Leesfragment: Over liefde

18 februari 2022 , door Anna Brüggemann
|

22 februari verschijnt Anna Brüggemanns roman Over liefde (Trennungsroman), vertaald door Lucie Schaap. Wij publiceren voor.

Een intiem en herkenbaar verhaal over twee mensen die het einde van hun liefdesrelatie zien naderen – ontroerend, grappig en scherp

Thomas en Eva zijn beiden begin dertig, al acht jaar samen. Eva heeft een tijdje in het buitenland gewerkt. Wat gaan de twee doen nu zij weer terugkomt? Trouwen, gezin stichten – zou best kunnen eigenlijk. Thomas weet het ineens niet meer zeker. Hij weet wel dat Eva niet alleen ontzettend leuk is maar ook heel erg slim en lief. Is het wel zo erg dat er minder seksuele aantrekkingskracht tussen hen is? Eva kan het gedrag van Thomas niet peilen en probeert op alle mogelijke manieren de relatie te redden. Thomas geeft het ook niet op – zo komen de twee in een rare spiraal terecht die uiteindelijk naar het einde van hun liefde leidt.

In eenendertig hoofdstukken en eenendertig dagen wordt op trefzekere en droefgeestige wijze een liefdesrelatie ontrafeld.

 

Nog 32 dagen

Thomas staat op het vliegveld te wachten. Hij heeft zijn haar niet gekamd en ook geen schoon T-shirt aangetrokken.
Hij is het huis uit gerend, heeft een taxi aangehouden, overhandigde de chauffeur bij de luchthaven het ongehoorde bedrag van vijfenveertig euro, is haastig naar de gate gelopen en torent daar nu met zijn handen in zijn zakken boven vrijwel alle andere wachtenden uit. Inmiddels staat hij zo al minstens twintig minuten te kijken naar de pas gelande passagiers. Eva zit er niet bij. Het is altijd hetzelfde liedje. Je haast je als een idioot en dan sta je maar te wachten.
Thomas weet hoe belangrijk Eva het vindt dat hij haar komt afhalen. En omdat hij geen flauw idee heeft wat hijzelf op dit moment belangrijk vindt, geeft hij gehoor aan haar wens. Na bijna twee jaar relatie op afstand zullen ze elkaar vanaf vandaag weliswaar elke dag weer zien, maar natuurlijk is het gewoon fijn als iemand je van het vliegveld komt halen.
Hij denkt terug aan de afgelopen uren. Misschien lukt het hem zijn gedachten enigszins op een rijtje te krijgen voordat hij Eva weer ziet.
Zes uur geleden had hij nog dienst, liep hij een laatste ronde over de afdeling om daarna het verslag voor de nacht te schrijven, de overdracht te doen en naar huis te gaan.
Mevrouw Brake op kamer vier lag onrustig te slapen, haar drainagezak was vol, ze had kennelijk een nabloeding gehad. Thomas verwisselde hoofdschuddend de zak en liep naar Brigitte, de verpleegkundige, die weggedommeld was.
‘De drainagezak van mevrouw Brake zat vol.’
‘Ja, en?’
‘Jij had die moeten verschonen Dat is jouw taak.’
‘Ik moest ook andere dingen doen.’
‘Als er een nabloeding optreedt, moeten we dat weten.’
‘Dat weet ik, dokter Wiedhoff, ik werk hier tenslotte langer dan vandaag.’
‘Als jij hier lag, zou je ook willen dat je goed verzorgd werd.’
‘Ik doe wat ik kan.’
Thomas vervolgde zijn ronde. Hij voelde dat zijn nek verstrakte en beende stijf de gang door. Hij haatte dit soort woordenwisselingen, haatte ze hartgrondig. Hij opende de deur naar kamer negen, daar lag meneer Bertram, alleen.
‘Goedemorgen, dokter Wiedhoff.’ Meneer Bertram was al wakker. Hij kwam niet overeind, maar zijn lichte ogen begroetten Thomas.
‘Goedemorgen en goedenacht, mijn dienst zit er bijna op, ik ga dadelijk slapen.’
Thomas mag meneer Bertram graag. Nu hij hier op het vliegveld aan hem denkt, glijdt er weer een glimlach over zijn gezicht. Meneer Bertram is vriendelijk, beschaafd en beleefd en hoewel hun contact zich beperkt tot korte gesprekjes, is er over en weer sprake van welwillend begrip. Meneer Bertram heeft zich niet lijdzaam overgegeven aan zijn ziekte, hij ligt nooit somber voor zich uit te staren en zich af te vragen hoe dit allemaal heeft kunnen gebeuren, dit lichaam, dit leven. Hij is er gewoon. Doodziek, blijmoedig.
‘En, wat is er vannacht allemaal gebeurd?’ vroeg meneer Bertram.
‘Niet veel, gelukkig.’ Thomas zweeg even. ‘Maar vandaag komt mijn vriendin thuis, het is daarom een bijzondere dag.’
‘Uw vriendin, wat fijn. Waar is ze geweest?’
‘Ze heeft twee jaar in Parijs gewoond. We hebben elkaar natuurlijk wel vaak gezien, om de twee weken. Maar nu komt ze definitief thuis.’
‘Met de trein of met het vliegtuig, moet je bij uw generatie dan vragen.’ Meneer Bertram sloot zijn ogen even, maar luisterde nog wel.
‘Ze wilde de nachttrein nemen, maar de Franse spoorwegen staken. Nu gaat ze vliegen. Dat had ze liever niet gedaan. Mijn vriendin is heel precies in die dingen, heel bewust.’
‘Hoe heet ze?’
‘Eva.’
‘Weet u, het is vreemd. Mijn ene zoon woont in Tokio, hij is architect en heeft twee kinderen. De andere woont nog steeds in Steglitz en werkt bij een computerbedrijf. We weten eigenlijk niet precies wat hij doet. Eens in de twee weken komt hij bij ons op bezoek. Hij is altijd alleen. Ik weet niet wat we bij hem fout gedaan hebben.’
‘Misschien wel niets. Misschien is hij gewoon zo.’
‘Volgens mij is mijn vrouw jarenlang teleurgesteld geweest in mij,’ praatte meneer Bertram al verder. ‘Misschien heeft mijn zoon daar een tik van meegekregen. Ze had zich ons huwelijk mooier voorgesteld. Bloemen, romantiek, eindelijk dat gevoel dat alles goed is. Maar zo was het niet. Alles was gewoon normaal. Maar weet u, als het leven zijn normale gangetje gaat, dan bof je. Meer kun je er niet van verwachten. Ik wilde nooit meer dan een rustig normaal leven. En daarom heb ik zelden het onderste uit de kan gehaald. Op het werk niet en in de liefde evenmin… Ik was trouwens ook arts.’
‘Dat weet ik, het staat in uw dossier.’
‘Kno-arts. Wat je daar niet allemaal te zien krijgt. Maar dat hebt u natuurlijk ook. Geneeskunde is soms behoorlijk gruwelijk.’
‘Hebt u ergens pijn, meneer Bertram? Kan ik nog iets voor u doen voordat ik naar huis ga?’
Meneer Bertram keek Thomas recht aan. In zijn ogen stond een lachje.
‘Klets ik te veel?’
Thomas schudde zijn hoofd, wat hem betrof mocht meneer Bertram nog veel meer kletsen, hij luisterde graag naar hem.
‘Verklap me alleen dit nog: koopt u straks bloemen voor uw vriendin als ze thuiskomt?’ Thomas trok lachend zijn wenkbrauwen op. Dat soort dingen deed hij niet, nooit. Bloemen, liefdesbrieven, het voelde voor hem altijd als een flauw, overdreven statement.
‘Dat weet ik nog niet. Waarschijnlijk niet.’
‘U zou het moeten doen. En dan vertelt u mij later of ze er blij mee was.’
‘Dag, meneer Bertram, tot morgenochtend, dan ben ik er weer.’
‘Dag, dokter Wiedhoff, tot ziens.’
Meneer Bertram keek Thomas na tot hij zacht de deur achter zich had dichtgetrokken. Echt een aardige man. Een voorkomende man. Niet zo’n competitieve kerel als dokter Peiffer, Thomas’ chef de clinique, die hem nu op de gang tegemoet kwam lopen.
‘Goedemorgen collega, alles goed?’
‘Ja.’
‘Mooi zo, dan nu naar huis en slapen!’ Een iets te luid lachje, een hoofdknikje.
Thomas fietste naar huis en sprong meteen onder de douche, de laatste keer douchen voordat Eva er weer was. De laatste keer slapen voordat ze er weer was. Niet vergeten de wekker te zetten.
‘Als ik één wens heb,’ had Eva tijdens hun laatste telefoongesprek gezegd, ‘dan zou ik willen dat je me afhaalt. Het is misschien een beetje ouderwets en afgezaagd, maar ergens ook echt romantisch.’

Bij het woord ‘romantiek’ krijgt Thomas het snel benauwd. Er zijn geen eenduidige aanwijzingen hoe je je gevoelens hoort te uiten, voordat je het weet ga je de mist in. Thomas kijkt weer rond in de menigte. Nog steeds geen Eva. Hij bestudeert het bord met aankomsttijden. De vlucht uit Parijs is geland. Hij strekt zijn nek en bekijkt de mensen aandachtiger. God, wat is hij moe.

[…]

 

© 2021 by Ullstein Buchverlage GmbH, Berlin © 2022 Lucie Schaap en Meulenhoff Boekerij bv, Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum