Leesfragment: Merdeka

| | |

Nu op de longlist van de Libris Geschiedenisprijs: Merdeka. De strijd om de Indonesische onafhankelijkheid en de ongewisse opkomst van de Republiek 1945-1950, door Harry Poeze en Henk Schulte Nordholt. Lees bij ons een fragment!

Onder de leus ‘Merdeka!’ stortte de Republiek Indonesië zich in 1945 in een strijd om de onafhankelijkheid waarvan niemand de afloop kon voorspellen. Harry Poeze en Henk Schulte Nordholt vertellen een nieuw verhaal over de revolutie waarin naast de strijd tegen de Nederlanders de ongewisse opkomst van de Republiek centraal staat.

Na de gruwelen van de Japanse bezetting moesten de republikeinse leiders een nieuwe staat zien op te bouwen. Zij kregen van Neder-landse zijde te maken met kortzichtige politici en oorlogszuchtige militairen. In eigen kring moest de Republiek het hoofd bieden aan eigenzinnige en strijdlustige jongeren, autonome militaire leiders, behoudende federalisten, revolutionaire communisten en radicale moslims. Staatsgrepen, een burgeroorlog en Nederlandse aanvallen bedreigden het voortbestaan van de Republiek. Daarom is de overwinning die de Indonesische leiders uiteindelijk behaalden het grote wonder van de revolutie.

  • 'Met Merdeka schreven Schulte Nordholt en Poeze een Nederlandstalig standaardwerk over de Indonesische kant van de onafhankelijkheidsstrijd.' – Marleen van den Berg, Jonge Historici

N.B. Op de pagina bij de Rijksmuseumtentoonstelling Revolusi verzamelden we meer relevante boeken over de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië.

 

Voorwoord

Hoe schrijf je een boek over een revolutie waarvan iedereen de afloop al kent, terwijl destijds geen van de directe betrokkenen enig idee had hoe deze zou aflopen? Soekarno en Hatta waren er vast van overtuigd dat Indonesië ooit een vrij land zou worden, maar toen zij op 17¸augustus 1945 de onafhankelijkheid uitriepen wisten zij niet wanneer hun Republiek zou worden erkend. Wij kunnen in dit boek de lezer niet vragen de voorkennis hierover uit te wissen. Wat wij wel proberen te laten zien is dat de strijd om de onafhankelijkheid een complex proces was, vol van onvoorziene ontwikkelingen en onverwachte uitkomsten.
Dit boek geeft een nieuw overzicht van de Indonesische Revolutie van 1945 tot 1950. Daarin staat de ongewisse opkomst van de Republiek centraal. De Republiek beschikte in augustus 1945 nauwelijks over een georganiseerd kader en evenmin over een uitgewerkt plan voor de toekomst, terwijl concurrerende belangengroepen de koers van de Revolutie probeerden te bepalen. Dat ging gepaard met veel improvisatie, conflicten, strijd en zelfs een burgeroorlog. Zoals we zullen aangeven werd de Revolutie regelmatig gekenmerkt door de wens om een daad te stellen zonder dat de actoren de gevolgen daarvan konden overzien.
Een leidend credo in deze opwindende tijden was het woord ‘Merdeka’ (vrijheid). Het was een alomtegenwoordige kreet, open en licht en vaag genoeg om vaart te kr.gen, een programmatische leuze dat een betere toekomst binnen handbereik was, een groet, die te midden van alle onzekerheden en gevaren mensen met elkaar verbond. Vandaar de titel.
B. het schrijven van dit boek hebben wij gebruikgemaakt van de omvangrijke literatuur over de Indonesische Revolutie. De bibliografie van Klooster uit 1997 telt maar liefst zevenduizend titels en daar zijn sindsdien nog vele bijgekomen. Daarnaast is dit boek gebaseerd op het grondige archiefonderzoek dat Harry Poeze jarenlang heeft verricht en de tweehonderd interviews die hij heeft afgenomen. De weerslag daarvan is neergelegd in zijn uitvoerige biografie over Tan Malaka, Verguisd en vergeten: Tan Malaka, de linkse beweging en de Indonesische Revolutie, 1945-1949, waar wij veel aan hebben ontleend.
Wij onderscheiden ons van de oudere, maar nog altijd toonaangevende Amerikaanse studies over de Revolutie van George Kahin en Benedict Anderson, die respectievelijk de vorming van de nieuwe natie en de geromantiseerde rol van de revolutionaire jeugd (pemuda) centraal stelden, maar weinig aandacht schonken aan het geweld dat tijdens de Revolutie plaatsvond. Wij zien de Indonesische strijd om de onafhankelijkheid als een gewelddadig proces met talloze slachtoffers onder de bevolking.
In 1974 verscheen het laatste Engelstalige overzicht van de Revolutie van de hand van Anthony Reid. Daarna raakte het Angelsaksische onderzoek gefragmenteerd door de vele deelstudies die vooral de regionale dimensies van de strijd blootlegden.
De Nederlandse en Indonesische benaderingen van het koloniale verleden lopen sterk uiteen. In Nederland bestaat vooral belangstelling voor het koloniale verleden en de ‘dekolonisatie.’ Er is weinig aandacht voor het onafhankelijke Indonesië. Anderzijds begint voor de meeste mensen in Indonesië hun nationale geschiedenis pas in augustus 1945 en is er wel aandacht voor de opkomst van het nationalisme, maar geen belangstelling voor het koloniale regime. In de periode 1945-1950 zijn zowel Indonesiërs als Nederlanders geïnteresseerd, maar ook daar blijken er weinig raakvlakken te bestaan.
De traditionele Nederlandse geschiedschrijving beschrijft de ‘dekolonisatie’ van Nederlands-Indië uit diplomatiek perspectief en vooral ook in termen van ‘verlies.’ Wij erkennen dat diplomatie een belangrijke rol speelde tussen 1945 en 1950, maar verwerpen het overheersende Nederlandse perspectief. In plaats van nadruk te leggen op de oorzaken van het Nederlandse verlies (‘Wat ging er mis?’), vinden wij de Indonesische overwinning belangrijk en concentreren ons op de opkomst van de Republiek.
Het heeft lang geduurd voor er in Nederland serieuze aandacht werd besteed aan het gewelddadige karakter van de Indonesische strijd om de onafhankelijkheid en vooral het aandeel dat Nederlandse militairen daarin hadden. Wij gaan hier niet in detail op in, want tegelijkertijd met dit boek verschijnen de resultaten van het onderzoek dat KITLV, NIMH en NIOD daarover hebben verricht.
In de Indonesische geschiedschrijving vormt de strijd om de onafhankelijkheid het glorieuze fundament waarop de natiestaat werd gevestigd. Hieraan ontleent het leger nog altijd zijn legitimatie als hoeder van de nationale eenheid. De jaren 1945-1950 staan daarom in het teken van eensgezinde strijd tegen de Nederlanders, het overwinnen van interne problemen, het bevechten van de onafhankelijkheid en de opbouw van nieuwe statelijke instituties. Slechts zijdelings komen ernstige interne breukl.nen in beeld en er is betrekkelijk weinig aandacht voor geweld. De vele naamloze slachtoffers worden niet herdacht. Die eer komt alleen de helden toe die in de strijd tegen de Nederlanders zijn gevallen. Hopelijk kan de Indonesische vertaling van dit boek bijdragen aan een verruiming van de monolithische opvatting die de officiële Indonesische geschiedschrijving nog altijd domineert.

In 2020 is Revolusi van David van Reybrouck verschenen. Waarom dan nog een boek over hetzelfde onderwerp? In Revolusi staan de persoonlijke ervaringen en getuigenissen van nog levende tijdgenoten centraal. Van Reybrouck was nog net op tijd, want veel van zijn informanten leven inmiddels niet meer. De grote waarde van Revolusi is dat al die verhalen de Indonesische Revolutie bijna tastbaar maken en door de meeslepende wijze waarop Van Reybrouck daarvan verslag doet een groot publiek hebben bereikt.
Ons boek vertelt een ander verhaal dat dieper ingaat op de interne politieke verwikkelingen in Indonesië en het ongewisse traject waarlangs de Republiek uiteindelijk de overwinning behaalde. Omdat Van Reybrouck zijn relaas vooral wilde baseren op de verhalen van nog levende tijdgenoten komen belangrijke gebeurtenissen, waarvan geen getuigen meer in leven zijn, niet of nauwelijks uit de verf. Crises die de Republiek in 1946 bedreigden en die wij in de hoofdstukken 6 en 7 uitvoering belichten, komen bij Van Reybrouck slechts in een bijzin aan bod. Zijn lezing van de Madiunopstand in september 1948 – wij vinden het beter om van een burgeroorlog te spreken – berust op een achterhaalde visie die wij in hoofdstuk 10 weerleggen. Het republikeinse militaire bewind dat volgde op de tweede Nederlandse aanval in december 1948 blijft in Revolusi eveneens buiten beeld, evenals de rol van de vele republikeinse warlords. Het betreft hier militair geweld aan republikeinse zijde dat een donkere schaduw zou werpen op postkoloniaal Indonesië. Opvallend is verder dat Van Reybrouck geen aandacht besteedt aan de positie van groepen Chinezen die, evenals (Indo-)Europeanen, slachtoffer werden van revolutionaire jongeren, maar die ook een cruciale rol speelden in de kwetsbare republikeinse economie en republikeinse militaire leiders van voorraden voorzagen.
Van Reybrouck beperkt zijn verhaal grotendeels tot Java. Onze nadruk is breder. Wij kijken ook naar dramatische ontwikkelingen in Noord-Sumatra, waar zich in 1946 en 1947 gruwelijke taferelen hebben afgespeeld. Er was ook een federaal Indonesië in aanbouw dat met de Republiek concurreerde. Maar er waren ook federale nationalisten – een nu vr.wel vergeten groep – die op een beslissend moment de Republiek te hulp kwamen.
Het inzicht dat wij met Van Reybrouck delen betreft de conservatieve houding van Nederland. Dat gold niet alleen voor de militaire leiding. Ook de als progressief bekendstaande luitenant-gouverneur-generaal H.J. van Mook klampte zich vast aan achterhaalde ideeën. Het bleek een illusie dat Nederland de regie kon voeren over de dekolonisatie van Indonesië. Daar komt nog bij dat Nederland zich tijdens de finale onderhandelingen in 1949 een slechte verliezer toonde.
In tegenstelling tot de meeste historici die over de Revolutie schrijven eindigt ons verslag niet in december 1949, toen de formele soevereiniteitsoverdracht plaatsvond. Het volgende jaar, 1950, vormde het sluitstuk van de Revolutie, toen de federale Republiek ter ziele ging en de eenheidsstaat werd gevestigd. Ook dat ging met veel geweld gepaard, waarbij opvalt dat voormalige militairen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) telkens een hoofdrol speelden.

Revoluties zijn er in allerlei soorten en maten. In de meeste gevallen gaat het om een wisseling van de macht waarbij de sociale orde nauwelijks wordt aangetast. Tijdens meer ingrijpende revoluties is er sprake van een sociale omwenteling waarbij heersende klassen van hun troon worden gestoten. Charles Tilly karakteriseerde revoluties als een strijd tussen rivaliserende regimes. Dit is van toepassing op de periode tussen 1945 en 1950 in Indonesië toen Britse troepen (zij het kort), Nederlandse bestuurders en militairen, federale staten en de Republiek elk hun gezag probeerden te vestigen. Binnen de Republiek was er bovendien een strijd om de macht gaande tussen seculiere politici, links-radicale organisaties, moslims, militairen en warlords. Wij volgen al deze partijen op de voet.
Het is in dit verband belangrijk om een opmerking van de historicus Frederick Cooper ter harte te nemen. Hij stelt dat het belangrijk is om te kijken naar dat wat zich snel aan het oog onttrekt: de alternatieve routes die men voor ogen had, maar die niet zijn gevolgd, of de pogingen daartoe die zijn mislukt, en de doodlopende trajecten. Vanuit het gezichtspunt van de tijdgenoot had de strijd die op meerdere fronten werd gestreden een ongewis karakter. Dat dwingt ons te kijken naar ambities die gerealiseerd hadden kunnen worden, zoals een links bewind dat ingrijpende sociale veranderingen wilde doorvoeren, of een federaal bestel dat in grote delen van de archipel oude lokale elites aan de macht zou hebben gehouden. Dat waren tussen 1945 en 1950 serieuze opties. In dit licht bezien schenken wij veel aandacht aan Tan Malaka, de linkse leider die bij Van Reybrouck slechts terloops wordt vermeld, maar die aan het begin van de Revolutie een serieuze bedreiging vormde voor het leiderschap van Soekarno en Hatta. In september 1948 had het weinig gescheeld of de communistische opstand had het republikeinse leiderschap omver geworpen. Deze ontwikkelingen zijn verdrongen in de geschiedschrijving omdat ze mislukt zijn, maar vormden op het moment zelf reële alternatieven.
Waarom, ten slotte, schrijven twee witte Nederlandse onderzoekers een boek over een Revolutie die niet van hen is? Wij zijn in de eerste plaats historici. Maar wij verhullen niet dat wij de strijd om de Indonesische onafhankelijkheid een warm hart toedragen, zonder onze ogen te sluiten voor de scherpe randen van de revolutie, en constateren ook dat Nederland niet in staat was over zijn eigen koloniale schaduwen heen te springen. Tijdens vele gesprekken met Indonesische collega’s is ons expliciet gevraagd dit boek te schrijven om, zoals hiervoor al is aangegeven, het gesprek over deze periode in Indonesië te verruimen.

[…]

 

© 2022 H. Poeze en H. Schulte Nordholt, p/a Uitgeversmaatschapp. Walburg Pers, Zutphen
© 2022 Uitgeversmaatschapp. Walburg Pers, Zutphen

pro-mbooks1 : athenaeum