Leesfragment: Dora’s dankbaarheid

18 augustus 2022 , door Ger Beukenkamp
| |

25 augustus verschijnt Ger Beukenkamps Dora’s dankbaarheid. Antwoorden aan Nicolien. Lees bij ons een fragment!

Na lang aarzelen besluit succesvol scenarioschrijver Ger Beukenkamp zich te wagen aan memoires. Dit keer voor de beroemde scenarist geen politicus, kunstenaar of koninklijke hoogheid in de hoofdrol, maar hijzelf. Nicolien Mizee bood hulp aan. Zij dicteerde Beukenkamp de beginzin van elk hoofdstuk. Zo ontstond Dora’s dankbaarheid: de behoedzame memoires van een toeschouwer. Beukenkamp volgt geen strak chronologisch tijdpad. Het leven van moeder Dora is slechts een dunne rode draad. De wereld begint bij de Peperstraat en details zijn mooier dan mythologieën. Beukenkamp slaat zijpaden in, maakt omwegen, vertelt verhalen, en hangt ondanks zichzelf de leermeester uit.

Dora’s dankbaarheid gaat over illegale medische experimenten, een ontmoeting met John Travolta, de schoonheid van conflicten, de angsten der Oranjes, een vergeten razzia in Amsterdam Noord, verlangen naar stilstand en seks als warme maaltijd.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Nicolien Mizee’s Faxen aan Ger De kennismaking, De porseleinkast, Allesverpletterende, Hoog en laag springen en Een licht bewoond eiland.

 

Beste Nicolien,
Zou Ger er iets voor voelen zijn memoires te schrijven? Zelf dacht hij aan een uitgave van de toneel- en televisieteksten van al zijn koningsdrama’s. Toneelteksten zijn het enige genre dat nog slechter verkoopt dan poëzie.
Een levensverhaal is echter altijd boeiend. Jij zou hem telkens een vraag kunnen sturen, waar hij schriftelijk op antwoordt. Na een tijdje heb je dan een boek. We zouden het met je volgende faxenboek kunnen presenteren, in een cassette. Ik wil het graag in de grijsblauwtinten houden. Hoe denk jij hierover?
Menno

Beste Menno,
Ger springt eerder van de Magere Brug dan dat hij iets over zichzelf vertelt. Na vijfentwintig jaar kauwgom trekken en dwingend ondervragen weet ik nog altijd bijna niets van hem. Ik denk echter dat jij kans van slagen zou hebben als je het als volgt aanpakt: je nodigt hem onder vage voorwendselen uit voor een bezoek aan de uitgeverij. Ger woont bij jullie om de hoek. Ontvang hem dan in jullie mooiste kamer op de uitgeverij. Trek dat taupekleurige tweedjasje aan, op een wit overhemd. Zit aan het bureau. Begin over een autobiografie. Ger zal gaan uitleggen dat hij dat niet wil, want het is koketterie en ijdeltuiterij en daarbij heeft hij nooit iets meegemaakt. Iedereen wil over zijn vader of moeder schrijven – nou hij niet! Er zijn te veel slechte voorbeelden. Doe of je luistert en kom langzaam omhoog. Trek dat jasje uit, neem met één bil plaats op de hoek van het bureau en begin over Zweig en Nabokov. Schudt wat citaten uit je mouw. Trek boeken uit de kast (dan kan hij ook je achterkant goed zien).
Op die manier maak je een gerede kans.
Natuurlijk doe ik alles wat in mijn vermogen ligt om dit plan te doen slagen. Kun je me nog tien exemplaren van mijn laatste ‘Faxen aan Ger’ sturen?
Nicolien

Godsamme Nicolien,
Menno van Van Oorschot heeft me gevraagd mijn levensverhaal op te schrijven. Dat heb jij hem natuurlijk opgedragen. Dat heb ik maar even in het midden gelaten. Denk je niet dat hij veel meer belangstelling voor een roman over scenarioschrijven zou hebben? We zouden een en ander ook nog kunnen combineren. Ik hou van een hybride vorm. Er zouden ook plaatjes bij moeten.
Ger

Hoi Menno,
Ger lijkt niet helemaal onwelwillend, maar het zal lastig worden. Hij wil altijd de vorm aan diggelen slaan. Dat willen heel veel mannen. Eeuwenlang hebben we genoeg aan een octaaf, maar dan komt er weer een man met een ‘toonklok’ of een toonladder met twaalf tonen en zitten we decennia met onze oren dicht in de concertzaal. Ger is weliswaar homo, maar hierin is hij een echte man. Ik wil graag dat zijn boek begint met: ‘Op een zonnige dag fietste mijn moeder naar de kraamkliniek.’ Ger heeft het echter over een roman over scenarioschrijven ‘in een hybride vorm’. Ik raad je aan een tweede ontmoeting te arrangeren. Trek dat roze overhemd aan. Drie knoopjes open.
Wij ook weer ’s afspreken?
Nicolien

Lieve Nicolien,
Weer even bij Menno geweest om over wat dan ook te praten. We probeerden een niet al te suffe vorm voor mijn autobiografie te vinden. Ik had net de onleesbaar slechte autofictie Inside Story van Martin Amis doorgebladerd. Zo dus niet!
Toen riep Menno – ik had de jas al aan – ‘En als Nicolien nou ’s jou de eerste zin van elk nieuw hoofdstuk opgeeft? Zij begint en dan ga jij verder.’
Ik weet haast wel zeker dat hij dit idee niet van tevoren had bedacht. Zo gaat dat, sterke vondsten dienen zich patsboem aan. Ik mag weliswaar van jou niet te veel met vormen en met afwijkende structuren bezig zijn, maar dit eerste-zinidee vind jij ook leuk, denk ik.
Dat was heel goed van Menno.
Deal?

 

1
Op een zonnige dag fietste mijn moeder naar de kraamkliniek.

Het is een goede eerste zin, maar bezijden elke waarheid. Moeder heeft in haar hele leven geen enkel rijwiel aangeraakt. Nu pas verbaast mij dat. Waarom pakte ze nooit een fiets om even snel naar haar ouders in de Cliffordstraat te gaan? Waarom niet op zondag een rondje door het Vliegenbos en het Blauwe Zand?
Er kwamen sowieso weinig fietsende moeders voorbij in Amsterdam-Noord, want de bakker, de paardenslager en de groenteboer, die ter plekke je aardappelen schraapte, zaten ook op onze dijk, dus daar kon je lopend heen. Alles ging te voet of met de bus. Een rijbewijs heeft moeder Beukenkamp ook nooit gehaald.
En dan: een hoogzwangere vrouw op een fiets? Gevaarlijk. Als beeld kan zoiets nog wel iconisch worden op de cover van een roman of als affiche van een polderfilm. Er staat trouwens niet in deze eerste zin dat de vrouw hoogzwanger is, dat verzin ik er maar bij.
Mijn moeder heette Dora.

Je schrijft ‘op een zonnige dag’. Dat klopt wél. Ik ben geboren op de zomerdag 31 juli in het Julianaziekenhuis – dus geen kraamkliniek – in de Ter Haarstraat. Dat is een smalle, vergeten straat, vernoemd naar een ook al vergeten dichter-theoloog die in 1853 met zijn antikatholieke Aprilbeweging de val van het eerste kabinet-Thorbecke bewerkstelligde. Een dergelijke historische achtergrond kon mijn moeder niks schelen en mij ook niet. Maar informatie is intussen erg bereikbaar geworden, dus zoek ik op hoe het zat met de politieke activiteit van dominee Bernard ter Haar: ondoorgrondelijk gecompliceerd. Werd hij onder druk gezet door zijn onwettige en antiroomse kinderen? Lokte koning Willem iii de val van de veel te liberale Thorbecke uit? Had de minister-president er zelf genoeg van? Nergens een duidelijk antwoord.
Aan het eind van de Ter Haarstraat, hoek Bilderdijkgracht, stond een kerkachtig gebouw, een vesting leek het. Iedereen dacht dat dit ziekenhuis de naam droeg van koningin Juliana, maar het betrof Juliana van Stolberg, de moeder van Willem van Oranje.
Hoe kwam Dora, zwanger zijnde, vanuit Noord in die verre Ter Haarstraat terecht? Wie had haar gebracht? Er was nog geen IJ. of Coentunnel. En waarom koos ze voor een protestants-christelijk ziekenhuis? Dora had niks met welke kerk dan ook. Volgens haar evangelie was de Bijbel in elkaar gezet door een stel handige joden, Jezus was ook maar een zielenpiet en paters en nonnen waren sadisten. Deed mijn geboorte Dora pijn? Van wie kreeg ze bezoek? Wat zag ze als ze vanuit het kraambed naar buiten keek? Kwam mijn vader langs met mijn driejarige broer? Werd ik te vroeg of te laat geboren?

Als scenarioschrijver houd ik me graag bezig met de verhouding tussen waar en niet waar. Wat zijn feiten en hoe moeten we de feiten van gisteren interpreteren? Hoe zat het nou werkelijk met de Aprilbeweging van Ter Haar? Bestaan feiten wel zonder de interpretatie ervan?
Feit tegenover fictie, werkelijkheid tegenover bedenksel, sprookje tegenover based on a true story: dat is een warboel waar een biograaf of een schrijver mee te maken heeft, zeker als hij zich bezighoudt met een moeder op een fiets. Alles is waar, tot het moment dat je toekijkt vanuit een andere straathoek, vanuit een rijdende auto of via een drone. Waarheidszoekers (ik dus ook) vissen aan de rand van een troebele vijver, waarbij er soms een goudvis aan de haak hangt, maar veel vaker een slijmerige plant die niet los wil van de bodem.

Het zou natuurlijk kunnen dat Dora Dekker – moeders meisjesnaam – één keer geprobeerd heeft per fiets naar een kraamkliniek te gaan. Is ze toen gevallen? Veroorzaakte dat een miskraam die koste wat kost verzwegen moest worden? Werd ze uitgelachen om die valpartij? Hoe dan ook, Dora’s totale fietsloosheid kan niet bevestigd of bewezen worden. Later werd ze nogal zwaar en zou ze waarschijnlijk snel omvallen.
Was moeder wel zwanger op die fiets? Dat hoeft natuurlijk niet. Maar welke aanstaande moeder ging zij dan bezoeken? Ze had nauwelijks vriendinnen. Wel een zuster, maar die had al twee puberjongens en was weduwe. De man van die zuster – mijn tante – was door een teleurgestelde nsb’er vermoord in de Kinkerstaat op 2 mei 1945. Dat zijn wel echte feiten.
Mijn vader had ook een zus. Direct na de oorlog namen mijn ouders het gezin van deze tante Stien op. Zij, haar man en drie kinderen waren vanuit een jappenkamp via Australië terug naar Nederland gehaald en moesten worden ondergebracht. Misschien was deze tante zwanger en lag zíj in een kraamkliniek? Dat is ondenkbaar, want de doorstane ontberingen op Java hadden tante Stiens lichaam kapotgemaakt. Ze had geen vierde kind kunnen baren. Stien is later ook heel dik geworden, herinner ik me. Ik mocht nooit bij haar op schoot zitten.
Er is ook nog de mogelijkheid dat de moeder op de fiets wel zwanger is, maar dat zelf niet weet. Maar wie is er dan wel op de hoogte van dat feit?
Nog een vraag: hoe oud is mijn fietsende moeder? Achttien jaar? Maar ook toen ze jong was fietste Doortje niet. Ze vertelde weleens hoe ze na een dansavond of een zangrepetitie haar knellende schoenen en kousen uittrok en dan blootsvoets terug liep naar huis, vanaf de Brakke Grond aan de Nes, over de Dam, door de Haarlemmerstraat, naar de Staatsliedenbuurt. Dat is een heel eind. Wel samen met een vriendin en naar ik aanneem onbedaarlijk giechelend.
Op oude foto’s van het Julianaziekenhuis in de Ter Haarstraat zie je een in zichzelf gekeerde façade uit de negentiende eeuw, een bakstenen gevaarte met een onverwacht weelderig balkon zonder uitzicht. Ik wilde zo’n dertig jaar geleden mijn geboorteplek weleens bekijken. Daar stond ik, op een winderig stukje niks. Het robuuste gebouw was afgebroken. Hier en daar waren schuurtjes neergekwakt en wildparkeerders hadden vrij spel.
Gisteren ben ik er nog eens heen gegaan, met de fiets (!) over de wanordelijke Rozengracht, daarna schuin de De Clercqstraat overstekend en dan – iets wat geen mens ooit doet – rechtsaf de Ter Haarstraat in. En daar, waar ik ter wereld kwam, staat nu een stralend U-vormig flatgebouw: een brutale architectonische triomf. Prettige flats, met grote vensters op het westen, dus altijd een rossige avondzon. Daar woont ene J.M. Berclauw, lees ik, en er staan ook huisdieren op de naamplaatjes vermeld. Ben ik hier geboren?
In de Bilderdijkgracht drijft een mobiele poep-en-piscabine, zo’n ding waar bouwvakkers en wegwerkers terecht kunnen. De buurt heeft dit smerige hutje de gracht in geduwd, omdat die dingen altijd te laat worden weggehaald. Ik zie een stukje van de witte achterkant dat uit het water omhoogsteekt. De naam Boels staat erop. Het doet denken aan een afgedreven foetus.
Er bestaan nauwelijks foto’s van mij uit de eerste acht jaar van mijn leven: eentje maar, samen met mijn broer, genomen door een schoolfotograaf in 1951.

Ger en zijn broer, 1951. Uit: Ger Beukenkamp, Dora’s dankbaarheid

 

© Copyright 2022 Ger Beukenkamp, Amsterdam

pro-mbooks1 : athenaeum