Leesfragment: Dit soort kleinigheden

28 juli 2022 , door Claire Keegan
|

Claire Keegans Dit soort kleinigheden (Small Things Like These, vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema), is al bekroond met de Orwell Prize, maar staat nu ook op de longlist voor de Booker Prize 2022. Lees bij ons een fragment!

Een virtuoos verhaal over moed - en de prijs daarvan - in het katholieke Ierland van de jaren tachtig.

December 1985. In een kleine stad op het Ierse platteland levert Bill Furlong, kolen- en houthandelaar, de bestellingen van zijn klanten af. Hij voelt zich gezegend met zijn eigen bedrijfje, een vrouw en vijf slimme dochters. Hij weet dat hij geluk heeft gehad. Zijn moeder werd op haar vijftiende zwanger het huis uit gegooid, maar kreeg als huishoudster kost en inwoning bij een rijke dame waardoor Bill als kind naar school kon. Op kerstavond bezorgt hij zijn laatste bestelling bij het plaatselijke klooster, waar de nonnen onder het mom van heropvoeding jonge vrouwen uitbuiten in de wasserette. Daar ontdekt hij iets wat leidt tot een beslissing die zijn leven voor altijd zal veranderen.

 

1

In oktober kleurden de bomen geel. Toen ging de klok een uur terug en staken de eindeloze novemberwinden op, die de bomen kaal bliezen. In de stad New Ross stootten de schoorstenen rook uit, die neersloeg en in rafelige, langgerekte slierten wegdreef alvorens te vervliegen langs de kades, en al snel zwol de Barrow, die donker was als stout, op door alle regen.
De mensen trotseerden het weer voor het merendeel vreugdeloos: de winkeliers en de vaklui, de mannen en vrouwen in het postkantoor en in de rij voor hun uitkering, die in de veemarkt, in het koffiehuis en de supermarkt, in de bingozaal, de cafés en de fish-and-chipszaken leverden allemaal op hun eigen manier commentaar op de kou en al die regen, en vroegen zich af hoe dat toch zat – zou het niet ergens door kunnen komen – want het was toch niet te geloven dat het alweer zo’n gure, koude dag was? Kinderen zetten hun capuchon op voordat ze zich op weg naar school waagden, terwijl hun moeders, die het inmiddels gewend waren met gebogen hoofd naar de waslijn te rennen, nauwelijks nog iets buiten durfden te hangen, er weinig vertrouwen meer in hadden dat ze voor donker ook maar één hemd droog zouden hebben. En dan werd het weer nacht en ging het vriezen en drong er een snijdende kou onder de deuren door naar binnen, die in de knieën beet van degenen die nog neerknielden om de rozenkrans te bidden.
Op de houtwerf wreef Bill Furlong, de kolen- en houthandelaar, in zijn handen en zei dat als het zo doorging, ze binnenkort nieuwe banden voor de vrachtwagen nodig zouden hebben.
‘Dat ding is dag in dag uit op de weg,’ zei hij tegen zijn mannen. ‘Eerdaags rijden we op de velgen.’
En zo was het. De ene klant was de werf nog niet af of de volgende diende zich alweer aan, of de telefoon ging, en bijna iedereen zei dat hij of zij graag wilde dat er meteen of zo gauw mogelijk bezorgd zou worden, en dat volgende week te laat was.
Furlong verkocht kolen, turf, antraciet, eierkolen en haardhout. Die werden per mud, half mud, of per hele ton of vracht besteld. Hij verkocht ook zakken briketten, aanmaakhout en gasflessen. De kolen leverden het vuilste werk op en moesten ’s winters elke maand worden opgehaald op de kade. Het kostte de mannen twee volle dagen om alles op te halen, te versjouwen en op de werf te sorteren en te wegen. Intussen waren de Poolse en Russische zeelui, die nauwelijks een woord Engels spraken, met hun bontmutsen en lange, dichtgeknoopte jassen een bezienswaardigheid in de stad.
In drukke tijden zoals deze deed Furlong de meeste leveranties zelf en liet hij de mannen op de werf de volgende bestellingen klaarmaken en de omgehakte bomen die de boeren hadden langsgebracht tot haardhout hakken. ’s Ochtends kon je het geluid horen van onafgebroken gezaag en geschep, maar als om twaalf uur de klokken voor het angelus luidden legden de mannen hun gereedschap weg, wasten ze het zwart van hun handen en gingen naar Kehoe’s, waar ze een warme maaltijd met soep kregen, en op vrijdagen fish-and-chips.
‘Jullie hebben ook brandstof nodig,’ zei mevrouw Kehoe vaak als ze staand achter haar nieuwe buffet het vlees sneed en met een van haar lange metalen lepels de groentestamppot opschepte.
De mannen gingen er maar al te graag zitten om wat te ontdooien en hun maag te vullen voordat ze een sigaret opstaken en de kou weer in doken.

 

2

Furlong had zich uit het niets opgewerkt. Uit minder dan niets, zouden sommigen zeggen. Zijn moeder was op haar zestiende zwanger geraakt toen ze als dienstmeisje werkte bij mevrouw Wilson, de protestantse weduwe die in het landhuis een paar kilometer buiten de stad woonde. Toen bekend werd dat zijn moeder in de problemen was geraakt, liet haar familie weten dat ze niets meer met haar van doen wilde hebben, waarop mevrouw Wilson, in plaats van haar de laan uit te sturen, tegen haar zei dat ze maar beter kon blijven en haar baantje zou behouden. Op de ochtend dat Furlong werd geboren, was het mevrouw Wilson die zijn moeder naar het ziekenhuis had laten brengen en hen samen weer naar huis had laten komen. Dat was op 1 april 1946, vandaar dat sommigen beweerden dat de jongen een lachertje zou worden.

[…]

 

© 2021 Claire Keegan
© 2021 Nederlandse vertaling Harm Damsma en Niek Miedema / Uitgeverij Nieuw Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum