde hoe je moest glimlachen.
Toen ik elf was – Mitch had zich inmiddels opgewerkt van films van de week naar muziekvideo’s en probeerde met witte knokkels van inspanning de indie.lmwereld binnen te klauteren – had ik mijn spreekwoordelijke grote doorbraak: de rol van Katie McGee in een tijdreissitcom voor kinderen die The Big-Time Life of Katie McGee heette.
Op de set was mijn leven vlekkeloos en vrolijk gekleurd, een en al woordgrapjes en kloppende verhaallijnen en kamers met drie muren onder een hete hemel van schijnwerpers. Ik haalde alles uit de kast voor een hinnikende lachband, gekleed in outfits die zo overdreven trendy waren dat ik eruitzag als een uithangbord van de heersende pubermode. Als ik niet hoefde te werken, deed ik dankzij Mitch’ laksheid min of meer wat ik wilde. In haar boek schreef Marian Graves: Als kinderen werden mijn broer en ik grotendeels aan ons lot overgelaten. Ik geloofde – en jarenlang was er niemand die dat tegensprak – dat ik mocht doen en laten wat ik wilde, dat ik overal mocht gaan waar ik maar de weg naartoe kon vinden. Ik was waarschijnlijk een onbesuisdere donderstraal dan Marian, maar voelde me net als zij. De wereld lag aan mijn voeten en vrijheid was mijn springtouw. Als het leven je laat vallen, maak je er een salto van.
Toen ik dertien was, de merchandising van Katie McGee inmiddels over de toonbank vloog en Mitch Tourniquet had geregisseerd en zich in het succes wentelde als een doorgetripte big in de modder, verhuisden we naar een huis in Beverly Hills dat Mitch op basis van ons beider inkomsten had gekocht. Zodra ik niet langer ver weg in de Valley woonde, stelde de jongen die Katie McGee’s oudere broer speelde me voor aan zijn vunzige rijkeluisvriendjes van de middelbare school, die me oppikten in de auto en meenamen naar feestjes en hun handen niet thuis konden houden. Mitch merkte waarschijnlijk niet hoe vaak ik weg was, want zelf was hij meestal ook de hort op. Soms kwamen we allebei ’s nachts om een uur of twee, drie thuis, allebei tamelijk ver heen ook, dan knikten we elkaar toe als twee mensen die elkaar in een hotel op de gang tegenkomen, deelnemers aan hetzelfde losbandige congres.
Maar ik had ook geluk: de docenten op de set van Katie McGee waren oké en raadden me aan te gaan studeren. Dat leek me wel wat, dus toen de serie afgelopen was, kletste ik me naar binnen bij New York University. Dat ik een tv-sterretje was hielp zeker ook een handje. Het was dat ik al klaarstond om te vertrekken toen Mitch overleed aan een overdosis, anders was ik waarschijnlijk in L.A. blijven hangen en had ik me ook dood gefeest.
En toen had ik weer geluk of misschien juist niet: na één semester kreeg ik een rol in de eerste Archangel-film. Soms vraag ik me af wat er gebeurd zou zijn als ik in plaats daarvan mijn studie had afgemaakt, gestopt was met acteren en in vergetelheid was geraakt, maar hoe had ik ooit van mijn leven het kolossale bedrag kunnen afslaan dat ze me voor de rol van Katerina boden? De rest is daarom allemaal niet relevant.

[…]

 

© Maggie Shipstead
© Nederlandse vertaling Marion Drolsbach, Lucie Schaap en Meulenhoff Boekerij bv, Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum