13 oktober verschijnt de nieuwe roman van Arie Storm, De harp, en 14 oktober wordt hij gepresenteerd bij Athenaeum Boekhandel Spui! Wees erbij, en lees een fragment.
Veertig jaar geleden heeft de held van dit verhaal in Amsterdam een onstuimige liefdesaffaire beleefd met de muzikale oudere zus van een schoolvriend. Als hij daaraan terugdenkt, is het alsof alles uit die tijd terugkeert. Dat is verwarrend, want hij is net bezig een roman te schrijven over Tom van Santen, een andere held uit de wereldliteratuur. Tom moet zien te voorkomen dat zijn schoonvader, oud-politicus Alfred W., zijn memoires publiceert. Zal het de verteller lukken zijn eigen herinneringen en zijn roman uit elkaar te houden? De twee verhaallijnen beleven een wonderlijke en sfeervolle apotheose in een klein kasteel in de Dordogne. De op het eerste oog kluchtige gebeurtenissen blijken ernstige consequenties te hebben – maar Arie Storm zou Arie Storm niet zijn als hij niet een zekere ironische luchtigheid zou weten te handhaven.
De harp, de nieuwe roman van Arie Storm, is volkomen zelfstandig te lezen, maar voor de fans van zijn vorige roman Schoonheidsdrift zit er genoeg herkenbaars in. De harp is een heerlijke, schokkende en komische roman
N.B. Eerder publiceerden we voor uit Schoonheidsdrift en Het horrortheater van de Nederlandse literatuur, en Maarten Dessing besprak dat boek, en uit Het laatste testament van Frans Kellendonk en Maans stilte. Fleur Speet besprak zijn Het schrijven van een roman. En hij lichtte voor ons zijn vertaling van John Banvilles De onsterfelijken toe.
Daar de meeste van de opgeroepen taferelen van dit verhaal zich afspelen in Amsterdam, op Terschelling en in de Dordogne, in Frankrijk, zou het een aangename taak zijn om bij wijze van begin vanuit mijn herinnering voor mijn lezer beschrijvingen te bieden van deze plekken, gevolgd door enige opmerkingen over de geschiedenis van de mensen die er hebben geleefd, en dan vooral in Amsterdam en op Terschelling, vanaf pakweg de zestiende eeuw, omdat in die tijd ons land schijnt te zijn ontstaan, al zouden enkele passages over de ongetwijfeld rijke historie van de Dordogne natuurlijk ook niet gek zijn. Alfred W., mijn aanstaande schoonvader en een van de personages in het boek dat je nu in handen hebt, zou het zo aanpakken, sterker nog: hij hád het zo aangepakt in zijn memoires, of in zijn memoir, zoals hij wat hij schreef zelf nogal modern typeerde. Een memoir is net iets anders dan zomaar wat memoires, legde hij me uit. Er zit een meer fictionele touch in, of toets – dat was zijn provisorische vertaling van ‘touch’. Hij werkte in de traditie van zijn literaire held Gerard Reve, die hij nog persoonlijk had meegemaakt in de jaren zestig en zeventig, zoals hij me met enige nadruk verzekerde, terwijl er voor mij geen enkele reden was om daaraan te twijfelen. Alfred zat in die tijd met zijn neus diep in de kunstenaars- en schrijversscene van Amsterdam, vertelde hij vaak. Toen was ik nog niet geboren en ik had dus zeker nog geen relatie met zijn dochter Fiona.Ik schrijf dit allemaal op voor mijn redacteur, die me telefonisch meedeelde dat er in het begin van de eerste versie van mijn manuscript nogal veel namen werden genoemd en niet helemaal duidelijk was wie nu eigenlijk wie was. Ik was een andere mening toegedaan. In deze tijd van haast en snel intredende verveling verkeert de romanschrijver meteen op achterstand. Een klein beetje uitweiding en toelichting en de lezer haakt af. De romanschrijver van nu doet er goed aan midden in zijn verhaal te springen met even weinig vertraging als hij zich zou toestaan wanneer hij in een trein springt die op het punt staat te vertrekken. Doet hij dat niet, dan werpt de lezer prompt het boek weg om zich weer te verdiepen in zijn telefoon.Maar ik heb geleerd mijn redacteur te vertrouwen, en laat ik daarom nog kort opmerken dat Alfred W. na zijn tijd in Amsterdam en in Den Haag, waar hij zat in verband met zijn politieke carrière (voor de vvd), naar Terschelling verhuisde; toen zat hij niet meer in de politiek, althans niet officieel. Het halve eiland had hij opgekocht, Alfred zat goed in de slappe was, en dat zit hij aan het begin van de wederwaardigheden waarvan ik hier kond zal doen nog steeds. In geval van een vrijkomende erfenis bij zijn overlijden zit ik al met al goed als levenspartner van zijn dochter, als ik dat tenminste nog steeds ben aan het eind van dit boek en de relatie niet onverhoopt op de klippen is gelopen.Alfred heeft twee kinderen uit zijn eerste huwelijk: de hier al ter sprake gekomen Fiona en een zoon: Pim, of Pimmetje, zoals hij ook wel wordt genoemd. Dat zijn nog jonge mensen in de kracht van hun leven, net zoals ik dat ben, Tom van Santen, de schrijver van dit alles. Hoewel, van dit alles? Er doet een ándere schrijver voortdurend zijn best om in te breken in mijn verhaal, maar hoe dat werkt wordt waarschijnlijk vanzelf duidelijk, dat wil zeggen: ik weet niet zeker of ik het zélf wel begrijp.Dit is niet de eerste roman die ik schrijf, maar de tweede. Naar mijn eerste zal vooral in het begin soms worden verwezen. Die speelde vrijwel in zijn geheel op Terschelling. Het is echter niet nodig dat de lezer die leest voordat hij zich in het boek dat hij nu in handen heeft stort. Die eerste roman schreef ik naar aanleiding van een schrijfcursus die ik op Terschelling bij de bestsellerauteur Julia Vis heb gevolgd, al moet ik toegeven dat ik er alleen maar de eerste les bij heb gezeten. Alfred W. heeft van die cursus, die hij ook volgde, misschien meer werk gemaakt, dat weet ik niet. In elk geval heeft hij bij mijn weten een korte relatie met Julia Vis gehad, maar het fijne weet ik daar niet van. Julia bleek nogal dol te zijn op mensen in het algemeen.Maar laten we een begin maken met dit tweede avontuur van Tom van Santen – dat ben ik dus zelf. Het is een zonnige dag in Amsterdam en Fiona keert van haar werk terug in het appartement dat ze met mij deelde of nog steeds deelt, daar wil ik niet op vooruitlopen, want ik hecht wel degelijk waarde aan een spannende plot. Van Julia Vis, mijn schrijfdocente, heb ik geleerd dat er nu eenmaal iets moet zijn wat de lezer ertoe brengt de bladzijden om te slaan, en dat je er met stijl alleen niet komt.
Voor veel mensen was het een droom een roman te publiceren, en mij was het gelukt die droom uit te laten komen. Ik geloof dat ik de enige was van de lui die de cursus van bestsellerauteur Julia Vis op Terschelling hadden gevolgd die het ook werkelijk tot een boekpublicatie had weten te schoppen: Tom van Santen, Blauwe lucht. Af en toe hield ik het boek verbaasd in mijn handen en dan zei ik zacht voor me uit: ‘Zo, Tom, dus nu ben je schrijver.’Dat feit begon pas echt tot me door te dringen toen ik zo’n vier maanden na het uitkomen van mijn roman wéér naar Terschelling – het Eiland des Doods – moest, naar de luxebungalow van Alfred W., mijn aanstaande schoonvader. Dat ik Alfred weer zou zien was best pikant, gezien het feit dat hij óók de cursus bij Julia Vis had gevolgd. De tijd die ik in zijn stulpje zou doorbrengen zou hij er ook verblijven; in feite was hij de reden dat ik ernaartoe moest. Alfred was de vader van mijn vriendin Fiona, zoals de lezers van Blauwe lucht zich nog zullen herinneren. Hij was de ouwe schavuit die op een ochtend bij het ontbijt aanschoof in De Meeuw, het vakantiehuisje waarin Julia Vis haar intrek had genomen toen ze haar schrijfcursus verzorgde, en daar verorberde hij, Alfred W. dus, een flinke hoeveelheid makreel. Niemand hoefde mij iets over die bejaarde gek te vertellen: ik was altijd doodsbang voor hem en zijn beruchte driftaanvallen. Maar goed, ik was verloofd met Fiona, onze relatie bloeide, en ik deed wat ze zei dat ik moest doen.De oplettende lezer en kenner van mijn debuut Blauwe lucht zal het al zijn opgevallen: er is iets opmerkelijks met mijn manier van schrijven gebeurd. Amateurs hebben het wel over iemands ‘schrijfstijl’. Dat zal ik niet doen, want het woord ‘schrijfstijl’ is een woord dat, ik schreef het al, alleen door amateurs wordt gebruikt. Mijn manier van schrijven is juist die van een professional geworden.
[…]
© 2022 Arie Storm