Leesfragment: De omwenteling

24 september 2022 , door Suzanna Jansen
|

28 september verschijnt het nieuwe boek van Suzanna Jansen, De omwenteling, of de eeuw van de vrouw. Lees bij ons een fragment!

Hoe verging het Betsy en haar dochters na Het pauperparadijs? Meesterverteller Suzanna Jansen, auteur van Het pauperparadijs, schetst in De omwenteling de afgelopen eeuw vanuit een nieuw perspectief: dat van de vrouw.

Op een ochtend in 1981 hangt Betsy Jansen-Dingemans een laken buiten. Het is geen wasdag en het laken is niet eens nat. Haar jongste dochter, de auteur, weet: mijn moeder stelt nu een daad, ze sluit zich aan bij de vrouwenbeweging. Betsy is geboren in 1922, het jaar waarin vrouwen voor het eerst kunnen stemmen. Toch tellen ze amper mee: ze krijgen minder loon, worden op hun trouwdag ontslagen en zijn bij wet handelingsonbekwaam. Honderd jaar later heeft haar dochter meer rechten en is haar wereld groter dan de huiskamer.

In geen enkele eeuw veranderde het leven van vrouwen zo sterk – en daarmee dat van ons allemaal. Vanuit het perspectief van haar moeder, haar oudere zus en zichzelf vertelt Suzanna Jansen hoe vrouwen leefden binnen de marges van ondergeschiktheid en dienstbaarheid, en hoeveel strijd het kostte zich daaraan te ontworstelen. Met het verstrijken van de tijd ontdekt Betsy dat een vrouw ook naar een ander leven mag verlangen.

In haar persoonlijke, meeslepende stijl legt Suzanna Jansen in De omwenteling de anatomie bloot van de tergend trage, maar niet te stuiten omwenteling van de emancipatie. En ze toont dat de genderverhoudingen van onze tijd hierin hun wortels hebben. Suzanna Jansen weet in De omwenteling als geen ander met een klein verhaal een grote geschiedenis te vertellen.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Wael. Ook besprak Pieter Hoexum Jansens Ondanks de zwaartekracht.

 

1948

Geluk

Uit: Suzanna Jansen, De omwenteling, of de eeuw van de vrouw

De wekker staat te vroeg en ze is eigenlijk ook allang wakker. Chris trekt haar naar zich toe voor een kus. Ze wil zich niet losmaken, maar het moet toch. Betsy heeft werk te doen. Snel gooit ze koud water over haar gezicht en schiet in de jurk die ze al heeft klaargelegd. Terwijl Chris zich scheert en zijn das knoopt, dekt zij de tafel. De nieuwe ontbijtborden, het schaaltje waarop ze de worst neerlegt. Ze snijdt alvast het brood. Van een afstandje kijkt Chris hoe ze in de weer is op deze eerste werkdag van hun leven samen.
Het theewater kookt, Betsy giet op. Ineens voelt ze zijn blik. Hij probeert een omhelzing.
‘Pas op, ik sta hier met hete thee!’
Ze lachen. Zijn ze daar samen aan het uitzoeken hoe dat moet, man en vrouw zijn.
Aan tafel vertelt Chris nog eens hoe laat hij thuis zal komen, wat ze natuurlijk best weet. En zij begint over de keukenkast die ingericht moet worden. Hij vraagt wat ze verder gaat doen. De boel natuurlijk, zegt ze. En de boodschappen. En het eten. Hij blijft verliefd kijken. Als hij zijn jas pakt, staat zij klaar met zijn lunchtrommel. Hij moet ervandoor. Echt. Ze duwt hem lachend en verstandig tegelijk richting deur.
‘Kom maar gauw weer thuis.’
Chris snelt de trappen af. Vanuit hun raam op de zolderverdieping kijkt ze toe als hij naar de fietsenstalling loopt, verderop in de straat. En ze blijft kijken tot hij speciaal om te zwaaien voor het huis langs rijdt. Daar gaat hij. Haar man. Op weg om voor haar de kost te verdienen. Ze ziet hem opgaan in de dagelijkse stoet van mensen die de wereld draaiende houden. Dan realiseert ze zich dat zij niet meer meeloopt.

Snel ruimt ze de ontbijtboel op. Twee borden, twee kopjes, tweemaal bestek. De theeblaadjes door de wc spoelen. Lapje over de tafel. Klaar.
Wat nu?
Haar collega’s zitten al achter hun tikmachines. De chef komt langs met zijn blik op een brief en roept in het wilde weg haar naam. Hij is vast vergeten dat ze er niet meer is. Nu moet hij dat nieuwe meisje roepen. Ach ja.
Betsy begint aan de dagelijkse taken. Beddengoed, afstoffen, vegen. Strijken hoeft niet, er is nog geen wasdag geweest, en dweilen is ook nog niet nodig. Dat ze deze zolderwoning hadden bemachtigd was een klein wonder. Beide families hadden geholpen met opknappen zodat het jonge paar een goede start kon maken. Er was een slaapkamer en een huiskamer, in de hoek een aanrecht met petroleumstel en spaarbrander bij wijze van keuken. Welbeschouwd is het voor twee mensen best ruim.
Na hun mooiste dag, toch een spannende bedoening, waren ze op huwelijksreis geweest, een paar dagen naar Limburg. Chris had als verrassing een rondvlucht boven Maastricht geregeld in een echt vliegtuigje. Betsy kon er niks aan doen, maar ze moest de hele tijd overgeven. In de bus werd ze ook altijd wagenziek. Zo bezorgd als Chris had gereageerd – het was niets dan wittebrood.
Ze zijn pas net in hun eigen huis getrokken, de spullen hebben nog geen kans gekregen vies te worden. Betsy herschikt de bloemen die haar moeder voor ze heeft klaargezet. Ze geeft de stekjes water. Daarna schuift ze wat heen en weer met het kleine tafeltje dat zijn plek nog niet heeft gevonden.
Om de hoek slaat de kerkklok halfelf. Koffietijd. Op kantoor loopt nu een van de meiden langs met de kan. Eerst de chefs en de bedienden, dan de tikkamer. De typistes wenden zich van hun papieren af wanneer ze een slok nemen, je wilt geen vlek op een brief die net klaar is. Ze drinken hun koffie snel snel tussendoor omdat pauzeren niet de bedoeling is. Betsy besluit er nu eens de tijd voor te nemen. Ze pakt een biscuitje uit de koektrommel die ze op de trouwerij met koek en al hebben gekregen, om te vieren dat het de eerste dag is. Ze gaat er geen gewoonte van maken natuurlijk, vanavond zal ze alleen Chris er een geven, anders gaat die biscuit veel te vlug op. Gedachteloos drinkt ze haar kopje alsnog in een paar teugen leeg. Cichorei-koffie, maar toch.
Dit is haar eerste eigen plek. Geen moeder die zich met haar bemoeit, geen vader die de spot drijft met haar gewoonte alles recht te leggen wat haar zusjes laten rondslingeren. Betsy heeft nog nooit een eigen kamer gehad. Ze is nooit alleen. En nu is er niemand, collega’s noch zussen, die door haar gedachten heen kwebbelt. Ze kijkt rond. Rust. Stilte. Heerlijk.
Nou ja, ook wel raar.
Ze ziet voor zich hoe de chef langs snelt op weg naar de beurs en zij hem tactisch aan de mouw moet trekken voor een handtekening onder een brief met haast. Ze heeft haar opvolgster geïnstrueerd hoe je hem het beste aan zoiets kan helpen herinneren. Zou het werken? Dat meisje heeft zo’n ander karakter dan zij. Afwachtender. Het had haar verbaasd dat de chef juist zo iemand had gekozen om haar op te volgen, alsof het hem niet veel uitmaakt wie zijn correspondentie doet.

In de witte envelop met diploma’s zat geen getuigschrift van mijn moeders laatste werkgever. Getuigschriften bestonden om aan een nieuwe baas te laten zien, maar Betsy was bij haar laatste betrekking weggegaan om nooit meer een baas te hebben.
Wat de hoogste positie was die ze had bereikt, stond nergens op papier. Ze was op 1 augustus 1946 bij de uitgever van dat Engelse blad vertrokken. Waar ze de laatste anderhalf jaar had gewerkt, viel niet te achterhalen. Ik stelde me voor dat ze een handdruk had gehad ten afscheid, een bloemetje van haar collega’s, en dat was dan het einde van haar korte carrière. Vanaf het moment dat ze, zesentwintig jaar jong, dat kantoor uit liep, was ze geen bediende, stenotypiste of correspondente meer, maar een verloofde, een bijna-echtgenote, een aanstaande huisvrouw. Oftewel: dat waarvoor ze bestemd was. Het een-na-laatste diploma in de envelop kwam van de R.K.-Vakschool St. Teresia en was een Getuigschrift van Bekwaamheid in Koken voor Huishoudelijk Gebruik. Het laatste diploma werd pas veertig jaar later toegevoegd.

Het is geen dilemma, het is een gegeven. Betsy houdt van haar werk. Betsy houdt van Chris. Ze kan niet allebei hebben. Diep vanbinnen vindt ze dat ze best nog had kunnen blijven werken zolang er geen kinderen zijn. Als ze ’s ochtends eerder opstond en bij het ontbijt vast de piepers jaste en de bonen dopte, kon ze ’s avonds snel genoeg het eten op tafel hebben. En het poetsen in een huishouden voor twee kon wel daarna. Ze zou haar taken natuurlijk nooit verwaarlozen, maar dan had ze in elk geval kunnen helpen met geld verdienen. Alleen is zoiets niet mogelijk. Op de dag na je bruiloft word je (v) nu eenmaal ontslagen. Zelfs al staat dat niet voor alle beroepen in de wet, er is geen fatsoenlijk bedrijf dat je wil houden.
Betsy had een keer een gehuwde collega (v) gehad. Ze had dat in vertrouwen gehoord. De man van die collega was ziek geworden, dus moest zij wel gaan werken. Er was geen keuze. De vrouw deed haar trouwring af als ze naar kantoor kwam. Wanneer iemand naar haar privéleven vroeg, verzon ze dat ze nog bij haar ouders woonde. Betsy had gezien hoe dat aan haar vrat. Die arme vrouw werkte hard en zorgde dat ze niet opviel, elke dag bang dat iemand haar haar brood zou ontnemen.
Eerlijk vindt Betsy het niet, dat verplichte ontslag. Maar zelfs al had haar werkgever haar willen houden, zij zou het Chris nooit aandoen. Alsof hij niet mans genoeg is om voor zijn eigen vrouw te zorgen. Het is spijtig, maar Betsy weet dat ze geluk heeft. Haar moeder heeft altijd moeten bijverdienen als poetsvrouw naast het werk in haar grote huishouden. Ze rende van hot naar her. Chris heeft gezworen dat dit voor Betsy nooit nodig zal zijn. De lieverd.
Klaar dus met dat gemijmer. Nu gaat zij voor hem zorgen als een goede vrouw. Ze spoelt het kopje af, veegt de denkbeeldige koekkruimels van de tafel, doet haar schort voor en begint met de keukenkast. Het wordt tijd om haar nieuwe werkplek eens goed in te richten.

Alle voorraad goed geborgen in bussen of flessen waarop de juiste namen zijn vermeld, dit alles altijd bergen op dezelfde plaats, dicht bij aanrecht of fornuis waar het zal moeten worden gebruikt, dát maakt het werk in de keuken tot een genoegen. Men moet met één greep bij elkaar kunnen vinden alle ingrediënten, die men gewoonlijk te samen gebruikt, dát spaart tijd en kracht. Om dit te bereiken is het misschien nodig een klein extra plankje te laten maken tussen twee kastplanken. Juist die smalle halve plankjes zijn zo geschikt voor busjes en potjes.

Dat stond in Geschenk voor het bruidspaar. De gemeente Amsterdam had dit gebonden boek cadeau gedaan aan alle echtparen die in 1948 in ondertrouw gingen. Mijn ouders hadden het niet bewaard, maar antiquarisch kon ik het nog vinden. Ik stelde me voor hoe mijn moeder het aandachtig had gelezen als welkome handreiking voor een beginnende huisvrouw die in de naoorlogse schaarste met distributiebonnen een eigen huishouding moest opzetten. Precies waarvoor het was bedoeld.

[…]

 

© 2022 Suzanna Jansen

pro-mbooks1 : athenaeum