Leesfragment: Onder buren

14 maart 2022 , door Juli Zeh
|

Nu op de longlist van de Europese Literatuurprijs 2022: Juli Zehs Onder buren (Über Menschen), vertaald uit het Duits door Annemarie Vlaming, de winnares van vorig jaar. Lees bij ons een fragment!

In Juli Zehs nieuwe roman Onder buren is Dora met haar hondje naar het platteland verhuisd. Naar een klein dorp in het niemandsland van Brandenberg. Tijdens de lockdown wilde ze niet in de grote stad blijven. Ze had behoefte aan een nieuwe omgeving, meer bewegingsvrijheid, meer ademruimte. Nu wordt ze geplaagd door de vraag waarnaar ze eigenlijk op zoek is in deze tijdelijke leegte. Is het afstand van haar vriend Robert, die met zijn activisme steeds verder van haar af komt te staan? Of hoopt ze erachter te komen waarom de wereld zo verwarrend is geworden?

Het leven in het kleine dorp is echter niet zo idyllisch als het op het eerste gezicht leek. Dora’s nieuwe huis is nog ongemeubileerd, de tuin is een wildernis en de busverbinding naar de stad is slecht. En dan is er ook nog de buurman, die met zijn rechtse uitspraken voldoet aan al haar vooroordelen over mensen met een kaalgeschoren hoofd. Terwijl Dora haar gedachten probeert te ordenen, ontmoet ze mensen die niet in een hokje passen en die al haar vastgeroeste ideeën op zijn kop zetten.

Onder buren van Juli Zeh gaat over onze vooroordelen, zwakheden en angsten, en bovenal over onze kracht, die bovenkomt zodra we onze menselijkheid durven tonen.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Lege harten, Ons soort mensen. Ook hebben we een laudatio online staan en twee recensies, een door Herm Pol, de ander door Leonhard de Paepe.

 

I
Rechte hoeken

1
Bracken

Doorgaan. Niet nadenken.
Dora ramt de spade in de grond, trekt hem er weer uit, hakt een weerbarstige wortel door en keert het volgende stuk zanderige aarde. Dan gooit ze het gereedschap aan de kant en brengt haar handen naar haar onderrug. Rugpijn. Op haar – even rekenen – zesendertigste. Al vanaf haar vijfentwintigste verjaardag moet ze altijd even narekenen hoe oud ze is. Als het haar op haar zesendertigste al niet meer lukt om een paar vierkante meter grond om te spitten, hoe moet dat dan als ze zeventig is? Dora ziet zichzelf al met kromme rug achter een rollator door de buurt schuifelen, haar blik strak op de grond gericht waar ze zelf binnenkort onder zal komen te liggen, zoals die oude vrouwen in het Viktoriapark in Kreuzberg, die ze amper durfde aan te kijken omdat ze monumenten van haar eigen toekomst zijn. Toen het coronavirus Duitsland had bereikt waren de oude vrouwen uit het park verdwenen.
Niet nadenken. Doorgaan. Een succes kan ze de smalle strook omgespitte aarde nog lang niet noemen. Als ze om zich heen kijkt wordt ze overmand door een gevoel van existentiële uitzichtloosheid. Het perceel is veel te groot. Het ziet er niet uit als iets wat je ‘tuin’ zou kunnen noemen. Bij ‘tuin’ denkt Dora aan een gazon waarop een blokkendoosvormig huis staat, zoals in de buitenwijk van Münster waar Dora is opgegroeid. Of aan een daktuin op een Hamburgse loft, zoals de baas van haar eerste grote reclamebureau er een had aangelegd. Of aan een minibloemenweitje in een boomspiegel in Berlijn-Kreuzberg, waar Dora op het laatst woonde.
Wat ze nu om zich heen ziet is geen tuin. Het is ook geen park of akker. Het lijkt nog het meest op een ‘perceel’. Zo staat het in het kadaster. Uit het kadaster weet Dora dat er vierduizend vierkante meter bij het huis horen. Ze had er alleen niet bij stilgestaan wat vierduizend vierkante meter zijn. Een half voetbalveld met daarop een oud huis. Een verwilderd stuk braakgrond, geplet en verbleekt door een winter die er helemaal niet is geweest. Een botanisch drama, dat Dora met haar inspanningen moet omtoveren in een romantische landschapstuin. Met moestuin.
Dat is het plan. Als Dora binnen een straal van zeventig kilometer dan al niemand kent en ook nog geen meubels heeft, wil ze op z’n minst haar eigen groente verbouwen. Omdat tomaten, wortelen en aardappelen haar dagelijks zouden vertellen dat ze alles goed heeft gedaan. Dat de plotselinge aankoop van een oud rentmeestershuis, dat eerst nog opgeknapt moet worden en ver buiten de ‘spekgordel’ ligt, geen neurotische bevlieging was, maar de logische volgende stap op de routekaart van haar levensloop. Als ze een landschapstuin heeft zullen vrienden uit Berlijn in het weekend op bezoek komen, op oude stoelen in het hoge gras zitten en verzuchten: ‘Wat heb je het toch mooi hier.’ Als ze voor die tijd tenminste kan bedenken wie haar vrienden zijn. En als je ooit weer bij elkaar op bezoek mag komen.
Dat Dora geen flauw benul heeft van tuinieren vormt geen belemmering. Waar heb je anders YouTube voor? Gelukkig is ze niet zo iemand die denkt dat je werktuigbouwkunde gestudeerd moet hebben om de meterstand te kunnen opnemen. Zoals Robert, met zijn eeuwige beren op de weg en zijn perfectionisme. En zijn enthousiasme voor de lockdown. Robert, die vijf jaar van hun leven samen gewoon weggooit. Omdat hij verliefd is op de Apocalyps. De Apocalyps is een concurrente waar Dora niet tegenop kan. De Apocalyps vraagt om volgzaamheid tot aan de toppen van collectieve lotsaanvaarding. Dora is niet goed in volgen. Waarom ze uiteindelijk weg moest en dat dat niks met de lockdown te maken had, had Robert niet begrepen. Toen ze haar spullen de trap af sjouwde keek hij haar aan alsof ze haar verstand had verloren.
Niet nadenken. Doorgaan. Op internet heeft ze gelezen dat de planttijd in april begint, door de zachte winter dit jaar zelfs nog eerder. Het is nu midden april, dus moet ze haast maken met omspitten. Twee weken geleden, toen ze net was verhuisd, begon het opeens te sneeuwen. De eerste en enige keer dit jaar. Opeens kwamen er grote vlokken uit de hemel zweven; ze zagen eruit als iets kunstmatigs, een special effect van de natuur. Het perceel was onder een dunne witte deken verdwenen. Eindelijk schoon, eindelijk stil. Dora ervoer een moment van grote kalmte. Zonder sneeuw spreekt het perceel aan één stuk door over verwoesting en verwaarlozing. Een aanhoudend appel om alles op orde te krijgen, en snel een beetje.
Dora is eigenlijk geen typische stadsvluchteling. Ze is hier niet naartoe gekomen om te onthaasten met behulp van biologische tomaten. Natuurlijk is het leven in de stad vaak stressvol. Overvolle trams, en al die idioten op straat. Dan nog deadlines, vergaderingen, de hoge tijdsdruk en concurrentie op het werk. Maar dat is iets waar je ook van kunt houden, en de stress in de stad is tenminste nog enigszins goed georganiseerd. Hier, op het platteland, heerst anarchie der dingen. Dora is omringd door spullen die doen waar ze zin in hebben. Voorwerpen die gerepareerd moeten worden, het maar half doen, smerig of verwaarloosd zijn, total loss of niet eens aanwezig, terwijl je ze dringend nodig hebt. In de stad zijn de dingen nog enigszins onder controle. Steden zijn de commandocentra voor de materiële wereld. Voor elk voorwerp heb je daar op z’n minst één persoon die verantwoordelijk is. Er zijn plekken waar je spullen kunt krijgen en waar je ze naartoe kunt brengen als je ze niet meer nodig hebt. Maar op dit perceel is Dora als enige verantwoordelijk, naast een heerszuchtige natuur, die alles overwoekert wat ze in haar rankvormige tengels krijgt.
Een paar merels komen aangevlogen om in de omgespitte aarde naar regenwurmen te zoeken. Een van de zwarte vogels gaat zelfs op de steel van de spade zitten – een schaamteloosheid die Dora’s teefje Jochie-Roggie haar kopje doet optillen. Eigenlijk ligt Jochie- Roggie net in het lentezonnetje bij te komen van weer een nacht op het koude platteland, maar nu moet ze opstaan, met de waardigheid van een grotestadsdier dat het de gevederde boerenpummels weleens even zal vertellen. Daarna keert ze terug naar haar warme plekje in de zon, laat zich op haar buik zakken en spreidt haar achterpoten, wat haar lijf de driehoekige rogvorm geeft waar Jochie haar naam aan te danken heeft.
Soms blijft Dora’s verstand haken aan zinnen die ze ergens heeft gelezen, beter gezegd: de zinnen blijven aan haar haken, en haar geest tast ze af als een korstje dat je niet afgepulkt krijgt. Zo’n korstje is de tweede hoofdwet van de thermodynamica, die uitdrukt dat wanorde altijd haar hoogst mogelijke waarde nastreeft als je er niet enorm veel energie in steekt om weer orde te scheppen. Entropie. Daar moet Dora aan denken als ze om zich heen kijkt – niet alleen op haar perceel, maar in het hele dorp, in de hele regio. Afbrokkelende wegen, half ingestorte schuren en stallen, met klimop overwoekerde voormalige cafés. Schroothopen op braakliggende veldjes, opengebarsten vuilniszakken in het bos. De tuinen met hun schuttingen en pas geverfde huizen zijn eilanden waarop de mensen tegen de entropie strijden. Alsof de kracht van elk individu slechts toereikend is voor een paar vierkante meter wereld. Dora heeft nog geen eiland. Ze staat in zekere zin op een vlot, bewapend met roestig gereedschap dat ze in het schuurtje heeft gevonden, en zet zich schrap tegen de thermodynamica.

[...]

 

© 2021 by Luchterhand Verlag, a division of Penguin Random House Verlagsgruppe GmbH, München, Germany
© 2021 Nederlandse vertaling Ambo|Anthos uitgevers, Amsterdam en Annemarie Vlaming

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum