Leesfragment: De kaarten van madame Petrova

18 december 2022 , door Marjolijn Hof
|

Een van de meestgenoemde beste boeken in de eindejaarslijstjes van 2022 is Marjolijn Hofs De kaarten van madame Petrova, met illustraties van Annette Fienieg. Lees bij ons de eerste pagina’s.

Silke is samen met haar tweelingbroer Janis gevlucht uit angst voor de voorspelling van waarzegster madame Petrova. Het valt haar zwaar om te slapen in de buitenlucht, konijnen te stropen, en vodden te dragen. En wat als straks de winter komt?

Dan doet zich een buitenkans voor. Ze ontmoeten een echtpaar dat met een huifkar langs markten reist. Zij legt de kaarten voor wie graag wil weten wat de toekomst gaat brengen en hij heeft een beer die kan dansen. Silke wil zich bij hen aansluiten, en leren hoe ze zelf kaarten kan leggen, misschien dat ze zo haar angst voor de voorspelling kan overwinnen. Maar Janis vertrouwt het niet. Hoe kan Silke hem overtuigen? Kunnen ze bij elkaar blijven of gaan ze ieder hun eigen weg?

De kaarten van madame Petrova is het spannende en sfeervolle vervolg op Lepelsnijder.



 

En als ik het niet zie, nou, dan is het er niet

Marjolijn Hof, De kaarten van madame Petrova. Vignet door Annette Fienieg

Silke hield haar handen voor haar gezicht en snuffelde aan haar vingers, ze duwde haar neus in de holte van haar elleboog en daarna onder haar oksel. De geur van thuis was verdwenen, haar vel stonk naar aarde, zweet en opgedroogd konijnenbloed en ze kon boenen wat ze wilde, ze bleef het ruiken. Zolang ze geen zeep had werd ze niet schoon. Op de terugweg naar de slaapkuil had ze een poeltje gevonden. Het lag verscholen in de schaduw van een beuk. Ze had zich uitgekleed en nu zat ze te kleumen in het modderige water.
Precies eenendertig dagen geleden was ze met Janis van Holderstate vertrokken. Ze had de tel bijgehouden. Niet dat ze iets had om mee te schrijven, ze prentte het in haar hoofd en iedere morgen als ze wakker werd telde ze er een dag bij op.
Hoeveel konijnen ze had gevild was ze vergeten. Grote, kleine, bruine en grijze, ze smaakten allemaal hetzelfde als Janis ze had geroosterd: verbrand vanbuiten en niet gaar genoeg vanbinnen.

Vandaag had ze er twee uit haar strikken gehaald, een vette rammelaar en een mager scharminkel dat er oud en pezig uitzag. Het magere konijn had ze bijna laten liggen, maar ze mocht niet te kieskeurig zijn. Ze hadden vlees nodig voor vanavond en de reis van morgen, en alle beetjes hielpen.
Een gaai vloog klapwiekend op. Over een laaghangende tak rende een eekhoorn, een paar sprongen en hij was achter de stam verdwenen. Silke had nooit een eekhoorn gevangen, ze probeerde het niet eens. Minstens de helft was staart, en wat bleef er dan nog over? Niet genoeg om al die moeite voor te doen.
Nog even en het zou gaan schemeren. Silke stapte het water uit en wreef zich droog met haar omslagdoek. Ze haastte zich met aankleden. Kousen, smoezelig ondergoed en een jurk met te weinig knoopjes voor de knoopsgaten, zodat ze het lijfje scheef dichtknoopte en opnieuw moest beginnen.
Ze was bij het laatste knoopje toen ze geritsel hoorde. In de bosjes bewoog iets, een hoge uitloper zwiepte heen en weer. Een ree, dacht Silke. Of een vos die op de geur van dode konijnen was afgekomen. Tussen het groen klonk het hoge geschetter van een merel die alarm sloeg.
En toen een rasperige kuch.
Silke luisterde.
Nog meer geritsel. ‘Jezusmina,’ zei een mannenstem. ‘Het stikt hier van de bramenstekels, wat een klotezooi.’
Silke aarzelde. Ze moest weglopen, nu het nog kon. Maar de spullen dan? Haar tas lag aan de voet van de beuk en de konijnen lagen ernaast. Ze wachtte, heel even maar, en toen was het al te laat.
Een stroper kwam het struikgewas uit stappen. Hij had een ruige baard en wangen die donker waren van het vuil. Hij droeg twee dode vogels, de poten aan elkaar gebonden met een eindje touw.
‘Nou gaan we het krijgen,’ zei hij. ‘Een meissie.’ Hij liet de vogels vallen. Zijn hand ging naar zijn riem, hij trok zijn mes. ‘Heb je iemand bij je?’ Onder het praten keek hij schichtig om zich heen, met een snelle blik, zodat hij haar ondertussen in het oog kon houden. ‘Wat moet jij in je eentje in het bos?’ Hij ontdekte de konijnen. ‘Aha,’ zei hij. ‘Zit het zo. En wat hebben we hier?’ Hij pakte haar tas op en stapte naar voren. De punt van zijn mes wees naar Silkes keel. ‘Laat maar zien wat je hebt.’ Met een bruusk gebaar duwde hij de tas in haar armen.
Ze durfde hem niet aan te kijken. Haar handen trilden, ze kreeg de leren veter niet los. De stroper haalde uit. Zijn mes raakte haar duim, gleed onder de veter en sneed het leer door. Hij griste de tas uit haar handen en hield hem ondersteboven.
Silke keek naar haar vingers. Haar duim bloedde, een snee liep langs de knokkel naar beneden. Het bloed drupte op de rok van haar jurk.
De stroper had de tas leeggeschud. Hij raapte haar mes op. ‘Mooi,’ zei hij. ‘Zo goed als nieuw. En wat is dit?’
‘Een boekje,’ zei Silke.
‘Of ik dat niet kan zien. Denk je dat ik geen hersens heb? Wat staat erin?’
‘Gedichten,’ zei Silke.
‘Wat voor gedichten?’
‘Van mijn moeder.’
De stroper schopte het boekje naar haar toe. ‘Hou maar.’
Silke raapte het op en drukte het tegen haar borst.
‘Waar is je moeder nu?’ vroeg de stroper.
Silke durfde niet te liegen. ‘Dood.’
‘En je pa?’
‘Die ook.’
‘Tsss,’ zei de stroper. Hij kwam dichterbij. ‘En nou moet ik medelijden met je krijgen? Begon je daarom over je moeder?’
‘Nee,’ zei Silke.
‘Of denk je: zo’n onbehouwen kerel weet niks van gedichten? Denk je dat ik geen gevoel in mijn donder heb? Denk je dát?’
Silke wist niet wat ze dacht. Ze had geen tijd om na te denken. Ze keek naar de stroper en probeerde niet te laten merken hoe bang ze was.
‘Lees,’ zei de stroper.
Silke hield het boekje stevig vast.
‘Nou?’ zei de stroper. ‘Lees dan. Je hebt je moeder erbij gehaald en nou wil ik weten wat ze te zeggen had.’
Hij kon niet lezen, dat was het. Hij kon niet lezen en nu moest zij hem vertellen wat mama had geschreven. Silke sloeg het boekje open.
In nevelen de burcht gehuld,’ las ze.
Daarna hield ze haar mond. Het was haar lievelingsgedicht en ze wilde het niet met hem delen.
‘En verder?’ zei hij.
‘Verder…’ zei Silke. Ze probeerde iets te verzinnen. Nieuwe regels, nieuwe woorden.
‘Lees!’ zei de stroper.
Van smarten is mijn ziel vervuld,’ las Silke.
Eeuwig dool ik door het woud.
Mijn arme hart is dood en koud
.’
‘Allemachtig,’ zei de stroper. ‘Dood én koud! Wat een wijvenpraat.’ Hij haalde zijn neus op en spuugde op de grond. ‘Je boekie hoef ik niet en ik weet het goed gemaakt. Ik neem jouw mes en jij krijgt het mijne. Ik neem het vette konijn en dat magere mag je houden. Een andere vent had je slechter behandeld, maar ik laat een meissie niet achter met niks. Begrijp je wel? En als je zo nodig moet stropen, kijk dan beter uit de volgende keer.’ Hij liep naar de beuk, legde zijn mes aan de voet van de stam, greep het vette konijn en tilde zijn vogels op. Daarna dook hij de bosjes in. De takken ritselden en zwiepten heen en weer.
‘Dood én koud!’ hoorde ze hem zeggen. ‘Blij dat het mijn moeder niet is.’
Silke luisterde naar het ritselen en kraken, steeds verder weg. Tot het stil werd. De stroper was in het bos verdwenen.
Ze bekeek het mes dat hij had achtergelaten. Het was roestig en er zat een knik in het lemmet. Op de snede zat bloed, háár bloed en opgedroogde viezigheid. Ze stak haar duim in haar mond, maar ze geloofde niet dat het veel zou helpen. Zeep had ze nodig, en warm water en een schoon verbandje. Ze dacht aan thuis. In de badkamerkast lag hagelwit verband, heet gestreken en keurig opgerold. Als ze haar japon uittrok raapte een van de meiden hem op en de andere meid vulde de badkuip. ‘Komt u maar, mejuffrouw. Is het warm genoeg of zal ik nog een keteltje halen?’ Warm, nog iets warmer, tot het badwater begon te dampen.
Niet aan het keteltje denken, dat maakte alles erger.
Ze waren niet op de vlucht, zei Janis als ze over Holderstate begon. Ze waren de neven te slim af, zo moest ze het zien.
Het viel niet mee om het zo te zien. Helemaal niet nu ze een stroper was tegengekomen. Hij had haar kunnen vermoorden. Hij had haar keel kunnen doorsnijden en alles mee kunnen nemen. Janis had makkelijk praten. Terwijl hij op een boomstronk zat en aan zijn lepels werkte, liep zij de benen uit haar lijf om eten bij elkaar te scharrelen. En de neven? Die gingen rond deze tijd aan tafel in de eetkamer van Holderstate. Asserik en Koender aten soep en vis met gekookte peentjes in botersaus, de meiden brachten het eten rond en in de kroonluchter brandden kaarsen.
En zij was hier. In het bos.

[…]

 

Copyright © 2022 Marjolijn Hof

pro-mbooks1 : athenaeum