Leesfragment: Imperialisme

19 oktober 2022 , door Hannah Arendt
|

27 oktober verschijnt Hannah Arendts Imperialisme (Imperialism), in de vertaling van Willem Visser. Lees bij ons de eerste pagina’s uit Marli Huijers nawoord!

Met de verschijning van Imperialisme is Arendts volledige hoofdwerk The Origins of Totalitarianism voor het eerst in het Nederlands beschikbaar. In Imperialisme bespreekt Hannah Arendt de maatschappelijke desintegratie vanaf 1870 tot aan de Eerste Wereldoorlog, die de voedingsbodem zou vormen voor het twintigste-eeuwse totalitarisme. Centraal in haar analyse staan het overzeese kolonialisme van de Europese mogendheden, de racistische theorieën die in diezelfde tijd werden ontwikkeld en de ontheemding van tientallen miljoenen mensen na de Vrede van Versailles in 1919. Arendt beschrijft hoe al deze elementen zich in het midden van de twintigste eeuw uitkristalliseerden in het totalitarisme.

Imperialisme is het tweede deel van Hannah Arendts trilogie The Origins of Totalitarianism, en het derde en laatste deel dat in Nederlandse vertaling verschijnt. Het vormt de brug tussen Antisemitisme en Totalitarisme, en is onmisbaar voor een volledig begrip van Arendts analyse van de opkomst van totalitaire regimes in de twintigste eeuw.

N.B. Kom 22 november naar het gesprek bij SPUI25 over Imperialisme. En lees op onze site Leonhard de Paepe over De menselijke conditie, een fragment uit Ann Heberleins biografie van Arendt en uit Arendts essays in Walter Benjamin. In het teken van Saturnus.

 

Nawoord
Imperialisme ver weg en dichtbij

Wereldwijd zijn de effecten van het West-Europese kolonialisme nog altijd voelbaar. De erfenis van de slavernij, die van eind vijftiende tot eind negentiende eeuw duurde, is daarvan het duidelijkste voorbeeld. Maar ook de periode van het moderne imperialisme, tussen 1870 en 1914, werkt na, in de kloof in welvaart en vreedzaamheid tussen het Noorden en het Zuiden, en in de doorgaande discriminatie in Europa op grond van huidskleur, geloof of vermeende inferioriteit.
In ‘Imperialisme’, het tweede deel van The Origins of Totalitarianism, richt Hannah Arendt zich op deze ‘gouden periode van zekerheid’. Wat bracht de Europese mogendheden ertoe om aan het einde van de negentiende eeuw over te gaan tot grootschalige expansie en kolonisering? Vooral Afrika en Azië werden hard getroff en. Eeuwenlang was Afrika het ‘Donkere Continent’ geweest, dat de Britten, Fransen en andere zeevarende Europese naties links hadden laten liggen. Alleen op het zuidelijke puntje hadden zich in de zeventiende eeuw Hollandse kolonisten gevestigd, die de schepen die naar Oost-Indië voeren van voedsel voorzagen. Maar het nieuwe, negentiende-eeuwse kolonialisme liet geen continent onberoerd. De dominantie van de imperiale machten was aan het begin van de Eerste Wereldoorlog zo groot, dat ze circa 90 % van het aardoppervlak onder controle hadden. Ruim een kwart van de mensen van Europese origine woonde buiten Europa.
Een van de opmerkelijkste gebeurtenissen in de jaren tachtig van de negentiende eeuw was de Wedloop om Afrika, waarin de Europese mogendheden in onderlinge rivaliteit vrijwel heel Afrika koloniseerden. Tijdens een conferentie in Berlijn (1884-1885) werd vastgelegd waar de grenzen van ieders veroverde bezit lagen. De veertig ‘staten’ die werden uitgetekend, hadden weinig overlap met de meer dan duizend volken die er leefden. Nog altijd leidt dat tot oorlogen en burgeroorlogen.
Kritiek op het imperialisme kwam eerst en vooral van de kant van de marxisten, die het als een nieuwe fase van het kapitalisme zagen. Zij waren de voortrekkers in de Europese antikoloniale strijd en inspireerden bevrijdingsbewegingen in de koloniën. In de jaren tachtig, lang na het begin van de dekolonisatie, werd de kritiek op het kolonialisme ook een serieuze academische discipline. Literatuurwetenschapper Edward Said legde met Orientalism (1978) het fundament voor deze ‘postkoloniale studies’ of ‘postkoloniale kritiek’, waarbinnen literatuurwetenschappers, filosofen, antropologen, sociologen, historici en mensen uit vele andere disciplines samenwerken.
Pas in onze tijd zijn de Europese mogendheden schoorvoetend hun excuses aan het aanbieden voor de kolonisering, de slavernij en de slachtingen die hun Europese voorouders in de voormalige koloniën hebben aangericht. Ook het teruggeven van geroofde kunstobjecten door Europese musea verloopt traag en moeizaam.
Hoe verhoudt Hannah Arendts studie naar het imperialisme, die nu voor het eerst in Nederlandse vertaling verschijnt, zich tot de postkoloniale kritiek die vanuit de linkse politiek en de universiteiten het maatschappelijke en politieke discours binnendringt? In 1951, toen The Origins of Totalitarianism verscheen, was het proces van dekolonisatie nog maar net op gang. Het zou nog tientallen jaren duren voordat alle koloniën zich van hun overheersers hadden bevrijd. Boeken als Wij slaven van Suriname (1934) van Anton de Kom, Zwarte huid, witte maskers (1952) van Frantz Fanon of Over het kolonialisme (1955) van Aimé Césaire, waarin van binnenuit werd beschreven wat de kolonisatie voor de gekoloniseerden betekende, waren slecht verkrijgbaar of nog niet verschenen. Ook het wetenschappelijke onderzoek naar ‘het gekoloniseerde subject’ moest nog op gang komen.
Het was bovendien niet Arendts intentie om de gevolgen van het imperialisme voor de gekoloniseerden in kaart te brengen. Ze schreef ‘Imperialisme’ omdat ze op zoek was naar de bronnen van het totalitarisme in Europa. De catastrofes die het totalitarisme van nazi-Duitsland en stalinistisch Rusland voortbrachten, troff en miljoenen Europese joden die, nadat hun na tionaliteit was afgenomen, nergens in Europa meer welkom waren. Ze doken onder, ontvluchtten het continent of kwamen om in vernietigingskampen. Voor zover Arendt geïnteresseerd was in de koloniën, was dat om te begrijpen hoe het racisme dat in de gekoloniseerde landen werd gebruikt om de overheersing te legitimeren als een boemerang was teruggeslagen op de klassenverhoudingen in Europa.
Het valt Arendt, die de gevolgen van het totalitarisme aan den lijve ondervond, niet aan te rekenen dat haar studie zich beperkt tot de discriminatie en vervolging van de joden in Europa, en dat ze minder aandacht besteedt aan de gevolgen van het imperialisme voor de gekoloniseerden. Net zomin als het postkoloniale theoretici is aan te rekenen dat hun focus niet primair ligt op wat het imperialisme betekende voor de Europese joden. Arendts studie is complementair aan de postkoloniale kritiek. In onze tijd biedt dat de mogelijkheid om het Europese perspectief op het imperialisme naast het perspectief van de gekoloniseerden te leggen, en zo zicht te krijgen op hoe de erfenissen van imperialisme, kolonialisme en totalitarisme zich tot elkaar verhouden. Arendts observaties en hypothesen kunnen worden vergeleken met en getoetst aan die van postkoloniale schrijvers en wetenschappers, waardoor we de erfenis van het imperialisme en totalitarisme zowel buiten als binnen Europa in hun onderlinge samenhang kunnen begrijpen.
Hieronder ga ik in op wat Arendt beoogde met ‘Imperialisme’, wat haar belangrijkste observaties zijn, welke denkinstrumenten ze aanreikt en wat we daarmee kunnen in de actualiteit.

Begrijpen

The Origins of Totalitarism is het ‘magnum opus van een vluchteling’, zoals Remi Peeters en Dirk De Schutter het verwoorden in hun voorwoord bij ‘Totalitarisme’, het door hen vertaalde derde deel van het boek. Een rake typering, zowel van de auteur als van het boek.
Arendt was als Duitse vluchteling bijna twintig jaar stateloos. Ze werd in 1906 geboren in een joods gezin, vlak bij Hannover. Het joods-zijn speelde geen rol in haar opvoeding, maar al tijdens haar adolescentie viel aan die aanduiding niet meer te ontkomen. In 1933 werd ze gearresteerd door de Gestapo. Toen ze vrijkwam, vluchtte ze zonder reisdocumenten via Praag en Genève naar Parijs. In 1940 werd ze vanuit de Franse hoofdstad getransporteerd naar een interneringskamp dat uitkeek op de Pyreneeën. Ze wist te ontkomen en bereikte samen met haar man Heinrich Blücher in 1941 New York. Daar verwierf ze in 1951 het Amerikaanse staatsburgerschap. De jaren van stateloosheid zouden de moeilijkste jaren van haar leven zijn.
Haar grote werk, The Origins of Totalitarianism, verscheen eveneens in 1951. Met haar studie filosofie, die ze in 1929 afrondde met een proefschrift over het liefdesbegrip bij Augustinus, leek dit boek weinig van doen te hebben. Arendt had zich na haar promotie verdiept in de literatuur van joodse schrijvers en denkers als Franz Kafka, Heinrich Heine en Martin Buber, en later ook in politieke theorieën. In de jaren dertig en veertig schreef ze vele essays en artikelen over onder andere het antisemitisme, vluchtelingen en het minderhedenvraagstuk.
Een deel van die essays herschreef ze in Amerika; deze werden onderdeel van haar studie naar het totalitarisme. Ze hoopte daarmee de ‘werkelijke politieke problemen’ bloot te leggen. Dat was geen geringe opgave, omdat Arendt geen historicus was. Ze had niet de pretentie om de historische gebeurtenissen te verklaren, te rechtvaardigen of voor volgende generaties te bewaren. Ze was ook geen politiek wetenschapper of polemicus die op het scherpst van de snede misstanden aankaartte. Haar pretenties en werkwijze waren bescheidener: ze wilde ‘begrijpen’ hoe de Europese negentiende eeuw, de eeuw waarin de burgerij zich emancipeerde, de elementen voortbracht die in Duitsland en Sovjet-Rusland uitkristalliseerden tot het totalitarisme. Tot die elementen behoorden het antisemitisme, waarover het eerste deel van The Origins of Totalitarianism gaat, en het imperia lisme, racisme en verval van de natiestaat, de onderwerpen van dit tweede deel.
Het ‘begrijpen’ dat Arendt nastreefde, houdt veel meer in dan het op een rij zetten van de feiten of het vaststellen van oorzakelijke verbanden tussen historische gebeurtenissen. Eerder is het een zo onbevooroordeeld mogelijk aft asten van de vele sociale, economische, culturele en politieke elementen die vanaf circa 1870 in Europa opkwamen, op elkaar inhaakten, elkaar beinvloedden en uitkristalliseerden tot volstrekt nieuwe vormen van denken en handelen. Dat aft asten was niet bedoeld om antwoorden te geven, maar om ‘de grond voor te bereiden om tot antwoorden te komen’. Ze wilde begrijpen wat er voor de Eerste Wereldoorlog en in het interbellum was gebeurd, hoe complex die werkelijkheid ook was. Dat diepgaande en omvattende begrijpen was uiteindelijk een manier om zich opnieuw thuis te kunnen voelen in de wereld, ook als het er niet goed toeven was. In een gesprek met Günter Gaus zegt Arendt daarover:

Wil ik invloed hebben? Neen. Ik wil begrijpen. En als andere mensen begrijpen – precies zoals ik begrepen heb –, dan bevredigt mij dat zoals het gevoel thuis te zijn.

[…]

 

Copyright © Hannah Arendt 1948, 1951, 1966, 1968, 1973
Copyright © vernieuwd door Hannah Arendt 1976
Copyright © vernieuwd door Mary McCarthy West 1979
Copyright © vernieuwd door Lotte Kohler 1994, 1996
Copyright © vernieuwd door Jerome Kohn 2001

© Nederlandse vertaling Willem Visser & Boom uitgevers Amsterdam 2022
© Nawoord Marli Huijer, 2022
© Glossarium Willem Visser, 2022

pro-mbooks1 : athenaeum