Leesfragment: Hannibal in de Alpen

08 januari 2022 , door Jona Lendering
| |

18 januari verschijnt het nieuwe boek van Jona Lendering, Hannibal in de Alpen. Lees bij ons de Inleiding, en bekijk de filmpjes ter plaatse van Lendering.

In het najaar van 218 v.Chr. trekt de Karthaagse veldheer Hannibal in vijftien dagen over de Alpen. Zijn vijanden, de Romeinen, waren hier nauwelijks op voorbereid en door deze operatie veranderde het verloop van de Tweede Punische Oorlog (218-201 v.Chr.).

De vraag over welke pas het Karthaagse leger Italië binnenviel, houdt de gemoederen al twee eeuwen bezig. In Hannibal in de Alpen benut Jona Lendering het op zich onbeduidende vraagstuk om te tonen waar oudheidkundigen zich zoal mee bezighouden. De overlevering van antieke teksten, de stereotypen waarvan antieke auteurs zich bedienden, klimaatreconstructie, het antieke landschap en de darmflora van zoogdieren behoren tot de onderwerpen die aan de orde komen. Hannibal in de Alpen gaat over de oudheid maar vooral over de veelkleurigheid van de oudheidkunde.

N.B. We publiceerden eerder voor uit Bedrieglijk echt, Xerxes in Griekenland en Het visioen van Constantijn, en uit  Israël verdeeld, en dat bespraken we ook. We spraken destijds met Lendering en co-auteur Arjen Bosman over De rand van het rijk, en over De klad in de klassieken.

(Bekijk alle zeven filmpjes van Jona Lendering, waarin hij in wintersportdorpjes in de regen in een Tunesische kashabia tegen een camera staat te praten.)

Inleiding

hannibalisme (het; o)
  1. speurtocht naar de pas waar de Karthaagse generaal Hannibal de Alpen overstak
  2. onderzoek op basis van ontoereikende data
hannibalist(e) (de; m,v; meerv.: hannibalisten)
  1. iemand die zoekt waar Hannibal de Alpen overstak
  2. (pej.) iem. die een onbeantwoordbare vraag onderzoekt

Karthago bestaat nog steeds. Het is een wat slaperig Tunesisch stadje met veel mediterraan groen. Vrijstaande huizen met witte muren. Wat winkels en cafés. Een strand vol grind. Antieke ruïnes, waarvan die uit de Romeinse periode opvallender zijn dan die uit de tijd waarin Karthago de hoofdstad was van een wereldrijk rond de westelijke Middellandse Zee. Maar ook al zijn de oudste ruïnes weinig markant, een tempel, een stadspoort, wat huizen, een begraafplaats en twee havens zijn herkenbaar. De bewoners zijn dan ook trots op dat vroegste verleden en hebben de straten vernoemd naar de oude goden (Rue Astarte), vorsten (Avenue Didon) en magistraten (Rue des suffetes). Er is een Lycée Hannibal, een Restaurant Le Punique, een Boulangerie Salammbo, een Sophonisbe Club. En wie met het treintje vanuit het nabijgelegen Tunis komt en uitstapt op station Dermech, zal zien dat een van de muren is versierd met een reeks olifanten.

Hannibals olifanten bij station Dermech. Uit: Jona Lendering, Hannibal in de Alpen.Hannibals olifanten bij station Dermech.

Zelfs voor de huidige Karthagers zijn Hannibal en zijn tocht over de Alpen, op de grens van Frankrijk en Italië, belangrijk. Dat is niet alleen opmerkelijk omdat er dichter bij huis toch ook het een en ander is gebeurd, maar ook omdat de Karthaagse generaal in de Arabische wereld lange tijd volkomen vergeten is geweest. Zelfs de grote middeleeuwse geleerde Ibn Khaldun, die lange tijd in Tunis leefde en een geschiedwerk schreef, vermeldt Hannibal niet. De Karthaagse generaal is in het huidige Tunesië pas in het vizier gekomen in de tijd van het Franse kolonialisme. Hierdoor werd het meest Franse aspect van zijn leven, de oversteek van de Alpen, onderdeel van het Tunesische verleden.
De tocht door het westelijke Alpengebied, ergens in het najaar van 218 v.Chr., is de beroemdste gebeurtenis uit de Karthaagse geschiedenis. Na een eerder conflict, waarin de Karthagers Sicilië en Sardinië hadden verloren aan de Romeinen, was opnieuw oorlog uitgebroken. Hannibal verraste zijn vijanden door vanuit het huidige Spanje over de Pyreneeën, Rhône en Alpen op te rukken naar de Povlakte. Die operatie veranderde het aanzien van deze Tweede Punische Oorlog. De Romeinen hadden zich voorbereid op een oorlog overzee, maar moesten nu vechten in Italië. Vooral de slag bij Cannae, waarbij de Karthagers ruim 45.000 vijanden om het leven brachten, is berucht geworden. Evengoed bleek Hannibals opmars naar Italië een misrekening. Hij had zijn leger geleid naar een plaats waar het zelden versterkingen kon ontvangen en de onvermijdelijke verliezen niet kon compenseren. De Romeinen konden dat wel, veroverden bovendien Hannibals basis in Iberië en brachten de oorlog over naar Afrika. Toen de Romeinse generaal Scipio Africanus in de beslissende slag bij Zama (in westelijk Tunesië) Hannibal had verslagen, waren de Karthagers voor de tweede keer gedwongen tot een vrede op Romeinse voorwaarden. Later zou nog een Derde Punische Oorlog volgen, die eindigde met de verwoesting van Karthago. In de drieënveertig jaar die de drie oorlogen samen duurden, vormt de overstreek van de Alpen slechts een korte episode.
De bergtocht was ook niet zo uniek als wel wordt beweerd. Het was weliswaar lastig een leger over bergen te voeren, maar onmogelijk was het niet. Een eeuw eerder had Alexander de Grote een groter leger geleid over de Hindu Kush, van het huidige Kabul naar Kunduz. De Alpen waren niet moeilijker. De Romeinse geschiedschrijver Titus Livius weet dat Gallische stammen bij vijf gelegenheden in de zesde en vijfde eeuw v.Chr. over het gebergte zijn gekomen. Hun aanwezigheid op de Povlakte is op allerlei manieren bewezen. Twee volgende Gallische invasies, in 225 en 222 v.Chr., zijn zelfs goed gedocumenteerd. Elf jaar na Hannibal zou zijn broer Hasdrubal eveneens de Alpen oversteken. Zo bijzonder was Hannibals operatie ook weer niet.
Dat de tocht over de Alpen desondanks tot in Tunesië ging gelden als militair hoogstandje, heeft een eenvoudige verklaring. Livius en zijn voorganger Polybios presenteren het op die manier. En ze presenteren het zo omdat de Romeinen er niet voldoende op waren voorbereid. Ze leken hun achterdeur open te hebben laten staan. Geschiedschrijvers met sympathie voor de Romeinse zaak benadrukten daarom dat de operatie grensde aan het onmogelijke, implicerend dat het de Romeinen niet kwalijk viel te nemen dat ze er geen rekening mee hadden gehouden. Omgekeerd benutten auteurs met sympathie voor Karthago de onderneming om de loftrompet te steken over een generaal die zijn mannen had geïnspireerd tot het vrijwel bovenmenselijke. Om uiteenlopende redenen benadrukken de bronnen dus de praktische moeilijkheden, die het verslag natuurlijk ook extra boeiend maakten.
Want boeiend is dat stoere verhaal over olifanten in de sneeuw natuurlijk wél. Hannibals tocht over de Alpen is daardoor een van de weinige oudhistorische onderwerpen waarvan iedereen een beeld heeft. Dat heeft er weer toe geleid dat oudhistorici en lokaalpatriotten zich nu alweer een eeuw of drie bezighouden met de vraag over welke bergpas Hannibal naar Italië kwam. Hun speurtocht is leuk. En plezier behoeft geen rechtvaardiging. Een antwoord op de vraag zal echter moeilijk te geven zijn omdat de bronnen niet alleen weinig maar ook weinig eenduidige informatie bieden. De puzzel – zonder belang, gebaseerd op ontoereikende data – is dus redelijk absurd. Dat heeft niet belet dat er een eeuw geleden al meer publicaties waren dan menselijkerwijs vielen te overzien. “Da ich noch nicht 100 Jahre alt bin,” grapte de Duitse onderzoeker Ulrich Kahrstedt in 1913, “habe ich die einschlägige Literatur noch nicht ganz gelesen.” Dit overaanbod zou tot bescheidenheid moeten stemmen, maar er zijn nog volop publicaties in alleszins respectabele wetenschappelijke tijdschriften die als proof presenteren wat op z’n best evidence is. In Frankrijk zegt men van degenen die zich met de materie bezighouden weleens dat ze lijden aan hannibalisme, en er is nog geen patiënt geweest die niet claimde de juiste route te hebben ontdekt.
De auteur van Hannibal in de Alpen wil de puzzel niet oplossen. Hij zal in plaats daarvan enerzijds uitleggen waarom, behoudens een onwaarschijnlijke archeologische ontdekking, de vraag niet beantwoordbaar is, en anderzijds de lezer de rijkdom tonen van de bestudering van het verre verleden. Om over een tijdvak waarover we weinig informatie hebben toch íets te zeggen, gebruiken oudheidkundigen immers de uiteenlopendste gegevens. We zullen ons verdiepen in twee bronnen, die elk vragen oproepen. We zullen kijken naar middeleeuwse handschriften, naar de ambities van de auteurs, naar de relatie tussen beide teksten, naar de bronnen van onze bronnen en naar antieke ideeën over wat waarheid was. Als we in de eerste tien hoofdstukken alle mogelijke informatie uit de bronnen hebben gedistilleerd, zullen we de gegevens passen in het landschap. We zullen niet alleen kijken naar de topografie van de Alpenpassen en de woongebieden van Gallische stammen, waarbij historische namen en etymologieën aan bod komen, maar ook naar rivierlopen en het veranderende klimaat. Ook kijken we naar een astronomisch verschijnsel, naar de etnografie van stamsamenlevingen, naar diverse olifantensoorten en naar de darmflora van zoogdieren. In het twaalfde hoofdstuk kijken we naar de opbouw van een oudheidkundig bewijs.
Het hangt allemaal met elkaar samen, wat het nadeel heeft dat in dit boek nogal eens heen en weer zal worden verwezen en dat de landkaarten (te vinden op de bladzijden 12-13, 36, 52, 59, 127 en 145) onontbeerlijk zijn. En uiteindelijk is er geen antwoord. Toch is de exercitie niet zinloos: dit boek kan iets tonen van de veelkleurigheid van het oudheidkundig onderzoek. Hannibal in de Alpen gaat minstens zo veel over oudheidkunde als over de Oudheid.

 

Copyright © 2022 Jona Lendering
Alle afbeeldingen © Livius

pro-mbooks1 : athenaeum