Leesfragment: Loutering

13 december 2022 , door Luuk Imhann
|

Nu genomineerd voor de BNG Bank Literatuurprijs 2022: Luuk Imhann, met Loutering. Tijd voor een fragment!

Mexico, 1917. Paco Guerrero groeit op zonder vader in het dorp van het communistische schilderspaar Frida Kahlo en Diego Rivera. Terwijl hij hen vol bewondering observeert, bedenkt hij een plan: om zijn vader te vinden zal hij zich opwerken tot de grootste Mexicaan die ooit leefde. Hij zal de meest geroemde dokter van het land worden, een kunstenaar die zich met Siqueiros kan meten, de vroomste priester van heel Latijns-Amerika. Paco is tot alles in staat, zelfs tot deelname aan een aanslag op de gevluchte Russische revolutionair Leon Trotski.
Tegen de achtergrond van een land in omwenteling ontvouwt zich een klassiek en meeslepend verhaal over een jongen op zoek naar zijn vader.

N.B. Lees ook een fragment uit Paradijs.

 

Deel 1
Het boek van de rode tiran

Uit: Luuk Imhann, Loutering

Hoofdstuk 1
...waarin Paco Castelán geboren wordt en opgroeit

In Mexico, land van kunstenaars en vrijheidsstrijders, werd Paco Castelán na een bevalling van vijfenveertig uur met een verlostang uit zijn moeder getrokken en in de armen van de vroedvrouw gelegd. Toen zijn longen openklapten begon hij zo vreselijk hoog te krijsen dat de vroedvrouw hem van schrik liet vallen en zijn stem smoorde.
De zusters in het Hospital de la Ceguera begonnen te gillen en uit de mond van Paco’s moeder, Eustaquia Guadalupe Domínguez Castelán, ontsnapte zo’n ijzingwekkende oerschreeuw dat enkele tellen lang niemand durfde te bewegen.
¡No, m’hijito!’ schreeuwde ze en ze begon te klagen: ‘Zijn vader, die pendejo, was al weg voor mijn buik begon met groeien. Zal ik Paquito nu ook nog verliezen?’
De zusters kregen tranen in hun ogen en enkelen van hen wensten niet naar het kind te kijken, maar toen de dokter de baby oppakte keek Paco in doodse stilte de kamer rond, zich van geen kwaad bewust en met een uitdrukking van verwondering op zijn gezicht die hij zijn hele jeugd zou behouden. De rest van de dag verroerde hij zich nauwelijks en gaf geen kik meer, en Eustaquia nam hem mee naar La casa colonial, het koloniale huis in Coyoacán, een klein dorp in de Vallei van Mexico, vlak onder Mexico-Stad, omgeven door grote vulkanen met ontzagwekkende namen: Popocatépetl, Ixtaccíhuatl, Xinantécatl. Monsters waren het, zichtbaar vanuit elke hoek of straat van het dorpje.
In het huis ging Eustaquia op een schommelstoel op de patio zitten en legde het kind aan haar borst.
‘Je bent geboren in een land waar la gente verdeeld zijn, Paquito,’ zei ze tegen hem terwijl de jongen dronk, ‘een land waar het volk de connectie met de natuur is kwijtgeraakt.’ Paco liet haar tepel uit zijn mond glippen en keek haar met grote ogen aan toen ze vervolgde: ‘Er was hier ooit een volk dat een reusachtig koninkrijk had, de Mexica, waar ze geloofden dat er vier zonnen geweest zijn, en dat wij in de vijfde leven, lang na de zon die als een woeste jaguar de wereld vol insecten verslond, na de zon die opblies en de zon die haar wereld verdronk. Wij leven in de zon van de mensen, Paquito, en wij stammen af van de puurste mensen die ooit hebben bestaan. Wij zijn Nahua. Wij zijn Mexica. We zijn verbonden met de natuur en die verbinding zal bij je blijven.’
Ze streelde het hoofd van de baby en rook aan zijn ravenzwarte haar, liet haar vingers van zijn neus af glijden.
Oiga, lang geleden, op deze plek, heersten de Mexica in een stad genaamd Tenochtitlán tot de Europeanen van overzee kwamen en de stad afbraken.’ Met haar hand maakte ze een vuist vlak voor Paco’s gezicht. ‘Met de stenen van de tempels werden huizen gebouwd zoals deze, het huis waar je abuelo woonde tot hij stierf en waarin jij en ik vrij zijn. Niemand maakt ons wat, Paquito. Je vader, die pendejo die is weggelopen, was een Europeaan.’ De baby staarde naar de vuist van Eustaquia die zo vlak boven zijn gezicht bleef hangen. Ze bewoog wat dichter naar haar zoon toe en begon te fluisteren. ‘Eigenlijk was hij dus een zoon van een veroveraar. Maar jij, lieve Paquito, bent perfect. In jou is het Nahuabloed en het Europese gif met elkaar vermengd.’ Ze tilde hem op en liep met hem tegen zich aan gedrukt naar de woonkamer van het huis. ‘Je bent een mestizo. En sommige mensen zullen je hierom haten. Maar ik zal je alles leren wat ik weet en je zult uitgroeien tot een gran Mexicano.’ Ze bleef met hem voor een groot raam staan dat uitkeek op de Calle San Lucas, waar de kippen wegstoven voor de muilezels die door Tlaxalteekse boeren werden voortgedreven over het zand, zwoegend om op tijd hun oogst te verkopen om de huur van hun land te kunnen betalen. ‘Zie je ons lot? De hele Mexicaanse historie is de strijd om aan ijzeren ketens te ontsnappen. Net als je abuelo en abuela. Je grootvader deed het door te vechten en je grootmoeder door de wetten van de natuur te begrijpen zodat jij ooit vrij zult zijn, Paquito.’
Was de wens de vader van de gedachte of leek de baby haar te begrijpen? Paco’s blik van verwondering, peinzend en beschouwend, deed Eustaquia denken dat haar zoon briljant was en dat de gehele wereld ooit zou weten van het bestaan van Paco Castelán.
‘Ik zal je jarenlang zogen met de melk die uit deze borsten komt,’ zei ze toen ze hem opnieuw voedde en de baby gulzig voelde drinken. ‘Dan moet het wel goed komen, m’hijo.’
Zeven jaren verstreken en in het koloniale huis aan de Calle San Lucas voedde ze geheel tegen de Mexicaanse cultuur in haar kind op zonder bemoeienis van mannen, volgens de wijsheid van haar moeder.
‘Ik heb veel gereisd, Paquito, en toen je geboren werd had je een blik die me deed denken aan de lammeren op de heuvels van Xico, de pure onschuld.’
Keer op keer vertelde ze haar zoon over zijn geboorte en zei ze dat hij bijzonder was, maar nooit sprak ze nog uit zichzelf over zijn vader en in de jaren die volgden begon hij steeds nieuwsgieriger te worden naar de man die hem verwekt had.
‘Hoe heette hij, mamá?’
‘Waar kwam hij vandaan, mamá?’
‘Waar kwam hij graag en wat dronk hij graag, mamá?’
Om hem af te leiden vertelde ze hem hoe beroemd hij zou worden en schetste zij zijn toekomst en dan omhelsde ze hem en sloot hij zijn ogen en probeerde het voor zich te zien.
Elke keer dat ze voorspelde hoe hij een gran Mexicano zou worden, gaf ze hem een ander beroep; een dokter die een medicijn tegen cholera zou ontdekken, een schilder wiens werk in de grootste musea zou hangen, een held die alle arme boeren bevrijdde van de ketenen van de regering en hun allen eindelijk hun eigen land gaf.
‘Zie je het voor je?’
, mamá,’ zei hij dan en Eustaquia glimlachte omdat zijn stem haar lief voorkwam. Wanneer Paco sprak, sprak hij hoger dan alle jongens en mannen die ze ooit gehoord had. Als hij zich ervoor schaamde, maande ze hem zijn schouders te rechten en er trots op te zijn. ‘Je praat anders dan alle anderen, m’hijo, omdat je anders bent dan alle anderen.’
De jongen glunderde wanneer zijn moeder zo tegen hem sprak. Hij dacht dat ze de wijste vrouw op aarde was en vroeg haar vaak om hem de wereld uit te leggen.
‘Als je de natuur van dit land doorziet, begrijp je alles in het leven,’ zei ze, ‘dat is wijsheid die ik van doña Tranquilina heb geleerd, je grootmoeder.’
En Paco knikte en hij wilde deze wijsheden vertellen aan eenieder die het maar wilde horen, maar het lukte hem op school niet om vrienden te maken. Zijn hoge stem zorgde ervoor dat hij veel werd gepest. Ze noemden hem een hijo de la chingada, waarna hij vocht, net als zijn abuelo zo vaak gedaan had, maar hij verloor elk gevecht, want hoewel Paco normaal groeide, bleef hij iel en tenger. Dus kwam hij keer op keer thuis met een bloedlip, een blauw oog en met gescheurde kleren en zijn moeder sloot hem in haar armen en ze fluisterde hem toe wat aguantar betekende, het eindeloos verdragen van de pijn die bij het leven hoorde. Troostend met haar lage, zware stem wikkelde ze haar lichaam om hem heen, waardoor hij zich geborgen voelde als een luiaardjong dat nimmer van zijn moeders buik wijkt.
Wat is ze lang, dacht hij, en als hij andere jongens over zijn moeder vertelde overdreef hij steevast, zei hij dat ze twee meter lang was, want Mexicanen zien de fantasie niet als een leugen, maar als slechts een andere manier waarop de zaken in het leven kunnen lopen.
Als hij thuis was bleef hij haar vragen om hem te vertellen over zijn afwezige vader en wanneer hij dit deed legde Eustaquia haar handen op zijn wangen. Zijn huid was zacht, romig als de pasta die zij van de karamel maakte. Zijn zwarte piekhaar viel over zijn gezicht en bedekte vaak zijn ogen, die zo zeegroen waren als de Golf van Mexico wanneer de zon opkwam en dan vertelde ze, langzaam, telkens hetzelfde.

[…]

 

Copyright © 2022 Luuk Imhann

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum