Leesfragment: De tijdmachine van Marcel Proust

10 november 2022 , door Ieme van der Poel
| | |

Vanaf vandaag in onze winkels, een week voor de honderdste sterfdag van Marcel Proust (10 juli 1871 – 18 november 1922): Ieme van der Poels De tijdmachine van Marcel Proust. Een gids voor de moderne lezer van Op zoek naar de verloren tijd. Lees bij ons de eerste pagina’s, lees het voorwoord van Prousts De vijfenzeventig bladen en bekijk onze Franse literatuurpagina.

Honderd jaar na de dood van Marcel Proust (1871-1922) is het hoog tijd om het cliché van de wereldvreemde dandy die ellenlange zinnen schreef naar het rijk der fabelen te verwijzen. In De tijdmachine van Marcel Proust maken we kennis met de andere Proust: humorvol, erudiet, en sterk betrokken bij actuele culturele, sociale en politieke ontwikkelingen.

Aan de hand van zijn zevendelige meesterwerk Op zoek naar de verloren tijd trekt emeritus hoogleraar Ieme van der Poel een relevante parallel tussen de belle époque en onze eigen tijd. Ook de personages van Proust geven zich over aan de rage om te sporten in het groen, en verdiepen zich in de vraag naar de complexiteit van seksuele geaardheid. Net als de schrijver zelf omarmen ze de verworvenheden van de moderne tijd. Proust slaagt erin om de fictionele werkelijkheid die hij schiep uit te tillen boven haar historische kader. Proust, de woordkunstenaar, maakte ons een eeuw geleden al duidelijk dat taal niet onschuldig is en in het uiterste geval kan leiden tot uitsluiting en raciaal geweld.

N.B. Alles over Marcel Proust verzamelen we op zijn eigen Athenaeum-pagina, nieuwe Franse titels óver hem ook, maar zo ga je direct naar onze eigen stukken: lees dus een fragment uit Prousts De vijfenzeventig bladzijden, lees vertalers Désirée Schyns en Philippe Noble over In de schaduw van meisjes in bloei, en een fragment uit deel 1, De kant van Swann. Lees ook een fragment uit de concurrerende vertaling door Martin de Haan en Rokus Hofstede, Swanns kant op; ze lichtten ook hun versie van de eerste zin toe.

 

Inleiding
De tijdmachine van Marcel Proust

Honderd jaar na de dood van Marcel Proust (1871-1922) is het hoog tijd om het cliché van de wereldvreemde dandy die ellenlange zinnen schreef naar het rijk der fabelen te verwijzen. Dit roept de vraag op waarom het beeld van Proust als eenzelvige estheet, in weerwil van alles wat er in de afgelopen eeuw over hem is gezegd en geschreven, zo hardnekkig standhoudt. Voor een antwoord hierop kunnen we het beste te rade gaan bij Proust zelf. In ‘Een liefde van Swann’, een van de drie episodes uit het eerste deel van Op zoek naar de verloren tijd, raakt de kunstminnaar en collectioneur Charles Swann in vuur en vlam voor een demi-mondaine, Odette genaamd, omdat haar gezicht hem doet denken aan dat van een van de vrouwenfiguren op de fresco’s van Botticelli in de Sixtijnse Kapel. Voor Swann valt het voorwerp van zijn liefde samen met een kunstwerk. Er ontstaat een wisselwerking tussen beide, waardoor het onderscheid vervaagt tussen de vrouw van vlees en bloed en de schepping van Botticelli.
Van Proust is weliswaar een aanzienlijk aantal foto’s bewaard gebleven, maar slechts één geschilderd portret. Het stamt uit 1892 en is van de hand van Jacques-Emile Blanche. Proust was op dat moment eenentwintig jaar oud. Zo hij al enige bekendheid genoot, dan was dat uitsluitend als schrijver van societycolumns. Dat verklaart waarom Blanche de geportretteerde nadrukkelijk als een socialite heeft afgebeeld. Hij oogt op het schilderij veel etherischer en precieuzer dan op foto’s uit dezelfde tijd. Op het enige bewegende beeld van de schrijver dat ons rest, een kort filmfragment van een societyhuwelijk in La Madeleine in Parijs, dat enkele jaren geleden opdook uit een familiearchief, ziet de schrijver er zelfs een beetje shabby uit. Wanneer je hem in schokkerige beelden voorbij ziet komen, roept zijn verschijning onwillekeurig associaties op met Charlie Chaplin in The Tramp.
Dit beeld wordt bevestigd door een tijdgenoot van Proust, Bernard Faÿ. In zijn memoires herinnert deze zich hoe Proust, kort na de wapenstilstand van 1918, bij een ‘vredesdiner’ ten huize van graaf Etienne de Beaumont, ruim een uur te laat aan tafel verscheen: ‘De jas van zijn rokkostuum zat scheef, zijn witte das was gekreukt, twee vlekken prijkten midden op het front van zijn overhemd.’ Met de belofte van een schone das en een hagelwit, nieuw frontje stuurde men hem naar boven. Toen Proust geruime tijd later voor de tweede keer zijn opwachting maakte bij het dinerende gezelschap, was het euvel echter geenszins verholpen. Ditmaal zat zijn das scheef en op het schone plastron was op mysterieuze wijze opnieuw een vlek ontstaan.
Op het schilderij van Blanche daarentegen, onderstreept de witte gardenia die de schrijver in spe in zijn knoopsgat draagt zowel zijn elegantie als de voorname blankheid van zijn huid. Mede door de corsage doet het schilderij onwillekeurig denken aan Oscar Wilde, het prototype van een dandy in deze tijd. Proust hield veel van dit portret dat hij zijn leven lang bij zich hield. Volgens zijn huishoudster, Céleste Albaret, had de kunstenaar de auteur oorspronkelijk in zijn volle lengte afgebeeld, maar kreeg deze het schilderij, nadat hij het voor een tentoonstelling tijdelijk aan de maker had uitgeleend, zonder benen terug. ‘Hij vond zeker dat ik er zo spiritueler uitzag’, luidde het laconieke commentaar van Proust.
Nu de auteur van de Recherche inmiddels ook buiten de kring van zijn lezers een welhaast iconische status heeft verworven, is het portret van Blanche, dat tegenwoordig deel uitmaakt van de collectie van het Musée d’Orsay in Parijs, talloze malen gereproduceerd op affiches, boekomslagen, t-shirts en brillenkokers, tot mondkapjes aan toe. Zo sorteert de merchandising van Proust bij het massapubliek in deze tijd een vergelijkbaar effect als de ‘ver-botticellisering’ van Odette bij haar aanbidder Swann in de roman. Ook de schrijver Proust dreigt samen te vallen met een portret dat weliswaar fraai is, maar dat ons niets wijzer maakt over diens literaire genie en veelzijdige persoonlijkheid. Het ‘aura’ ontbreekt, om de ik-figuur uit de roman, meestal aangeduid als de verteller, te citeren. Hij doet deze constatering als hij na de dood van zijn geliefde grootmoeder haar laatste foto bekijkt. Haar liefdevolle blik, haar stem, haar hebbelijkheden, kortom, alles wat haar in zijn ogen zo uniek en daarmee onvervangbaar maakt, is daaruit verdwenen. Wat rest is het portret van een oude vrouw, dat op geen enkele manier recht doet aan de intensiteit van het gevoel dat het woord ‘grootmama’ bij hem oproept.
In De tijdmachine van Proust maken we kennis met een andere Proust, humorvol, erudiet, en sterk betrokken bij de actuele culturele, sociale en politieke ontwikkelingen van zijn tijd, de belle époque (1870-1914). Dat ook de ongekende technologische vooruitgang waarvan hij tijdens zijn leven getuige was hem in hoge mate boeide, blijkt al direct uit de opening van de Recherche. Om te beschrijven hoe de verteller, in een toestand tussen waken en slapen, de indruk heeft dat hij door tijd en ruimte vliegt, verwijst Proust naar The Time Machine (1895), de populaire sciencefictionroman van zijn tijdgenoot H.G. Wells. In plaats van de ingewikkelde machine waarmee de hoofdpersoon bij Wells de tijd als de vierde dimensie doorkruist, is er bij Proust sprake van een ‘toverfauteuil’. Een veelzeggende variant voor een auteur die weinig ophad met reizen en het liefst in de vertrouwde omgeving van zijn Parijse appartement bleef. In dezelfde passage komt ook een verwijzing voor naar The Horse in Motion (1878) van de Britse fotograaf Eadweard Muybridge. Door een aantal momentopnamen van een dravend paard achter elkaar te projecteren, slaagde Muybridge er als eerste in om beweging vast te leggen op beeld. Dit moment markeerde de geboorte van de film. Door juist aan het begin van Op zoek naar de verloren tijd naar het heden en zelfs de toekomst te verwijzen, maakt Proust ons duidelijk dat zijn grote roman veel meer behelst dan een enkele reis terug naar de idylle van een kindertijd op het Franse platteland of de geschiedenis van een jonge schrijver in spe, die zich pas aan het einde van alle zeven delen daadwerkelijk aan het schrijven zet.
De veelheid aan technologische veranderingen, die zo kenmerkend was voor de late negentiende eeuw, heeft bij Proust niet slechts een decoratieve functie, maar maakt ons als zijn lezers ook bewust van het verstrijken van de tijd. Dat is des te opmerkelijker omdat Proust, als modernist en in tegenstelling tot de schrijvers van het negentiende-eeuwse realisme, voor het overige iedere nadere tijdsaanduiding in de tekst juist zorgvuldig vermeed. Zo maken in de opeenvolgende delen van de Recherche de rijtuigen en koetsjes uit het begin van de roman plaats voor automobielen en worden de verteller en zijn geliefde Albertine op enig moment opgeschrikt door een brommend geluid dat zij niet thuis kunnen brengen. Groot is dan ook hun verrukking wanneer er een klein vliegtuig boven hun hoofd verschijnt. Wat later in het verhaal doet de verteller Albertine een pianola cadeau, nadat hij er eerder van had gedroomd om met haar te kunnen facetimen. ‘Haar stem klonk zoals de foto-telefoon van de toekomst die mogelijk zal maken: in de klank ervan was duidelijk het visuele beeld waarneembaar,’ zo lezen we in Meisjes in bloei.
De idee van de foto-telefoon ontleende Proust aan een van de futuristische romans van Jules Verne, die hij als kind verslonden had. Hoewel hij zijn telefoon thuis opzegde omdat de aanwezigheid van deze moderne vinding hem te zeer stoorde bij het schrijven, belette dit hem geenszins om in zijn roman juist een eerbetoon te brengen aan de mysterieuze dames van de telefooncentrale, die met hun stekkers en kabels de gewenste verbindingen tot stand brengen. In de verbeelding van de verteller nemen deze moderne, jonge vrouwen als de ‘Danaïden van het Onzichtbare, die onophoudelijk de duistere urnen van het geluid legen, vullen en aan elkaar doorgeven’ mythologische proporties aan, totdat een op bitse toon uitgesproken ‘Spreekt u maar!’ zijn droom ruw verstoort. Door middel van een metafoor legt Proust hier, zoals wel vaker, een verband tussen de technologische verworvenheden van de late negentiende eeuw en het – in dit geval, mythische – verleden. Maar ook de politieke ontwikkelingen van het moment waarop hij schreef leven voort in sommige van zijn beelden. Dat geldt bijvoorbeeld voor zijn beschrijving van de ontreddering die zich van de verteller meester maakt wanneer hij in een onbewaakt ogenblik zijn vermoeden van Albertines ontrouw bevestigd ziet: ‘Het voelt,’ zo schrijft Proust in 1915, wanneer Duitsland de onbeperkte duikbotenoorlog heeft afgekondigd, ‘alsof een schip op een rimpelloze zee plotsklaps door een torpedo wordt getroffen.’Lettres à sa voisine (2013), een verzameling brieven die Proust in de jaren 1908-1919 aan zijn bovenbuurvrouw schreef, valt op te maken dat de vrees voor de onzichtbare dreiging van een verbouwing boven je hoofd niet slechts aan hedendaagse stadsbewoners is voorbehouden, maar ook in het Parijs van de belle époque de gemoederen van de beter gesitueerden al danig bezighield.
Prousts fascinatie voor de technologische ontwikkelingen uit zijn tijd maakt het natuurlijk verleidelijk om je voor te stellen hoe de schrijver, als hij nu had geleefd, had kunnen profiteren van de technologische snufjes van tegenwoordig: wat zou een tablet niet een uitkomst zijn geweest voor iemand als hij, die uitsluitend in bed schreef; Twitter zou het hem mogelijk hebben gemaakt om zich simpelweg als volger van zijn societyvrienden op de hoogte te stellen van het Parijse mondaine leven, zonder zijn tijd te hoeven verdoen in de talloze salons – al zou de Recherche dan wellicht nog omvangrijker zijn geworden. En als Spotify al had bestaan, had Proust niet een heus muziekgezelschap hoeven laten opdraven om ’s nachts, aan de rand van zijn bed, het muziekstuk uit te voeren dat hij beschrijft in ‘Een liefde van Swann’.
De wijze waarop Proust de tijd waarin hij leefde in zijn roman gestalte gaf, maakt ons opmerkzaam op de verschillende punten van overeenkomst die er bestaan tussen de belle époque en onze tijd.

[…]

© Ieme van der Poel

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum