Leesfragment: Het bal der gekken

14 maart 2022 , door Victoria Mas
|

Nu op de longlist van de Europese Literatuurprijs 2022: Victoria Mas’ bekroonde romandebuut Het bal der gekken (Le bal des folles), vertaald door Andreas Dijkzeul. Lees bij ons een fragment!

  • ‘Een pleidooi voor de vrouw, buitengesloten, verbannen, voor de degene die anders is, een aanklacht tegen het patriarchaat.’ ●●●● NRC

Parijs, 1885. Ieder jaar wordt er een Bal der Gekken georganiseerd, waar heel Parijs voor uitloopt. Verdeeld over twee zalen – aan de ene kant de idioten en aan de andere kant de hysterici, de depressieven en de maniakken – mag Parijs een avond deel uitmaken van het laatste experiment van dokter Charcot.

Aan de hand van vier vrouwenlevens worden we meegezogen in de beklemmende realiteit waar de bewoners van ziekenhuis Salpêtrière dagelijks mee worstelen. Maar zijn ze wel gek, of heeft de maatschappij hen als gek bestempeld om van hen af te zijn? En komen ze er ooit nog uit?

 

1
Geneviève

3 maart 1885

‘Louise. Het is tijd.’
Met één hand trekt Geneviève de deken terug, waaronder het slapende lichaam van het jonge meisje schuilgaat, opgekruld op het smalle matras. Haar dikke, donkere haar bedekt het kussen en een deel van haar gezicht. Met haar mond een beetje open ligt Louise zachtjes te snurken. De geluiden van de andere vrouwen in de slaapzaal, die al zijn opgestaan, hoort ze niet. Tussen de rijen ijzeren bedden rekken vrouwengedaantes zich uit, draaien hun haar in een knot, knopen hun gitzwarte jurken dicht over hun transparante nachthemden en slenteren onder het toeziend oog van de verpleegsters naar de eetzaal. Een paar voorzichtige zonnestralen vallen door de beslagen ruiten.
Louise is als laatste wakker geworden. Elke ochtend komt een andere geesteszieke of een verpleegster haar wekken. Het meisje verwelkomt de avondschemer altijd opgelucht en geeft zich dan over aan een diepe, droomloze slaap. Als ze slaapt hoeft ze zich niet meer te bekommeren om wat er is gebeurd en niet ongerust te zijn over wat komen gaat. De slaap is haar enige moment van respijt sinds de gebeurtenissen van drie jaar geleden, die tot haar komst hier hebben geleid.
‘Opstaan, Louise. Ze wachten op je.’
Geneviève schudt aan de arm van het meisje, dat uiteindelijk één oog opendoet. Eerst is ze verbaasd de vrouw die door de geesteszieken ‘de Oudgediende’ wordt genoemd bij het voeteneind van haar bed te zien staan, maar dan roept ze: ‘Ik heb les!’
‘Maak je klaar, je hebt genoeg geslapen.’
‘Goed!’
Het meisje springt snel uit bed en pakt haar zwarte wollen jurk van de stoel. Geneviève stapt opzij en kijkt naar haar. Ze observeert de haastige gebaren, de onzekere hoofdbewegingen, de snelle ademhaling. Louise heeft gisteren opnieuw een aanval gehad. Het is niet de bedoeling dat ze er vlak voor het college van vandaag wéér een krijgt.
Het jonge meisje knoopt gehaast het kraagje van haar jurk dicht en draait zich om naar de hoofdzuster. Geneviève, zoals altijd kaarsrecht in haar witte verpleegstersuniform, haar blonde haar opgestoken in een knot, heeft iets intimiderends. Louise heeft in de loop der jaren moeten leren omgaan met haar strenge houding. Je kunt haar niet verwijten dat ze onrechtvaardig of kwaadwillig is; ze wekt eenvoudigweg geen genegenheid op.
‘Zo goed, mevrouw Geneviève?’
‘Doe je haar maar los. Dat heeft de dokter liever.’
Louise brengt haar mollige armen omhoog naar de haastig vastgespelde knot en maakt hem weer los. Ze is een jonge vrouw tegen wil en dank. Voor een meisje van zestien is ze nog kinderlijk enthousiast. Haar lichaam is te snel gegroeid; toen ze op twaalfjarige leeftijd plotseling borsten en heupen kreeg, was ze niet voorbereid op de gevolgen van die plotselinge verleidelijkheid. De meeste onschuld is uit haar ogen verdwenen, maar nog niet alle. Daarom kun je nog steeds het beste voor haar hopen.
‘Ik heb plankenkoorts.’
‘Laat alles maar gewoon gebeuren, dan komt het wel goed.’
‘Ja.’

De twee vrouwen lopen door de gang van het ziekenhuis. Het ochtendlicht van maart valt door de ramen en weerkaatst op de tegels. Het is een zacht licht, dat de lente aankondigt, en het halfvastenbal, een licht dat je doet glimlachen en hopen dat je hier binnenkort weg mag.
Geneviève merkt dat Louise nerveus is. Het meisje loopt met gebogen hoofd, de armen gestrekt langs het lichaam, en ademt snel. De meisjes van de afdeling zijn altijd bang om Charcot persoonlijk te ontmoeten, vooral als ze zijn uitgekozen om deel te nemen aan een sessie. Die verantwoordelijkheid is te veel voor hen, de aandacht verwart hen, de belangstelling is zo ongewoon voor deze vrouwen, die in hun leven nooit op de voorgrond hebben gestaan dat ze – opnieuw – in de war raken.
Enkele gangen en klapdeuren verder gaan ze een aan het auditorium grenzende ruimte binnen. Een handvol artsen en geneeskundestudenten staat te wachten, met hun notitieboekje en pen in de hand, hun besnorde bovenlippen, hun gespannen lichamen in zwarte pakken en witte jassen. Tegelijkertijd keren ze zich naar het studieobject van de dag. Ze ontleden Louise met een medisch oog, ze lijken door haar jurk heen te kijken. Het meisje slaat haar ogen neer onder die voyeuristische blikken.
Ze ziet maar één bekend gezicht: Babinski, de assistent van de dokter, die naar Geneviève toe komt.
‘De zaal is bijna vol. We gaan over tien minuten beginnen.’
‘Hebt u nog iets bijzonders nodig van Louise?’
Babinski bekijkt de patiënte van boven tot onder.
‘Zo zal het wel lukken.’
Geneviève knikt en maakt aanstalten te vertrekken.
Angstig loopt Louise een paar stappen achter haar aan.
‘U komt me toch weer ophalen, mevrouw Geneviève?’
‘Net zoals altijd, Louise.’
Vanachter de coulissen bekijkt Geneviève het auditorium. De echo van zware stemmen klinkt op uit de houten banken en vult de zaal. Die lijkt meer op een museum of zelfs op een rariteitenkabinet dan op een ziekenhuiszaal. Aan de muren en plafonds hangen schilderijen en prenten waarop je anatomische details en hele lichamen kunt bewonderen, taferelen waarin anonieme figuren, naakt of gekleed, ongerust en verloren door elkaar staan. Vlak bij de banken staan zware kasten, krakend onder het gewicht van de tijd, waarin achter glazen deuren alles te zien is wat een ziekenhuis aan parafernalia kan bewaren: schedels, scheenbeenderen, ellepijpen, bekkens, tientallen stolpflessen, stenen bustes en een allegaartje aan instrumenten. Alleen al door zijn uiterlijk belooft deze zaal de toeschouwer dat er binnenkort iets bijzonders staat te gebeuren.
Geneviève observeert het publiek. Sommige gezichten zijn bekend, ze herkent artsen, schrijvers, journalisten, studenten, politici, kunstenaars, allemaal nieuwsgierig, sommige reeds overtuigd, andere nog sceptisch. Ze voelt zich trots. Trots dat één enkele man in Parijs zoveel belangstelling weet te wekken dat de banken van het auditorium iedere week vol zitten. Daar verschijnt hij op het podium. Het wordt stil in de zaal. Met zijn zelfverzekerde en stevige gestalte imponeert Charcot het gefascineerd toekijkende publiek. Zijn langwerpige gelaat doet denken aan de elegantie en waardigheid van Griekse standbeelden. Hij heeft de vorsende en ondoorgrondelijke blik van een arts die al jarenlang vrouwen die door hun familie en de maatschappij zijn verstoten, in hun diepste kwetsbaarheid heeft bestudeerd. Hij kent de hoop die hij wekt bij deze geesteszieken. Hij weet dat heel Parijs zijn naam kent. Hij heeft gezag verkregen en dat oefent hij nu uit in de overtuiging dat het hem is gegeven met een reden: door zijn talent zal de geneeskunde vooruitgang boeken.
‘Goedemorgen, heren. Bedankt voor uw komst. Het nu volgende college is een demonstratie van hypnose bij een patiënte die lijdt aan een ernstige vorm van hysterie. Ze is zestien jaar. Sinds ze in La Salpêtrière verblijft, hebben we in drie jaar tijd meer dan tweehonderd aanvallen van hysterie geregistreerd. Door haar onder hypnose te brengen, kunnen we deze aanvallen opnieuw oproepen en de bijbehorende symptomen bestuderen. Op deze manier kunnen we meer te weten komen over het lichamelijke proces van hysterie. Dankzij patiënten als Louise kunnen we vorderingen maken in de geneeskunde en de wetenschap.’

[...]

 

© 2019 Editions Albin Michel – Paris
© 2021 Nederlandstalige uitgave: Uitgeverij Unieboek | Het Spectrum bv, Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum