Leesfragment: ‘Heb ik dat gemaakt?’ De vormende jaren van H.P. Berlage, bouwmeester

30 oktober 2022 , door Max van Rooy
| |

2 november verschijnt Max van Rooys ‘Heb ik dat gemaakt?’ De vormende jaren van H.P. Berlage, bouwmeester. Lees bij ons een fragment uit het laatste hoofdstuk, ‘Afscheid van Amsterdam’!

Het oeuvre van Hendrik Petrus Berlage (1856-1934) is een fundament van het Nederlands cultureel erfgoed. In de loop van de tijd is zijn bekendheid alleen maar groter geworden, en staan bijna al zijn gebouwen op de Monumentenlijst. Over zijn werk is veel geschreven, over zijn leven veel minder, en over de relatie tussen die twee niet of nauwelijks. Kleinzoon Max van Rooy schreef een zo waarachtig mogelijke kunstenaarsbiografie over de sociaal bewogen persoon Berlage, zijn geest, zijn karakter en zijn werk. Aan de hand van dagboeknotities en reisschetsen heeft hij Berlage nagereisd. Veel unieke informatie op het persoonlijke vlak deelde zijn moeder Miep Berlage (1906-1992), de jongste dochter van Berlage.

‘Heb ik dat gemaakt?’ richt zich op de minder bekende jongere jaren van Berlage, waarin zijn ideeën werden gevormd – zijn jeugdjaren in Amsterdam met zijn familie, de hem omringende gebouwen, zijn leer- en reisjaren in Zwitserland, Duitsland en Italië, en zijn eerste projecten, culminerend in de bouw van de monumentale Beurs in Amsterdam en zijn contact met de familie Kröller-Müller.

Max Van Rooy (1942) is journalist en schrijver. Van 1979 tot 1995 was hij adjunct-hoofdredacteur van NRC en tot 2010 cultureel commentator en kunstredacteur van deze krant.

 

De woning die Berlage voor zichzelf en zijn gezin bouwde aan de Violenweg 14 te ’s-Gravenhage, 1914. Collectie Het Nieuwe Instituut/BERL, inv. nr. ph57.
De woning die Berlage voor zichzelf en zijn gezin bouwde aan de Violenweg 14 te ’s-Gravenhage, 1914. Collectie Het Nieuwe Instituut/berl, inv. nr. ph57.

 

36 Afscheid van Amsterdam

Op 1 augustus 1914 verlaat Berlage zijn geliefde Amsterdam en verhuist met zijn familie naar Den Haag. Jongste dochter Miep was toen bijna acht jaar oud en zou zich die dag haar hele leven blijven herinneren.
Dat kwam vooral omdat zaterdag 1 augustus 1914 niet alleen de dag was van hun verhuizing, het was ook de dag waarop in Nederland de algehele mobilisatie werd uitgeroepen in verband met de dreiging van de Eerste Wereldoorlog. Overal in het land luidden de kerkklokken. Het leger betrok zijn stellingen. In de steden zochten drommen burgers de straat op. In Amsterdam streken duizenden soldaten neer op stromatten in het Paleis voor Volksvlijt en werd De Nederlandsche Bank bestormd na het gerucht dat papiergeld niet meer verzilverd kon worden.
Op deze historische dag deed de familie Berlage er uren over om met de trein van Amsterdam naar Den Haag te komen. Steeds weer moest worden uitgestapt omdat hun trein voor troepenvervoer gevorderd werd. Omdat het nieuwe huis aan de Violenweg nog niet af was en de tijdelijke woning boven de bloemenwinkel aan de Badhuisweg nog niet beschikbaar, logeerden ze enkele dagen in het Gele Huis van Carel Henny.

Aan het statige Lange Voorhout, waar de handelsfirma Müller & Co het hoofdkantoor had, kreeg Berlage ook zijn tekenstudio toebedeeld. Zijn directe chef werd de echtgenote van handelsmagnaat Anton Kröller, Helene Emma Laura Juliana Müller, eerbiedig bijgenaamd HKM. Helene Kröller-Müller beheerde binnen het wereldconcern de afdeling gebouwen en daarbuiten natuurlijk de kunst. Want, hoewel bekostigd uit het immense kapitaal van de firma en van Anton Kröller, bleef de gestaag groeiende kunstverzameling een privékwestie van Mevrouw.

In kunstzaken liet Helene zich adviseren door de legendarische Haagse kunstpedagoog dr. H.P. Bremmer. Het lezen van zijn geschrift Een inleiding tot het zien van beeldende kunst uit 1906 had haar volkomen in zijn ban gebracht. Zij werd Bremmers dank - baarste leerling en binnen de kortste keren had zij gearrangeerd dat de door haar geadoreerde Bremmer bij de familie Kröller thuis, op Huize ten Vijver in de Scheveningse Bosjes, elke vrijdagavond zijn kunstbeschouwingen kwam uitspreken.
Op den duur trad Bremmer als vaste adviseur bij Mevrouw in dienst en reikte de macht van zijn woord verder dan alleen de kunst. Ook de architectuurprojecten vielen binnen het domein van zijn esthetisch oordeel. ‘Hij heeft altijd het laatste woord,’ zo verordonneerde Helene.
Dat bleek ook tijdens een zenuwslopende sessie in september 1912.
Opgezweept door Bremmers filosofieën over het ‘esthetische zien’, door het gezaghebbende tijdschrift Kunst und Künstler van de Berlijnse kunsthandelaar Paul Cassirer waarin de jugendstil werd gepropageerd en door Friedrich Ahler-Hestermanns Stilwende werd bij Helene het gevoel steeds sterker dat Huize ten Vijver eigenlijk een hoogst onpersoonlijk en conventioneel, burgerlijk bouwsel was. Zij ging het verlangen koesteren een eigen huis te bouwen. En na een reis in 1910 naar Florence, waar zij erg onder de indruk raakte van het Palazzo Vecchio, maar ook van de wijze waarop de familie Medici kunst en cultuur gebruikte om zichzelf een aristocratische verheffing te bezorgen, schreef zij aan haar artistiek geweten Bremmer:

Ik had u beloofd u eens te schrijven wat voor een huis ik zou willen bouwen. Het is met een enkel woord gezegd. Mijn huis zou geen gewoon huis moeten zijn, niet iets dat men alleen uit praktische overwegingen neerzet. Het zou moeten zijn de uitdrukking van vredige stilte, omdat ik erin zou willen wonen, omdat ik er mensen in zou willen ontvangen, waarvan ik toch weet, dat ieder zijn eigen beslommeringen heeft en omdat ik er veel in zou willen bergen, wat eenmaal in een andere emotie is geweest.
Deze vredige stilte zou ik alleen willen uitdrukken in verhoudingen en lijnen. Maar waar vind ik iemand die zo’n huis zou kunnen bouwen, want ik begrijp heel goed, dat iemand die vredige stilte eerst heel sterk in zichzelf moet hebben om haar in een gebouw uit te kunnen spreken.

‘Dat is kunst’

Het ‘levenshuis’ dat haar voor ogen stond, moest eeuwigheidswaarde hebben. Ten behoeve van dit ideaal van Mevrouw werd voor anderhalve ton het Wassenaarse landgoed Ellenwoude aangekocht: een mooi gelegen terrein met een natuurlijk decor van eiken en een ruim weilandenpanorama.
Naar een idee van Anton Kröller, die in Duitsland goede contacten had, werd de bekende Duitse architect Peter Behrens (1868-1940) aangezocht een ontwerp te maken voor het nieuwe landhuis van de Kröllers in Wassenaar. Het plan dat Behrens in 1912 indiende deed Helene sterk twijfelen. Om haar meer houvast voor een oordeel te bieden, bedacht Anton Kröller dat het werkelijke bouwwerk zo aanschouwelijk mogelijk moest worden nagebootst. Uit hout en zeildoek liet hij een maquette op ware grootte bouwen. Bovendien zette hij het decorachtige gevaarte op rails zodat verschillende posities op Ellenwoude konden worden onderzocht.

Het overtuigde Mevrouw niet en na gedetailleerd en kritisch commentaar van, natuurlijk, dr. Bremmer, wees zij het sobere, monumentale ontwerp af. Behrens probeerde met een aantal aanpassingen haar instemming alsnog te winnen, maar toen ook dat niet lukte, ging hij terug naar Duitsland waar hem veel werk wachtte, onder andere het Duitse ambassadegebouw in Sint-Petersburg. Het villaplan voor de Kröllers gaf hij in handen van zijn assistent Ludwig Mies van der Rohe, die toen 27 jaar oud was.
Op dat moment sloeg Bremmer toe om zíjn favoriete architect naar voren te brengen. Dat was Berlage.
Het feit dat hij bij de keuze van Peter Behrens niet betrokken was geweest, zal hebben meegespeeld in de nieuwe, coupeachtige voordracht die Bremmer met verve motiveerde. In Huize ten Vijver hield hij met behulp van uitgebreid beeldmateriaal een indringend college over het werk van de architect van de vermaarde Amsterdamse Koopmansbeurs. Hij wist het echtpaar te raken en de opdracht kreeg nu de vorm van een competitie tussen de jonge Mies van der Rohe en de ervaren, bekende bouwmeester Berlage.
Mies van der Rohe tekende in een kamer op het kantoor van de firma Müller op het Lange Voorhout en liet toe dat Mevrouw Helene zich intensief met zijn ontwerp bemoeide. Berlage werkte als altijd op zijn bureau in Amsterdam.
In september 1912 waren beide architecten gereed. Ont werptekeningen en gipsmodellen werden tentoongesteld in een van de vertrekken aan het Lange Voorhout. Hier wachtte het echtpaar Kröller samen met huisvriend-vertrouweling en directiesecretaris Sam van Deventer op de ‘doctor’.
Na het binnentreden van Bremmer werd de spanning in de ruimte voelbaar. Tergend langzaam en in opperste concentratie bestudeerde de kunstpedagoog schetsen en maquettes. Eindelijk wees hij op het werk van Berlage en sprak: ‘Dat is kunst.’ En wijzende op het ontwerp van Mies van der Rohe, zei hij: ‘…en dàt niet.’
Mevrouw Helene was verpletterd, want juist met het ontwerp van Mies van der Rohe had zij dagelijks meegeleefd en er zo een innige band mee gekregen.
Toen zij een paar maanden later van haar verslagenheid was bekomen, schreef zij aan Van Deventer: ‘Bremmer heeft in zijn critisch oordeel gelijk gehad.’
Het huis werd nooit gebouwd. Een nieuw geplande tramlijn naar Wassenaar zou langs Ellenwoude schampen en zeker het uitzicht bederven. Reden om het landgoed te verkopen.
Dankzij Bremmer bleef tussen de Kröller-Müllers en dan vooral tussen Helene en architect Berlage een stevige band bestaan die niet erg persoonlijk was, maar eerder een kunstzinnig en zakelijk karakter had.

Jagen was de grootste liefhebberij van Anton Kröller – naast zijn directeurshap van Müller & Co had hij meer dan 25 commissariaten bij bedrijven in binnen- en buitenland. Om aan zijn jachtbehoefte te kunnen voldoen verwierf Kröller vanaf 1909, door opeenvolgende grondaankopen, op de Hoge Veluwe een natuurgebied van, op den duur, ruim 6800 hectare. Een voor Nederland ongekende hoeveelheid land in privé-eigendom.
Het echtpaar raakte verknocht aan het schitterende, ongerepte landschap. Zij konden eindeloos paardrijden en tussen zijn vele reizen door ontspande Meneer Anton zich door op de Veluwe te jagen met vrienden en zakenrelaties. Of alleen met de jager die tot het vaste personeel behoorde. Een hele dag lang kon hij achter een bepaald stuk wild aanzitten. Had hij het dier eenmaal neergelegd, dan stuurde hij de jager weg en was het zijn gewoonte om een poosje in volstrekte eenzaamheid bij de gedode prooi te vertoeven onder het genot van een sigaar. Zó behoorde de jager zijn verschalkte buit in de laatste minuten te begeleiden.

Intussen deed Mevrouw Helene, steevast aan de hand van Bremmer, de ene kunstaankoop na de andere en groeide haar kunstcollectie even onstuimig als het Veluwse grondbezit van haar man.
En ook als hoofd van de afdeling bouwzaken van de firma Müller & Co bleef Helene ondernemend. Het is ten behoeve van deze afdeling dat Berlage in 1913 in vaste dienst van de firma trad. Een stap die niet door iedereen werd begrepen. Hoe was het mogelijk dat deze zeer sociaal voelende, gedreven idealist, bij wijze van spreken zijn ziel verkocht – hij kreeg een tienjarig contract voor 14.000 gulden per jaar (omgerekend is dat nu ruim 125.000 euro) – en zich in de armen stortte van het op dat moment kapitaalkrachtigste echtpaar van Nederland?

 

© 2022 Max van Rooy

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum