Leesfragment: Een licht bewoond eiland. Faxen aan Ger 5

19 mei 2022 , door Nicolien Mizee
|

20 mei verschijnt Nicolien Mizees Een licht bewoond eiland. Faxen aan Ger 5. Lees bij ons een fragment!

In Een licht bewoond eiland zijn we met de faxen aan Ger aanbeland in het jaar dat Nicolien Mizees eerste boek, Voor God en de Sociale Dienst, verschijnt. En daarmee betreedt ze de wereld van boekpresentaties, optredens en interviews. Dat leidt tot verwarring en twijfels die gedeeld moeten worden. Want de grote wereld is geen plek waar Mizee zich graag ophoudt. Ze zoekt naar bezielde afzondering: misschien geen onbewoond eiland, maar een licht bewoond eiland.

  • ‘Onverbeterlijk grappig en invoelbaar.’ — Trouw
  • ‘Het blijft steeds boeien en kraken en schuren.’ — De Groene Amsterdammer
  • ‘De faxen van Mizee doen denken aan brieven van Reve.’ — de Volkskrant
  • ‘Slim, geestig en onverbiddelijk eerlijk.’ — NRC Handelsblad *****

N.B. Eerder publiceerden we voor uit De kennismaking. Faxen aan Ger 1, De porseleinkast. Faxen aan Ger 2, Allesverpletterende. Faxen aan Ger 3, Hoog en laag springen. Faxen aan Ger 4, Nicolien Mizee’s Vogelboek, Moord op de moestuin en De grote wil en andere schrijflesverhalen. Daarnaast besprak Fleur Speet Moord op de moestuin voor ons.

 

Haarlem, donderdag 24 februari 2000

Allesverpletterende,

Charlie is niet te spreken over mijn boek en dat zal hij me laten weten.
‘Je geeft de lezer geen seconde adempauze. Het gáát maar door.’
En toen begon hij weer over An Angel at my Table van Janet Frame.
Qua inhoud (door jou ooit samengevat als: lelijk eendje wordt zwaan) lijkt het wel wat op mijn boek maar de stijl is een beetje vreemd. ‘Mijn gebit was nu bijna volledig verrot’, staat er. Maar daarvóór hebben we nog niets over slechte tanden gehoord. Ik terugbladeren, nee hoor, niks over tanden. Terwijl rotte tanden zo verschrikkelijk zijn dat je er een heel boek aan zou kunnen wijden. (Wat ook wel gebeurd is.)
‘Mijn zusje was zowel uiterlijk als innerlijk het tegenovergestelde van mij.’ Ja, hoe dan? Elke keer als ik wil weten hoe het nou precies zit, komen er lange, poëtische beschouwingen van de rol van het schrijven in haar leven. Het verlangen naar poëzie, religie, ‘naar hoge sterren reiken’, is begrijpelijk voor een mens in gevangenschap (gevangen in wanhoop, waanzin, en in het geval van Janet Frame in een inrichting), maar juist die ‘hoge sterren’ zijn niet in woorden te vatten. Je hebt er een speciale taal voor nodig, die van de ironie of de vergelijking. In de film, die ik erg mooi vond, vervallen die bezwaren. Daar zie je gewoon die rotte tanden.

Ik kreeg het gesprek met Charlie maar niet in een andere richting gedirigeerd. Welk onderwerp ik ook aansneed, Charlie begon steeds over mijn ‘ijzeren rationalisme en eeuwige gelijk’.
‘Jij bent voor je partner natuurlijk moeilijk om mee om te gaan. Dat rédelijke ook de hele tijd. Je bent vreselijk redelijk. Maar van je partner wil je weleens dat ze ónredelijk is. Dat ze zich blootgeeft.’
Zou ik iets verkeerd doen? Zou je al je vrouwelijke charme verliezen als je je al te kameraadschappelijk opstelt?
Bloemen krijg ik ook al lang niet meer. Hij liet de rozenman passeren zonder hem een blik waardig te keuren. En in plaats van stennis te schoppen, laat ik alles maar passeren, waardoor het alleen maar erger wordt. Misschien had ik gewoon om een roos moeten vragen.

Wat een werk is zo’n boek!
Net ging de telefoon. De fotograaf van Nijgh & Van Ditmar wilde een afspraak maken bij mij thuis.
‘Bij mij?’ vroeg ik verbaasd. ‘In mijn huis? Kan ik niet beter bij jou komen? Woon je een beetje in het centrum van Amsterdam?’
‘Ja, in de Rozenstraat.’
‘O, bij het coc.’
‘Ik woon náást het coc.’
En ik had me al zo vaak afgevraagd wie daar woonde!
Ik sprak af voor dinsdagochtend, wat, bedacht ik later, helemaal niet handig is want ik ben ’s ochtends nou niet bepaald op mijn best, en ik wil wel een beetje behoorlijk op die foto staan.
Daarna kwam Sybren onverwacht langs. Nog voor ik hem kon begroeten, ging de telefoon.
‘Ja met Paul. Zeg, ik heb nog wat aan die tekeningen gedaan. Ben je er om zeven uur?’
‘Nee,’ zei ik.
‘Maar je bent er nu. Kan ik ze nu komen langsbrengen?’
‘Ja, dat kan wel,’ aarzelde ik.
Tien minuten later stond Paul J. in de deuropening met een grote map.
‘Paul, Sybren,’ zei ik.
‘Paul,’ zei Paul en stak een grote hand uit, terwijl hij verwonderd naar Sybren keek. Hij ziet me al twintig jaar alleen.
Hij reikte me de map en verdween na een gemompelde groet.
‘Leuke man,’ grinnikte Sybren, ‘echt een schilder.’
‘Het zijn tekeningen voor het omslag van het boek. Zullen we er samen even naar kijken? Daar zou je me geweldig mee helpen.’

Nu, hij had er nog veel aan gedaan, Paul. Bovendien had hij ze allemaal in passe-partouts gestoken, waardoor het meteen beter oogde.
We bekeken ze. Sybren kon heel goed uitleggen wat er wel en niet goed was aan een tekening, wat ik heel knap vond. Dat moet ik toch ook eens leren. Ik weet wel wat ik wel of niet mooi vind, maar ik heb geen woorden tot mijn beschikking om uit te leggen waar hem dat in zit. Misschien omdat ik er ‘geen verstand van heb’. En ik heb er zelf altijd zo’n hekel aan als mensen dat zeggen met betrekking tot mijn boek!
Ik maak me nu al drie weken druk om dat omslag, maar ik weet niks van vormgeving dus ik zeg steeds dat ik wil dat het ‘gewoon in orde’ is. Maar ja, wanneer vind ik nou iets ‘gewoon in orde’? Ik vind juist nooit iets gewoon in orde! God is in orde, jij bent in orde en je studeerkamer is in orde en dan hebben we het gehad.

Dus daar stonden Sybren en ik boven de schetsen en maakten een snelle selectie. Sommige waren heel mooi maar niet geschikt. Alleen de laatste was in staand formaat. En precies in de kleuren waar ik van houd.
‘Die is goed,’ zei Sybren.
Ik viel hem om de hals.
Het poppetje vind ik daar weer minder geschikt van, maar dat maakt niet uit, daar moet-ie dan maar een ander poppetje op plakken.
Als de uitgeverij een ander omslag wil, bemoei ik me er verder niet meer mee. Dan heb ik mijn best gedaan, en dat is het dan.

 

© Copyright 2022 Nicolien Mizee, Haarlem

pro-mbooks1 : athenaeum